Think unit 4 Adverbs and Adverbial phrases

Adverbs and adverbial phrases
Think
Unit 4
Vwo 3
1 / 17
volgende
Slide 1: Tekstslide
EngelsMiddelbare schoolvwoLeerjaar 3

In deze les zitten 17 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 30 min

Onderdelen in deze les

Adverbs and adverbial phrases
Think
Unit 4
Vwo 3

Slide 1 - Tekstslide

Ontdek het bijwoord
She is a beautiful girl.
She sang that song beautifully.

Slide 2 - Tekstslide

Voorbereidende opdracht
Do exercise 1 and 3 on p43 of your student book.

Then, listen to the explanation.

Slide 3 - Tekstslide

Adverbs
Adverbs = bijwoorden
Adverbs geven informatie over een werkwoord, maar ook over een bijvoeglijk naamwoord of ander bijwoord.

She sang that song beautifully.
He walked extremely slowly.

Slide 4 - Tekstslide

Adverbs
Bijwoorden die informatie geven over een werkwoord, kunnen verschillende dingen bepalen:
Adverb of manner (how): He walked quickly.
Adverb of time (when): We got there late.
Adverb of place (where): Sign here, please.
Adverb of probability: You probably think I'm crazy!
Adverb of opinion: It's surprisingly quiet in here.

Slide 5 - Tekstslide

Bijwoord vormen
De meeste bijvoegelijke naamwoorden veranderen in een bijwoord door +ly toe te voegen.
Beautiful > beautifully

Er zijn ook wijzigingen in spelling:
happy > happily
terrible > terribly


Slide 6 - Tekstslide

Bijwoord vormen
Een aantal bijvoegelijke naamwoorden veranderen niet als je ze in een bijwoord verandert:
hard - fast.
Er is één bijwoord dat onregelmatig van vorm verandert zodra deze verandert in een bijwoord.
Good - bijvoegelijk naamwoord
Well - Bijwoord

Slide 7 - Tekstslide

Bijwoordelijke bepaling
Een bijwoordelijke bepaling noemen we de 'prullenbak' van een zin. Alles wat overblijft na het benoemen van elk woord, noemen we de bijwoordelijke bepaling (adverbial phrase).

Ze geven antwoord op de vraag: waar, wanneer, waarom, waarmee, waardoor, hoe en hoeveel.
I gave her a present for her birthday.

Slide 8 - Tekstslide

Adverbial phrases
Bijwoordelijke bepalingen kun je ook gebruiken om:
- een werkwoord te beschrijven
-om te zeggen hoe een actie is of was gedaan.

When I told her, she reacted with surprise.
Our teacher explains things in a funny way.

Slide 9 - Tekstslide

Adverbial phrases
When I told her, she reacted with surprise.
with + zelfstandig naamwoord.
Ze reageerde verrast.

Our teacher explains things in a fun way.

in a/an + bijvoegelijk naamwoord + way
uitleggen op een grappige manier.

Slide 10 - Tekstslide

Adverbial phrases
Bijwoordelijke bepalingen worden vaak gebruikt
als het bijvoegelijk naamwoord
geen bijwoordelijke vorm heeft.

Bijvoorbeeld voor: friendly, difficult, interesting, fun.
I carried the heavy bags with difficulty.

Slide 11 - Tekstslide

Vorm een bijwoord met: careful.

Slide 12 - Open vraag

We listened to his incredible story with ....
A
interest
B
surprise
C
fear
D
enthusiasm

Slide 13 - Quizvraag

Exercises
Do exercise 5, 6 and 8 on p36 of your workbook.

Anything that you don't finish is homework.

Slide 14 - Tekstslide

Wat vind je nog lastig aan dit onderwerp?

Slide 15 - Open vraag

Slide 16 - Link

Slide 17 - Link