5V H14 paragraaf 4

Het netvlies en de hersenen
5 vwo
Hoofdstuk 14
Paragraaf 4
1 / 63
volgende
Slide 1: Tekstslide
BiologieMiddelbare schoolvwoLeerjaar 5

In deze les zitten 63 slides, met interactieve quizzen, tekstslides en 6 videos.

time-iconLesduur is: 45 min

Onderdelen in deze les

Het netvlies en de hersenen
5 vwo
Hoofdstuk 14
Paragraaf 4

Slide 1 - Tekstslide

Vandaag
Leerdoelen
  • Je kunt de bouw en de werking van de twee typen lichtreceptoren, staafjes en kegeltjes, in het netvlies beschrijven
  • Je kunt de opbouw van het netvlies beschrijven en het belang van de gele vlek aangeven
  • Je kunt verklaren hoe kleurwaarneming tot stand komt via schakelingen naar ganglioncellen in het netvlies

Programma
  1. 7 vragen gezichtszintuig
  2. Uitleg: opbouw en werking van het netvlies
  3. Zelf werken

Slide 2 - Tekstslide

Een dokter schijnt na een ongeluk met een zaklamp op de ogen van de patiënt om een pupilreflex te veroorzaken. Wat controleert hij daarmee NIET?
A
schade in het animale zenuwstelsel
B
schade in het autonome zenuwstelsel
C
schade in het perifere zenuwstelsel
D
schade in het centrale zenuwstelsel

Slide 3 - Quizvraag

Als binnenshuis een foto gemaakt wordt met gebruik van een flitser, hebben de mensen op de afdruk vaak rode ogen. Het rood van de ogen op de foto is het gevolg van de terugkaatsing van het flitslicht tegen de binnenkant van de oogbollen. Zie afbeelding.

Door welk van de aangegeven delen wordt de rode kleur van het weerkaatste licht veroorzaakt?
A
door de bloedvaten tegen het netvlies
B
door de iris
C
door de pigmentlaag
D
door het hoornvlies

Slide 4 - Quizvraag

Iemand wordt 's morgens vroeg wakker in zijn donkere slaapkamer. Hij doet het licht aan, terwijl hij nog slaperig voor zich uit staart. Over de veranderingen in de pupillen van zijn ogen in deze situatie worden vier beweringen gedaan.
1. De kringspieren in de irissen van zijn ogen trekken samen.
2. De kringspieren in de straalvormige lichamen van zijn ogen ontspannen.
3. De straalsgewijs verlopende spieren in de irissen van zijn ogen trekken samen.
4. De straalsgewijs verlopende spieren in de straalvormige lichamen van zijn ogen trekken samen.
Welke bewering is juist?
A
bewering 1
B
bewering 2
C
bewering 3
D
bewering 4

Slide 5 - Quizvraag

Wat kost meer energie voor je ogen: gamen of in de verte staren? En waarom?
A
Gamen, omdat het straalvormig lichaam ontspannen is
B
Gamen, omdat het straalvormig lichaam samengetrokken is
C
In de verte staren, omdat het straalvormig lichaam ontspannen is
D
In de verte staren, omdat het straalvormig lichaam samengetrokken is

Slide 6 - Quizvraag

Bij het laseren van de ogen wordt het hoornvlies is platter gemaakt. Helpt dit bij verziendheid of bijziendheid?
A
Alleen verziendheid
B
Alleen bijziendheid
C
Bij zowel verziendheid als bijziendheid

Slide 7 - Quizvraag

Door een erfelijke aandoening maken albino personen geen pigment. Pigment in de iris en in de laag pigmentcellen achter het netvlies ontbreken. Albino personen zien daardoor minder goed. Welke verklaring(en) is/zijn juist?
A
Doordat er geen pigment in de iris zit, prikkelt licht de zintuigcellen in het netvlies te sterk
B
Door het ontbreken van het pigment in de laag pigmentcellen achter het netvlies is de absorptie van invallend licht niet goed mogelijk, maar reflectie wel
C
Doordat er geen pigment is, gaan lichtstralen door het netvlies heen zonder zintuigcellen te prikkelen.

Slide 8 - Quizvraag

Met welke zintuigcellen op het netvlies zie je kleur en waar bevinden zich de meeste hiervan?
A
Staafjes - blinde vlek
B
Kegeltjes - blinde vlek
C
Staafjes - gele vlek
D
Kegeltjes - gele vlek

Slide 9 - Quizvraag

Slide 10 - Video

Het netvlies
Gele vlek: centrale deel netvlies met alleen kegeltjes.
Hiermee kun je het scherpst zien.
Blind vlek: plek waar de bloedvaten en axonen het oog verlaten. Met dit stuk netvlies kun je niet zien.

Slide 11 - Tekstslide

Bouw van het netvlies

Slide 12 - Tekstslide

Binas 27A4

Slide 13 - Tekstslide

Staafjes                            Kegeltjes
Lichtgevoeligheid hoog

Zwart/ wit

Meerdere staafjes per zenuwcel (wazig beeld)

Buiten gele vlek

Geven neurotransmitter af als er GEEN licht op valt

Lichtgevoeligheid laag

Kleuren (groen, blauw, rood)

Eén zenuwcel per kegeltje (scherp beeld)

Vooral in gele vlek

Geven neurotransmitter af als er GEEN licht op valt


Slide 14 - Tekstslide

Staafjes - rhodopsine                            
Rhodopsine valt uiteen in retinal en opsine als er licht op valt.
Signaalcascade  -> Na+ poorten sluiten -> 
hyperpolarisatie -> hoeveelheid neurotransmitter daalt.

Lage prikkeldrempel -> er is maar weinig licht nodig om 
rhodopsine uiteen te laten vallen. 

Na belichting wordt rhodopsine weer terug gevormd en kan het 
staafje weer opnieuw belicht worden.


Nachtblindheid: terug vorming rhodopsine is verstoord - duurt langer.

Slide 15 - Tekstslide

Staafjes - pixels                            
Veel staafjes geven samen informatie door
aan één oogzenuwcel = receptief veld.
Hierdoor wordt de zenuwcel snel geprikkeld, 
er hoeft maar één staafje de prikkeldrempel te
bereiken.
Je kunt alleen niet erg scherp zien -> laag
scheidend vermogen.

Slide 16 - Tekstslide

Kegeltjes - fotopsine
Fotopsine valt uiteen als er licht op valt. 
Signaalcascade (waterval) -> Na+ poorten sluiten -> 
hyperpolarisatie -> hoeveelheid neurotransmitter daalt.

Hoge prikkeldrempel -> er is veel licht nodig om fotopsine 
uiteen te laten vallen.

Drie verschillende vormen van fotopsine:
gevoelig voor blauw, groen of rood licht.

Slide 17 - Tekstslide

Binas 27A2

Slide 18 - Tekstslide

Kleurenblindheid

Slide 19 - Tekstslide

Kleurenblindheidsbril
Filtert de golflengtes waar de grootste overlap zit uit het spectrum.
Er daardoor meer onderscheid tussen rood en groen en de kegeltjes reageren hier daarom verschillend op -> meer kleuren.

Slide 20 - Tekstslide

Kegeltjes - pixels                            
Kegeltjes zitten maar met enkelen op één 
neuron geschakeld. 
Hierdoor kun je met je kegeltjes scherp zien.
Vooral in de gele vlek is de dichtheid kegeltjes
hoog -> hoog scheidend vermogen.

Slide 21 - Tekstslide

In de BINAS kan ik de bouw van het netvlies zien in tabel
A
87C2
B
87C3
C
87C2 en 87C3
D
87C4

Slide 22 - Quizvraag

Zelf werken
Lezen
H14.4 t/m 'kleuren zien' (blz. 213 t/m 215)
Maken
H14.4 opdr. 33 t/m 40

Kun je:
  • de bouw en de werking van de twee typen lichtreceptoren, staafjes en kegeltjes, in het netvlies beschrijven?
  • de opbouw van het netvlies beschrijven en het belang van de gele vlek aangeven?
  • verklaren hoe kleurwaarneming tot stand komt via schakelingen naar ganglioncellen in het netvlies?

Slide 23 - Tekstslide

Het netvlies en de hersenen
5 vwo
Hoofdstuk 14
Paragraaf 4

Slide 24 - Tekstslide

Vandaag
Leerdoelen
  • Je kunt de bouw en de werking van de twee typen lichtreceptoren, staafjes en kegeltjes, in het netvlies beschrijven
  • Je kunt de opbouw van het netvlies  beschrijven en het belang van de gele vlek aangeven
  • Je kunt verklaren hoe kleurwaarneming tot stand komt via schakelingen naar ganglioncellen in het netvlies

Programma
  1. Vragen gezichtszintuig
  2. Uitleg: gezichtsbedrog
  3. Zelf werken

Slide 25 - Tekstslide

In welke binas tabel vind je de locatie van de kegeltjes en staafjes op het netvlies?
A
27A4
B
87C2
C
87C3
D
90A

Slide 26 - Quizvraag

In tegenstelling van wat vaak wordt gedacht komt een stier niet af op een rode lap, maar juist op de beweging van de lap. Stieren (en koeien) zijn namelijk kleurenblind. Hoe kun je dat aan het oog zien?
A
Het oog heeft geen gele vlek.
B
Het oog heeft alleen maar staafjes.
C
Het oog heeft geen rode kegeltjes.
D
Het oog heeft geen blinde vlek.

Slide 27 - Quizvraag

In het netvlies van het menselijk oog bevinden zich kegeltjes en staafjes. Elk kegeltje is apart verbonden met één gevoelszenuwcel, terwijl meerdere staafjes samen met één gevoelszenuwcel verbonden zijn. Over de gevolgen van dit verschil in schakeling worden de volgende beweringen gedaan.
1. Door dit verschil in schakeling is de scherpte van het beeld dat met de staafjes wordt waargenomen groter dan de scherpte van het beeld dat met de kegeltjes wordt waargenomen.
2. Door dit verschil in schakeling kan met de kegeltjes kleur worden waargenomen en met de staafjes niet. Welke van deze beweringen is of welke zijn juist?
A
1 is juist
B
2 is juist
C
1 en 2 zijn juist
D
1 en 2 zijn beiden onjuist

Slide 28 - Quizvraag

Hiernaast is een deel van een netjesvlies weergegeven. Van welke kant valt het licht op het netvlies?
A
Van boven en raakt eerst staafjes en kegeltjes
B
Van onder en raakt eerst gevoelszenuwcellen
C
Van links
D
Van rechts

Slide 29 - Quizvraag

Onderdelen in het netvlies. In welke volgorde komt inkomend licht langs:
1. amacriene cellen, 2. horizontale cellen, 3. kegeltjes/staafjes, 4. ganglion cellen, 5. pigmentcellen, 6. bipolaire cellen
A
4-1-6-2-3-5
B
1-4-6-2-5-3
C
2-4-1-6-3-5
D
5-4-1-6-2-3-5

Slide 30 - Quizvraag

Het pigment in fotoreceptoren sluit snel. Welke organellen maken nieuw pigment?
A
Celkern
B
Glad endoplasmatisch reticulum
C
Ribosomen
D
Mitochondriën

Slide 31 - Quizvraag

Wanneer er geen licht valt op het netvlies, geven de staafjes en kegeltjes een constante hoeveelheid neurotransmitters af. Valt er wel licht op dan ...
A
Depolariseren de celmembranen en geven ze meer neurotransmitters af
B
Depolariseren de celmembranen en geven ze minder neurotransmitters af
C
Hyperpolariseren de celmembranen en geven ze meer neurotransmitters af
D
Hyperpolariseren de celmembranen en geven ze minder neurotransmitters af

Slide 32 - Quizvraag

Slide 33 - Tekstslide

De blinde vlek merk je normaal niet omdat:
A
de hersenen het ontbrekende beeld invullen
B
de ogen continue bewegen
C
je met twee ogen kijkt
D
alle drie deze redenen

Slide 34 - Quizvraag

Weleens gehoord van de strooptest?
Op de volgende slide staan 20 gekleurde blokjes.
Noem de kleur één voor één rustig op.
Daarna maken we het iets lastiger

Slide 35 - Tekstslide

Slide 36 - Tekstslide

Slide 37 - Tekstslide

Slide 38 - Video

Gewenning
Door bepaalde receptorcellen langdurig te prikkelen treedt gewenning op. 

De ongeprikkelde cellen werken dan nog wel.

Slide 39 - Tekstslide

Slide 40 - Video

Slide 41 - Video

Hoe werkt gezichtsbedrog?

Slide 42 - Tekstslide

Interpretatie
Impulsen vanuit de ogen komen binnen in de primaire visuele cortex. De secundaire visuele cortex interpreteert het beeld.
Dit gaat niet altijd goed.

Slide 43 - Tekstslide

Welke kleuren zitten in dit plaatje?

Slide 44 - Tekstslide

Slide 45 - Tekstslide

Slide 46 - Tekstslide

Slide 47 - Tekstslide

Slide 48 - Tekstslide

Slide 49 - Video

Zelf werken
Lezen
H14.4 (blz. 213 t/m 215)
Maken
H14.4 opdr. 33 t/m 40

Kun je:
  • de bouw en de werking van de twee typen lichtreceptoren, staafjes en kegeltjes, in het netvlies beschrijven?
  • de opbouw van het netvlies beschrijven en het belang van de gele vlek aangeven?
  • verklaren hoe kleurwaarneming tot stand komt via schakelingen naar ganglioncellen in het netvlies?

Slide 50 - Tekstslide

Het netvlies en de hersenen
5 vwo
Hoofdstuk 14
Paragraaf 4

Slide 51 - Tekstslide

Vandaag
Leerdoelen
  • Je kunt uitleggen hoe stimulering en remming van nabijgelegen receptieve velden zorgt voor contrast versterking

Programma
  1. Zelf werken
  2. Bespreken opdr. 5, 6 en 8
  3. Uitleg: contrast versterking
  4. Zelf werken: werkblad

Slide 52 - Tekstslide

Zelf werken (10 min)
Lezen
H14.4 (blz. 213 t/m 215)

Maken
H14.4 opdr. 1 t/m 8

Slide 53 - Tekstslide

Bij zeer weinig licht, worden dan de staafjes of de kegeltjes geprikkeld?
A
Staafjes
B
Kegeltjes

Slide 54 - Quizvraag

Zintuigcellen gaan neurotransmitter afgeven na een adequate prikkel. De zintuigcellen in het netvlies juist niet. Waardoor komt dat? Doordat...
A
...de binnenkant van zo'n cel bij een prikkel negatiever geladen wordt.
B
...de binnenkant van zo'n cel bij een prikkel positiever geladen wordt.
C
...de Na+ kanaaltjes van zo'n cel bij een prikkel open gaan
D
…zo'n cel bij een prikkel de neurotransmitter afbreekt

Slide 55 - Quizvraag

Wanneer er geel licht (580nmn zie binas) op de kegeltjes valt, welke kegeltjes reageren dan?
A
Alleen de kegeltjes voor geel
B
De kegeltjes voor blauw en die voor groen
C
De kegeltjes voor rood en de kegeltjes voor groen
D
Alleen de kegeltjes voor groen, maar een klein beetje

Slide 56 - Quizvraag

Slide 57 - Tekstslide

Slide 58 - Tekstslide

Slide 59 - Tekstslide

Laterale inhibitie
Lateraal = zijdelings, aan de zijkant
Inhibitie = remming
Dus de staafjes/kegeltjes (een groepje dat op dezelfde zenuwcel zit; een receptief veld) naast de gestimuleerde staafjes worden geremd door de horizontale cellen.
Hierdoor zie je meer contrast.

Slide 60 - Tekstslide

Slide 61 - Tekstslide

Slide 62 - Video

Zelf werken
Lezen
H14.4 (blz. 213 t/m 215)

Maken
Werkblad
H14.4 opdr. 1 t/m 8

Kun je:
  • uitleggen hoe stimulering en remming van nabijgelegen receptieve velden zorgt voor contrast versterking

Slide 63 - Tekstslide