In deze les zitten 53 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.
Lesduur is: 40 min
Onderdelen in deze les
Erfelijkheid & Evolutie
Je kunt uitleggen wat het belang van variatie in genotype is
Je kunt uitleggen wat natuurlijke selectie voor rol heeft bij evolutie
Je kunt uitleggen waarom nieuwe soorten moeten ontstaan voor evolutie
Slide 1 - Tekstslide
Wat weet je al
Evolutietheorie; wat is het?
Welke drie stappen zijn er nodig?
Slide 2 - Tekstslide
Door evolutie
A
Past een populatie zich op de lange termijn aan op het milieu
B
Kan een individu zich direct aanpassen aan het milieu
Slide 3 - Quizvraag
Natuurlijke selectie is noodzakelijk voor evolutie
A
Waar
B
Niet waar
Slide 4 - Quizvraag
Wat is een voordeel van variatie in genotypen?
A
Het vergroot de kans op inteelt
B
Het vergroot de kans dat een soort overleeft in veranderende omstandigheden
C
Het vergroot de kans op aangeboren afwijkingen
D
Het vermindert de kans op ziektes
Slide 5 - Quizvraag
Als een groep geïsoleerd raakt van de rest van de soort, kan een nieuwe soort ontstaan.
A
Juist
B
Onjuist
Slide 6 - Quizvraag
Variatie in genotypen Wat is waar?
A
Ontstaan door verandering in het fenotype
B
Ontstaan in de nakomelingen door geslachtelijke voortplanting
Slide 7 - Quizvraag
Volgens deze stamboom, welke soorten zijn het meest verwant aan elkaar?
A
Salamander aan vis
B
Gans aan Vis
C
Mens aan kikker
D
Mens aan kat
Slide 8 - Quizvraag
Evolutietheorie
Slide 9 - Tekstslide
Evolutie:
De ontwikkeling van het leven op aarde waarin soorten ontstaan, veranderen en/of verdwijnen.
Evolutie is NIET bewust, evolutie heeft GEEN doel.
Slide 10 - Tekstslide
Evolutietheorie
Darwin is de bedenker van de evolutietheorie.
De evolutietheorie kijkt naar 3 dingen:
variatie in genotypen
natuurlijke selectie
ontstaan van nieuwe soorten
Slide 11 - Tekstslide
Evolutietheorie:
-variatie in genotypen
-natuurlijke selectie
-ontstaan nieuwe soorten
Slide 12 - Tekstslide
Geslachtelijke voortplanting
- versmelten van twee geslachtcellen.
- verschillende mogelijkheden in genotypen; variatie in genotypen.
- Door variatie in genotypen ontstaat er ook variatie in fenotypen.
Slide 13 - Tekstslide
Geslachtelijke voortplanting en variatie in genotypen
Bij geslachtelijke voortplanting versmelten twee geslachtscellen, wat leidt tot variatie in genotypen.
Slide 14 - Tekstslide
Wat is evolutie
A
Ontstaan of verandering van levensvormen op aarde in een korte tijd
B
Ontstaan of verandering van levensvormen op aarde in een lange tijd
C
Ontstaan of verandering van planten op aarde in een korte tijd
D
Ontstaan of verandering van dieren op aarde in een lange tijd
Slide 15 - Quizvraag
3. Vul de tekst aan.
geloven dat de
afstammen van andere
Zo'n langzame
noemen we
................................
..........................
....................
..................
................
ontwikkeling
diersoorten
evolutie
biologen
mensen
Slide 16 - Sleepvraag
Wat is variatie in genotypen
A
Een nakomeling heeft hetzelfde genotype als de ouders
B
Een nakomeling heeft hetzelfde genotype maar een ander fenotype
C
Een nakomeling heeft en ander genotype dan de ouders
Slide 17 - Quizvraag
Variatie in genotype ontstaat door...
A
Klonen
B
Mutaties
C
Geslachtelijke voortplanting
D
Veranderingen in het milieu
Slide 18 - Quizvraag
natuurlijke selectie
overlevingskans
schutkleur
natuurlijke selectie
Slide 19 - Tekstslide
Natuurlijke selectie
Slide 20 - Tekstslide
Natuurlijke selectie
Natuurlijke selectie = de organismen die het best zijn aangepast aan hun omgeving krijgen de meeste nakomelingen.
Wordt vooral bepaald door het genotype
Verschillende genotypen binnen een populatie heeft de grootste overlevingskans
Slide 21 - Tekstslide
Natuurlijke selectie
Slide 22 - Tekstslide
Natuurlijke selectie
Slide 23 - Tekstslide
Dat de witte kermodeberen meer nakomelingen krijgen dan de zwarte beren is een vorm van natuurlijke selectie.
A
Juist
B
Onjuist
Slide 24 - Quizvraag
De evolutietheorie gaat ervan uit dat:
1. Door mutatie steeds nieuwe ......................... ontstaan.
2. Als een organisme zich kan aanpassen aan zijn omgeving heeft hij een grotere ............................. Dit verschijnsel noemen we .........................
3. Dat door ......................... een zelfde soort steeds meer kan verschillen van elkaar, omdat ze in een andere omgeving leven. Hierdoor kunnen er uiteindelijk nieuwe ......................... ontstaan. Deze verschillende soorten kunnen zich uiteindelijk niet meer .......................... samen.
soorten
overlevingskans
natuurlijke selectie
isolatie
genotypen
voortplanten
Slide 25 - Sleepvraag
Welke dieren zijn het meest succesvol bij de natuurlijke selectie?
A
De dieren die goed aangepast zijn.
B
De dieren die het slimst zijn.
C
De dieren die het sterkst zijn.
D
De dieren die het best in staat zijn om te vluchten.
Slide 26 - Quizvraag
Ontstaan nieuwe soort
Slide 27 - Tekstslide
Ontstaan van nieuwe soorten
Een nieuwe soort kan ontstaan als:
een deel van de populatie langdurig gescheiden is van de rest van de populatie
beide populaties ontwikkelen zich (langdurig in verschillende milieus
er ontstaan verschillen die er uiteindelijk toe leiden dat de twee populaties zich niet meer met elkaar kunnen voortplanten.
Dus dan is er een nieuwe soort!
Slide 28 - Tekstslide
Ontstaan nieuwe soorten
Als nieuwe vormen van een soort zich niet meer onderling kunnen voortplanten dan is er sprake van een nieuwe soort.
Dit kan door gebeuren door:
isolatie / mutatie
Slide 29 - Tekstslide
Het ontstaan van nieuwe soorten
Slide 30 - Tekstslide
Welk van onderstaande gebeurtenissen is geen voorbeeld van het ontstaan van nieuwe soorten.
A
Het klimaat verandert waardoor er individuen sterven.
B
De omgeving veranderd voor een langere tijd waardoor groepen gescheiden worden.
C
Mensen halen individuen uit de populatie en gaan deze zelf fokken.
D
Een groep komt op een een heel andere plek terecht en gaat daar een populatie stichten.
Slide 31 - Quizvraag
in de natuur is er altijd
deze kan bijvoorbeeld ontstaan door
individuen met een genotype dat goed is aangepast aan de omgeving zullen meer
dit proces noemen we
mutaties
genetische variatie
nakomenlingen krijgen
natuurlijke selectie
Slide 32 - Sleepvraag
Hoe ontstaat een nieuw soort?
1.
2.
3.
Een groep organismen met erfelijke variatie
Organismen raken geïsoleerd
Natuurlijke selectie vindt plaats
Slide 33 - Sleepvraag
Stambomen
Slide 34 - Tekstslide
Evolutionaire stamboom
Door al het DNA van organismen te vergelijken kan een stamboom van de verwantschap worden opgesteld.
Dat noem je een evolutionaire stamboom.
Slide 35 - Tekstslide
Stamboom
- Door DNA te vergelijken kan je een stamboom maken. Dit heet een evolutionaire stamboom.
- Hoe verder naar beneden, hoe langer geleden.
Slide 36 - Tekstslide
Stambomen
Slide 37 - Tekstslide
Stamboom
Slide 38 - Tekstslide
Welke uitspraak is juist?
A
In elke stamboom staan drie vertegenwoordigers van het geslacht Homo.
B
Paranthropus robustus is een uitgestorven soort.
C
Australopithecus africanus behoort tot een zijtak van de menselijke stamboom.
D
Australopithecus afarensis is een rechtstreekse voorouder van de mens.
Slide 39 - Quizvraag
Stamboom slangen. Welk soort is als eerste ontstaan?
A
1
B
2
C
3
D
7
Slide 40 - Quizvraag
Stamboom slangen. Met welk soort vertoont soort 2 de meeste verwantschap?
A
1
B
3
C
4
D
6
Slide 41 - Quizvraag
Stamboom slangen.
Welk soort is uitgestorven?
A
1
B
7
C
4
D
6
Slide 42 - Quizvraag
Stamboom slangen.
Welk soorten hebben giftanden
A
1, 2 en 5
B
1, 2, 3, 4, 6
C
alleen soort 5
D
5 en 6
Slide 43 - Quizvraag
Exit ticket
Er komen 8 vragen.
Maak je ze goed? dan heb je de stof onder de knie!
Dit betekent dat je verder kan!
Heb je nog niet alles goed? Kom dan nog even voor uitleg
Slide 44 - Tekstslide
Welk 'onderdeel' van evolutie wordt bedoeld met: Survival of the fittest?
A
Onstaan van nieuwe soorten
B
Natuurlijke selectie
C
Variatie in genotypen
Slide 45 - Quizvraag
In de afbeelding zie je de evolutionaire stamboom van zowel een aantal uitgestorven als nu nog levende katachtigen. Zet de soorten in de juiste volgorde van ontstaan. Zet de soort die het langst geleden is ontstaan links.
Leeuw
Proailurus lemanensis
Sabeltand-tijger
Slide 46 - Sleepvraag
De evolutietheorie gaat uit van:
1. variatie in ..................
2. ...................... selectie
3. het ..................... van nieuwe soorten en .......................... van soorten
Bij evolutie speelt ook de .................................. in het genotype bij een soort een rol.
In elk soort komen in het genotype ................................ verschillen voor.
Soms is zo'n verschil handig om te ................................
ontstaan
natuurlijke
overleven
verandering
verdwijnen
genotype
toevallige
Slide 47 - Sleepvraag
Wat is natuurlijke selectie?
A
Het verschijnsel dat individuen met ongunstige eigenschappen meer nakomelingen krijgen.
B
Het verschijnsel dat individuen met bepaalde gunstige eigenschappen minder nakomelingen krijgen.
C
Het verschijnsel dat individuen met bepaalde gunstige eigenschappen meer nakomelingen krijgen.
Slide 48 - Quizvraag
In de afbeelding is in een stamboom weergegeven hoe verschillende groepen roofdieren zich volgens de evolutietheorie hebben ontwikkeld Drie groepen roofdieren zijn: de hondachtigen, de wasbeerachtigen en de zeehonden. Aan welke van deze groepen zijn de beren het meest verwant volgens de informatie?
A
aan de hondachtigen
B
aan de wasbeerachtigen
C
aan de zeehonden
D
aan de mangoesten
Slide 49 - Quizvraag
Aan welke groep zijn de gorilla’s het meest verwant volgens de stamboom?
A
de chimpansees
B
de gibbons
C
de halfapen
D
aan de apen van de oude wereld
Slide 50 - Quizvraag
Hoeveel miljoen jaar geleden begon de ontwikkeling van de apen van de oude wereld als aparte groep volgens de gegevens in de stamboom?
A
35 miljoen jaar geleden
B
37 miljoen jaar geleden
C
43 miljoen jaar geleden
D
25 miljoen jaar geleden
Slide 51 - Quizvraag
Volgens de evolutietheorie hebben de Aziatische en de Afrikaanse olifant zich ontwikkeld uit ‘oer-olifantachtigen’ die ruim 50 miljoen jaar geleden op aarde leefden. In de afbeelding is deze ontwikkeling weergegeven in een stamboom Welke uitspraken zijn juist? 1 Zowel de Aziatische als de Afrikaanse olifant heeft zich ontwikkeld uit de Moeritherium. 2 De Wolharige mammoet is uitgestorven in het Pleistoceen.