Natuurkunde elektriciteit H3.1 t/m H3.3

Elektriciteit: H3.1 t/m H3.3
1 / 20
volgende
Slide 1: Tekstslide
Natuurkunde / ScheikundeMiddelbare schoolhavo, vwoLeerjaar 3

In deze les zitten 20 slides, met interactieve quizzen, tekstslides en 4 videos.

time-iconLesduur is: 30 min

Onderdelen in deze les

Elektriciteit: H3.1 t/m H3.3

Slide 1 - Tekstslide

Slide 2 - Video

Grootheid - symbool
Spanning - U
Vermogen - P
Stroom - I
Elektrische energie - E

Tijd - t

Weerstand - R
Eenheid - symbool
Volt - V
Watt - W
Ampere - A
Joule - J
KiloWatt uur - kWh
seconden - s
uur - h
Ohm -  Ω

Slide 3 - Tekstslide

Schema's tekenen
Hiernaast zie je hoe de verschillende componenten schematisch moet tekenen.
Tekenen doe je natuurlijk met potlood en geodriehoek.

Slide 4 - Tekstslide

Spanning en Stroomsterkte
Spanning geeft het potentiaalverschil tussen de pluspool en de minpool aan.

Stroomsterkte geeft de grootte van de elektrsiche stroom aan.

Slide 5 - Tekstslide

Spanning
De spanning zorgt ervoor dat er een elektrische stroom rond kan lopn.
De spanning geeft ook elektrische energie mee aan de stroom.
Stroomsterkte
De stroomsterkte geeft aan hoeveel elektronen er per seconde langsstromen.
(1A = 6,25 duizend miljard elektronen per seconde)

Slide 6 - Tekstslide

Vermogen
Vermogen geeft aan hoeveel elektrische energie een aparaat per seconde verbruikt:


P=UI

Slide 7 - Tekstslide

Voorbeeld berekening
Een apparaat werkt op een spanning van 230 Volt en er gaat een stroom van 4 Ampere door het apparaat. Het vermogen is dan:

P=UI=2304=920W

Slide 8 - Tekstslide

Weerstand
Met de weerstand geef je aan hoe goed een apparaat stroom doorlaat. Bij een hoge weerstand kan er weinig stroom door een apparaat.

R=IU

Slide 9 - Tekstslide

Voorbeeld berekening
Een fietslamp werkt op 6 Volt en er gaat een stroom van 0,1 Ampere door het lampje. De weerstand van het lampje is dan:
R=IU=0,16=60Ω

Slide 10 - Tekstslide

I/U-diagram
In een I/U-diagram van een lampje kun je zien hoe de weerstand verandert als de spanning hoger wordt:
De lijn buigt af omdat de elektronen moeilijker door het hete materiaal kunnen.

Slide 11 - Tekstslide

Slide 12 - Video

Het verschil tussen een serie schakeling en een parallelschakeling
Parallel schakeling

Slide 13 - Tekstslide

Serieschakeling:
De stroomsterkte is overal gelijk.
De spanning wordt verdeeld over de componenten.
Parallelschakeling:
De stroom wordt verdeeld over de aftakkingen.
Elke aftakking krijgt dezelfde spanning.

Slide 14 - Tekstslide

Slide 15 - Video

Wat is het vermogen als er door een waterkoker 3A gaat?
A
690W
B
0.013W
C
76.7W
D
Je hebt te weinig gegevens.

Slide 16 - Quizvraag

Wat is de weerstand als een lampje op 6V werkt en er een stroom van 200mA doorheen gaat?
A
60 ohm
B
0.06 ohm
C
30 ohm
D
0.03 ohm

Slide 17 - Quizvraag

R = U/I kun je ook anders opschrijven namelijk:
A
U=R/I
B
U=R x I
C
I=R/U
D
I=R x U

Slide 18 - Quizvraag

Nog wat aandachtspunten:
  • Stroom gaat niet op.
  • Het vermogen van een apparaat geeft aan hoeveel elektrische energie er per seconde doorheen gaat.
  • Spanning wordt verdeeld in een serieschakeling.
  • Formules die je moet kennen:

P=UI
R=IU

Slide 19 - Tekstslide

Slide 20 - Video