TH6 BS 1 en 2

TH6 BS 1 en 2
Je kunt een voedselketen op de correcte manier maken

Je beschrijft het belang van fotosynthese en kan de formule uitschrijven

Je beschrijft het belang van verbranding en kan de formule uitschrijven

Je kunt de piramide van aantallen/biomassa maken en herkennen

Je kunt noteren op welke 2 manieren energie verloren gaat in een voedselketen
1 / 53
volgende
Slide 1: Tekstslide
BiologieMiddelbare schoolmavoLeerjaar 3

In deze les zitten 53 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 40 min

Onderdelen in deze les

TH6 BS 1 en 2
Je kunt een voedselketen op de correcte manier maken

Je beschrijft het belang van fotosynthese en kan de formule uitschrijven

Je beschrijft het belang van verbranding en kan de formule uitschrijven

Je kunt de piramide van aantallen/biomassa maken en herkennen

Je kunt noteren op welke 2 manieren energie verloren gaat in een voedselketen

Slide 1 - Tekstslide

Voedselketens
Voedselketen = een schema waarin staat wie wat eet

Regels bij voedselketens:
  1. Je begint altijd bij organismen die hun eigen energie maken (vaak zijn dit planten)
  2. Pijlen betekenen 'wordt gegeten door'

Slide 2 - Tekstslide

Voedselketen







Voedselketen
Elk organisme in een voedselketen noemen we een schakel

Slide 3 - Tekstslide

voedselketen 
schakel = deel van een voedselketen.

De eerste schakel van een voedselketen is altijd een plant.
De tweede schakel is altijd een planteneter. 

Slide 4 - Tekstslide

Voedselketen 
Schakel = deel van een voedselketen.

De eerste schakel van een voedselketen is altijd een plant.
De tweede schakel is altijd een planteneter. 

Slide 5 - Tekstslide

Voedselketen
Begint ALTIJD met een Producent -> Plant.

Daarna komen consumenten. 

Tussen de voedselketens staan altijd een pijltje.
Elke soort is een schakel in de voedselketen.

plant -> planteneter -> vleeseter/alleseter

Slide 6 - Tekstslide

Voedselweb
De werkelijkheid is altijd ingewikkelder dan een voedselketen
  • meerdere voedselketens lopen door elkaar

Al deze voedselketen bij elkaar noem je een voedselweb

Slide 7 - Tekstslide

Voedselweb
In een voedselweb staat
een aantal verschillende voedselketens.

Een voedselketen begint altijd met een plant.

Een web kan met meerdere planten beginnen

Slide 8 - Tekstslide

Wat is de juiste voedselketen?
A
Mens --> Koe --> Gras
B
Mens - Koe - Gras
C
Gras - Koe - Mens
D
Gras --> Koe --> Mens

Slide 9 - Quizvraag

Wat is een voedselketen?
A
Laat precies zien welke dieren er worden opgegeten in de natuur.
B
De volgorde waarin dieren en planten gegeten worden.
C
De volgorde waarin dieren gegeten worden.
D
Laat precies zien welke planten er worden opgegeten.

Slide 10 - Quizvraag

Voedselweb of voedselketen?
A
Voedselweb
B
Voedselketen

Slide 11 - Quizvraag

Fotosynthese
Bladgroenkorrels --> fotosynthese

Nodig voor fotosynthese:
  1. Koolstofdioxide
  2. Water
  3. Zonlicht
Producten van fotosynthese:
  1. Glucose
  2. Zuurstof

Slide 12 - Tekstslide

Fotosynthese is..
A
Water + koolstofdioxide + licht = glucose + zuurstof
B
C
Glucose + zuurstof = koolstofdioxide + water + warmte
D
Water + glucose + licht = fotosynthese

Slide 13 - Quizvraag

Verbranding bij organismen
Ieder levend wezen doet altijd aan verbranding!
Verbranding is niet altijd even hoog; als je beweegt verbrand je meer/sneller
Elke cel doet aan verbranding

Slide 14 - Tekstslide

Je lichaam maakt energie met de verbranding in cellen. Wat is verbranding?
A
zuurstof + koolstofdioxide --> energie + glucose
B
glucose + zuurstof --> energie + koolstofdioxide + water
C
water + glucose --> energie + zuurstof + koolstofdioxide

Slide 15 - Quizvraag

Producenten
Producent:
Een plant is een producent, omdat het zelf zijn voedsel kan maken ( fotosynthese) . 




Slide 16 - Tekstslide

Consumenten
Consument:
Een dier is een consument, het eet andere dieren of planten om energie te krijgen
Het consumeert (=gebruiken)

Slide 17 - Tekstslide

Consumenten
Producent
Consument 1e orde
Consument 2e orde
Consument 3e orde

Slide 18 - Tekstslide

Dieren zijn altijd consumenten





             
        producenten    -->    consumenten    --> consumenten

Slide 19 - Tekstslide

reducenten 
  • reducenten


Stoffen van planten komen via dieren, afvaleters en reducenten uiteindelijk weer bij planten terecht.

Slide 20 - Tekstslide

Een voedselketen begint altijd met een...
A
Reducent
B
Consument
C
Planticent
D
Producent

Slide 21 - Quizvraag

Wie hoort er bij de consumenten?
A
Planteneters
B
Vleeseters
C
Alleseters
D
Alle eerder genoemde antwoorden zijn juist.

Slide 22 - Quizvraag

De vlierbes is een ...
A
Consument
B
Producent
C
Reducent
D
Planteneter

Slide 23 - Quizvraag

Het konijn is consument van de ...?
A
1e orde
B
1e, 2e en 3e orde
C
3e en 5e orde
D
6e orde

Slide 24 - Quizvraag

Bacteriën zijn:....
A
reducenten
B
afvaleters
C
Ze eten niks

Slide 25 - Quizvraag

Piramide van aantallen
  • Een piramide van aantallen geeft aan hoeveel individuen van een soort er in een voedselketen zijn. 

  • Een piramide van aantallen heeft
    niet altijd een piramidevorm.

Slide 26 - Tekstslide

Piramide van aantallen
Piramide van aantallen
1 boom
10.000
grasjes

Slide 27 - Tekstslide

Piramiden van Biomassa
Een piramide van biomassa heeft altijd de vorm van een piramide

Slide 28 - Tekstslide

Piramide van biomassa
piramide van biomassa

Slide 29 - Tekstslide

Energie in de voedselketen
De energie van de zon die via de producenten in de voedselketen komt, gaat niet allemaal naar de volgende schakel in de voedselketen. Een deel verdwijnt door verbranding en een deel wordt afgebroken door reducenten. Voor elke volgende schakel in de voedselketen blijft dus minder energie over. 

Slide 30 - Tekstslide

Bekijk de afbeelding hiernaast.
Hoe noem je de piramide die je hier ziet?

A
Piramide van aantallen
B
Piramide van biomassa

Slide 31 - Quizvraag

In het bos zijn 100000 eikels, 4 boommarters en 1000 muizen.
Welke piramide hoort bij deze gegevens

A
Piramide van aantallen
B
Piramide van biomassa

Slide 32 - Quizvraag

In een voedselketen verdwijnt energie door :
A
Verbranding en uitpoepen onverteerbare stoffen
B
Fotosynthese en uitpoepen onverteerbare stoffen

Slide 33 - Quizvraag

Controle vragen

Even oefenen wat je nog weet toch :)

Slide 34 - Tekstslide


Een juiste voedselketen is:
A
konijn-> havik-> vos
B
gras <- konijn <- vos
C
gras -> konijn -> havik -> vos
D
vos -> havik -> konijn ->gras

Slide 35 - Quizvraag

Je ziet hier een voedselketen.
Is deze voedselketen juist weergegeven?
A
Ja
B
Nee

Slide 36 - Quizvraag

Deze voedselketen bestaat uit..........
schakels
A
3
B
4

Slide 37 - Quizvraag

Voedselketen; Als de sperwer aan het eind van een voedselketen staat, wat staat er dan aan het begin?
A
de paddenstoel
B
de tor
C
de beukenboom
D
de bosmuis

Slide 38 - Quizvraag

In de voedselketen is aangegeven wie door wie opgegeten wordt. Wie staat er aan het eind van de voedselketen?
A
algen
B
kikker
C
vis
D
reiger

Slide 39 - Quizvraag

Een aantal voedselketens die met elkaar verbonden zijn, noem je:
A
voedselweb
B
schakels
C
piramide van aantallen

Slide 40 - Quizvraag

Op welk plaatje zie je een voedselweb?
A
B
C
D
Geen van de plaatjes

Slide 41 - Quizvraag

De slang is consument van de ...?
A
1e orde
B
1e, 2e en 3e orde
C
3e en 5e orde
D
6e orde

Slide 42 - Quizvraag

Bij welke piramide is de volgende schakel (naar boven) altijd kleiner?
A
Piramide van aantallen
B
Piramide van biomassa
C
Een bevolkingspiramide
D
Bij een piramide van een voedselketen

Slide 43 - Quizvraag

Wie is of zijn hier de
consument(en)
A
radijs
B
radijs en konijn
C
konijn
D
konijn en uil

Slide 44 - Quizvraag

Welke piramide heeft niet altijd een piramidevorm?
A
Piramide van aantallen
B
Piramide van biomassa
C
Beide piramides
D
Geen van beide piramides

Slide 45 - Quizvraag

Producent, Consument of Reducent?
A
Producent
B
Consument
C
Reducent

Slide 46 - Quizvraag

In een voedselpiramide van biomassa is er energieverlies door ....
A
verbranding en voeding
B
fotosynthese en voeding
C
verbranding en onverteerbare stoffen
D
Fotosynthese en onverteerbare stoffen

Slide 47 - Quizvraag

Producent, Consument of Reducent?
A
Producent
B
Consument
C
Reducent

Slide 48 - Quizvraag

Producent, Consument of Reducent?
A
Producent
B
Consument
C
Reducent

Slide 49 - Quizvraag

wie is hier
geen
consument?

A
sla
B
slak
C
merel
D
poes

Slide 50 - Quizvraag

Op de bladeren van 1 roos leven 100 bladluizen. Van deze bladluizen leven 10 lieveheersbeestjes.
Hoe ziet de piramide van aantallen eruit?
A
B
C
D

Slide 51 - Quizvraag

Hoe noemen we de afbeelding hiernaast?
A
Piramide van aantallen
B
Voedselketen
C
Piramide van biomassa
D
Voedselkringloop

Slide 52 - Quizvraag

Een voedselketen eindigt altijd met een consument
A
juist
B
onjuist

Slide 53 - Quizvraag