hv1 hoofdstuk 9





Zinsontleding






Nederlands
1 / 51
volgende
Slide 1: Tekstslide
NederlandsMiddelbare schoolvmbo k, g, t, mavo, havoLeerjaar 1,2

In deze les zitten 51 slides, met interactieve quizzen, tekstslides en 5 videos.

time-iconLesduur is: 60 min

Onderdelen in deze les





Zinsontleding






Nederlands

Slide 1 - Tekstslide

Slide 2 - Video

Lesdoel en opdrachten
Les 1: Je kunt de tijd benoemen van een zin.
          9.1; opdr 1

Les 2: Je kunt het lijdend voorwerp benoemen.
        9.1; opdr 3, 4, 5

Les 3: Je kunt het meewerkend voorwerp benoemen
         9.1; opdr 6, 7, 8

Slide 3 - Tekstslide

Persoonsvorm

Slide 4 - Tekstslide

Slide 5 - Video

Werkwoordelijk gezegde

Slide 6 - Tekstslide

Slide 7 - Video

Werkwoordelijk gezegde
  • Alle werkwoorden uit de zin
  • Dus: persoonsvorm + andere werkwoorden uit de zin

Slide 8 - Tekstslide

Geef wwg van de volgende zinnen.
Vertel in welke tijd de zin staat
ott   ovt  vtt  vvt

Slide 9 - Tekstslide

Sam is vandaag tot 14:05 naar school geweest.

Slide 10 - Open vraag

Waarom wandelt Elise de avondvierdaagse?

Slide 11 - Open vraag

In zijn jas had Job een scheur gekregen.

Slide 12 - Open vraag

Soms rijdt mijn broertje door een rood verkeerslicht.

Slide 13 - Open vraag

Goedemorgen
Leg je werkboek en pen op tafel klaar.
We beginnen met een korte herhaling.

Slide 14 - Tekstslide

Welke tijd?
De leerlingen maken de opdracht.
A
ott
B
ovt
C
vtt
D
vvt

Slide 15 - Quizvraag

Welke tijd?
De leerlingen hebben de opdracht gemaakt.
A
ott
B
ovt
C
vtt
D
vvt

Slide 16 - Quizvraag

Welke tijd?
De leerlingen hadden de opdracht gemaakt.
A
ott
B
ovt
C
vtt
D
vvt

Slide 17 - Quizvraag

Welke tijd?
Mijn zus was uitgenodigd door haar buurvrouw.
A
ott
B
ovt
C
vtt
D
vvt

Slide 18 - Quizvraag

Welke tijd?
Het bekertje lekte in haar tas.
A
ott
B
ovt
C
vtt
D
vvt

Slide 19 - Quizvraag

Welke tijd?
Heb jij dit al eerder meegemaakt?
A
ott
B
ovt
C
vtt
D
vvt

Slide 20 - Quizvraag

Onderwerp

Slide 21 - Tekstslide

Onderwerp
  1. Zoek de persoonsvorm
  2. Vraag: wie of wat + persoonsvorm
  3. Het antwoord op die vraag is het onderwerp

Slide 22 - Tekstslide

Wat is het onderwerp van de zin?
De jongens lachen zich een deuk!
A
lachen
B
de jongens
C
zich
D
een deuk

Slide 23 - Quizvraag

Wat is het onderwerp van de zin?
In de stad lopen veel toeristen.
A
lopen
B
in de stad
C
veel toeristen
D
toeristen

Slide 24 - Quizvraag

Wat is het onderwerp?
Elke vrijdag speelt het elftal een wedstrijd?
A
elke vrijdag
B
speelt
C
het elftal
D
een wedstrijd

Slide 25 - Quizvraag

Lijdend voorwerp

Slide 26 - Tekstslide

Zinsdelen

Een zinsdeel kan een woord, maar ook een groepje woorden zijn .

Ieder 'stukje' van de zin dat je voor de PV kunt plaatsen is een apart zinsdeel.

Slide 27 - Tekstslide

Voorbeeld
Vorig jaar | heb | ik voor mijn vrienden een damtoernooi | georganiseerd. |

Ik | heb | vorig jaar voor mijn vrienden een damtoernooi | georganiseerd. |

Voor mijn vrienden | heb | ik vorig jaar een damtoernooi | georganiseerd. |

Een damtoernooi | heb | ik vorig jaar voor mijn vrienden | georganiseerd. |

Slide 28 - Tekstslide

Even opfrissen
- Persoonsvorm (PV): 
tijdproef

- Werkwoordelijk gezegd (WWG): 
PV + alle werkwoorden in de zin

- Onderwerp (OND): 
vraag WIE of WAT + wwg

Slide 29 - Tekstslide

Wat is het lijdend voorwerp? (lv)
Elke vrijdag speelt het elftal een wedstrijd?
A
elke vrijdag
B
speelt
C
het elftal
D
een wedstrijd

Slide 30 - Quizvraag

Slide 31 - Video

Wat is de handeling?

Wie voert de handeling uit?

Wat/wie is nodig bij de handeling?




Maak een zo kort mogelijke zin bij het plaatje.

Slide 32 - Tekstslide

Wat is de handeling?

Wie voert de handeling uit?

Wat/wie is nodig bij de handeling?




Maak een zo kort mogelijke zin bij het plaatje.

Slide 33 - Tekstslide

Lijdend voorwerp
Je moet twee dingen weten:
  • Wie/wat doet er iets? (onderwerp)
  • Wat doet diegene?
(pv + werkwoordelijk gezegde)


Wie/wat + onderwerp + gezegde?

Slide 34 - Tekstslide

even oefenen...
De jongens gooiden sneeuwballen op het schoolplein.

Razend gooide de leraar een krijtje door het lokaal.

Peter heeft gisteren zijn scooterrijbewijs gehaald.

Slide 35 - Tekstslide

Wat is het lijdend voorwerp?
'De jongens gooiden sneeuwballen op het schoolplein.'

A
De jongens
B
sneeuwballen
C
het schoolplein
D
Er is geen lijdend voorwerp

Slide 36 - Quizvraag

Wat is het lijdend voorwerp?
'Razend gooide de leraar een krijtje door het lokaal.'

A
Razend
B
de leraar
C
een krijtje
D
het lokaal

Slide 37 - Quizvraag

Wat is het lijdend voorwerp?
'Peter heeft gisteren zijn scooterrijbewijs gehaald.'
A
Peter
B
gisteren
C
zijn scooterrijbewijs
D
Er is geen lijdend voorwerp

Slide 38 - Quizvraag

Meewerkend voorwerp

Slide 39 - Tekstslide

Even opfrissen
- Persoonsvorm (PV): 
tijdproef

- Werkwoordelijk gezegd (WWG): 
PV + alle werkwoorden in de zin

- Onderwerp (OND): 
vraag WIE of WAT + wwg

Slide 40 - Tekstslide

Zinsdelen
  • Persoonsvorm
  • Werkwoordelijk gezegde
  • Onderwerp
  • Lijdend voorwerp
  • Meewerkend voorwerp


Slide 41 - Tekstslide

Slide 42 - Video

Meewerkend voorwerp

Aan wie of voor wie + gezegde + onderwerp en lijdend voorwerp

Slide 43 - Tekstslide

Wat is het meewerkend voorwerp?
'De jongen schrijft een liefdesbrief aan zijn vriendin.'
A
De jongen
B
een liefdesbrief
C
aan zijn vriendin
D
Er is geen meewerkend voorwerp

Slide 44 - Quizvraag

Wat is het meewerkend voorwerp?
'Mijn oma appt mij het recept.'
A
Mijn oma
B
mij
C
het recept
D
Er is geen meewerkend voorwerp

Slide 45 - Quizvraag

Wat is het mv?
Ik vroeg haar of ze nog op vakantie ging.
A
Ik
B
op vakantie
C
haar
D
geen mv

Slide 46 - Quizvraag

Wat is het mv?
Hij laat al zijn geld na aan goede doelen.
A
Hij
B
geld
C
laat
D
aan goede doelen

Slide 47 - Quizvraag

Wat is het mv?
Mijn vriend geeft de poes en de hond hun eten.
A
Mijn vriend
B
geeft
C
de poes en de hond
D
hun eten

Slide 48 - Quizvraag

Wat is het mv?
De leerlingen pakken een Mars uit hun tas.
A
De leerlingen
B
pakken
C
geen mv
D
een Mars

Slide 49 - Quizvraag

Wat is het mv?
Heb jij ook een kaartje voor de bioscoop gekocht?
A
Heb
B
geen mv
C
gekocht
D
een kaartje

Slide 50 - Quizvraag





Zinsontleden
Oefenenzinnen

Slide 51 - Tekstslide