In deze les zitten 45 slides, met interactieve quizzen, tekstslides en 3 videos.
Lesduur is: 45 min
Onderdelen in deze les
Slide 1 - Tekstslide
Ik zit klaar voor de les:
Mijn spullen liggen op tafel (boek, pen, papier, laptop).
Mijn telefoon zit in de telefoontas
Mijn oortjes zitten in mijn tas.
Mijn jas hangt aan de kapstok.
Ik heb geen pet of capuchon op.
Ik heb geen eten of drinken meer bij mij.
Slide 2 - Tekstslide
Spookjes les 6: Sprookjes Kijken&Luisteren
Slide 3 - Tekstslide
Deze les:
Terugblik
Huiswerk bespreken
Instructie
Opdrachten maken
Evalueren hoe de les ging
Slide 4 - Tekstslide
Terugblik:
Schriftelijke overhoring over woordsoorten
Slide 5 - Tekstslide
Terugblik:
Wat weet je nog van de vorige les over werkwoorden en bijvoeglijke naamwoorden?
Slide 6 - Tekstslide
Wat zijn werkwoorden?
Slide 7 - Woordweb
Wat zijn bijvoeglijke naamwoorden?
Slide 8 - Woordweb
Welk(e) bijvoeglijke naamwoorden staat in deze zin:
Wie lust de rode limonade die op de houten tafel staat niet ?
Slide 9 - Open vraag
Welk(e) werkwoorden staat in deze zin:
Wie lust de rode limonade die op de houten tafel staat niet ?
Slide 10 - Open vraag
Welk(e) bijvoeglijke naamwoorden staat in deze zin:
Bianca kocht een leren jasje in het kleine winkeltje op de hoek.
Slide 11 - Open vraag
Welk werkwoorden staat in deze zin:
Bianca kocht een leren jasje in het kleine winkeltje op de hoek.
Slide 12 - Open vraag
Huiswerk nakijken
Zijn er nog vragen over het huiswerk?
Kijk het werkblad na
Slide 13 - Tekstslide
Lesdoel:
Ik weet/kan:
wat de vijf kenmerken van sprookjes zijn
Slide 14 - Tekstslide
Sprookjes hebben een reeks algemene kenmerken:
In sprookjes zit fantasie en magie
Sprookjes zijn gemakkelijk en eenvoudige verhalen
De hoofdpersonen zijn ‘goed’ of ‘slecht’ en hebben vooral ‘goede’ of ‘slechte’ eigenschappen
Het verhaal is in de directe rede: dat betekent een letterlijke weergave van iemands woorden (vb: ‘Ik ga nu op pad met mijn mandje’, zei Roodkapje. En niet: Roodpakje zei dat ze op weg ging met haar mandje)
Het sprookje heeft een moraal/ wijze les
Slide 15 - Tekstslide
Vragen om jezelf te stellen bij de sprookjes die we zo gaan kijken, zijn:
Wie?
Waar?
Wanneer?
Wat?
Waarom?
Hoe?
Slide 16 - Tekstslide
Slide 17 - Video
Wie zijn de twee hoofdpersonen?
Slide 18 - Open vraag
Welke goede eigenschap heeft Dick?
A
Slim
B
Betrouwbaar
C
Vriendelijk
D
Tevreden
Slide 19 - Quizvraag
Weet je waar het sprookje zich afspeelt?
A
Ja
B
Nee
Slide 20 - Quizvraag
Wanneer speelde het sprookje af?
A
Er was eens...
B
Op een dag....
C
Lang geleden ....
D
In de middeleeuwen ...
Slide 21 - Quizvraag
Wat gebeurt er dan?
Sleep naar de goede plek
Dick is verdrietig omdat hij wordt uitgelachen om zijn korte benen
Dick gaat op pad en ontmoet een verdrietige soldaat omdat hij bang is dat hij geen jam krijgt op zijn boterham van de prins
Hendrik de soldaat heeft een paard nodig met korte poten zodat hij zijn helm niet meer stoot aan de poort
Dick wordt het paard van Hendrik en de volgende dag zijn is Hendrik de enige soldaat zonder extra deuk in zijn helm. Hij krijgt een nieuwe helm en jam op zijn boterham. Dick krijgt een nieuw hoofdstel
Slide 22 - Sleepvraag
Wat is het moraal (de wijze les) van dit sprookje?
Slide 23 - Open vraag
Slide 24 - Video
Wie is de hoofdpersoon?
Slide 25 - Open vraag
Welke gevoelens heeft hij?
A
Vrolijk
B
Verdrietig
C
Eenzaam
D
Boos
Slide 26 - Quizvraag
Waarom is Piet Plezier verdrietig en eenzaam?
A
Hij is zijn soortgenoten kwijt
B
Hij heeft te weinig te eten
C
Hij kan niet meer lachen
D
Hij heeft niemand om mee te praten
Slide 27 - Quizvraag
Waar speelt het sprookje zich af?
Slide 28 - Open vraag
Welke oplossing stelt de vis voor?
Slide 29 - Open vraag
Wat is de consequentie van de oplossing voor Piet Plezier?
Slide 30 - Open vraag
Wat is het moraal (de wijze les) van dit sprookje?
A
Vrienden zijn belangrijker dan eten
B
Anders zijn is niet erg
C
Soms moet je keuzes maken
D
Je kunt niet alles hebben
Slide 31 - Quizvraag
Slide 32 - Video
Wie zijn de twee hoofdpersonen?
Slide 33 - Open vraag
Roodkapje is 'goed'. Aan welke kenmerken herken je dat?
A
Vrolijk
B
Nieuwsgierig
C
Lief
D
Zorgzaam
Slide 34 - Quizvraag
De wolf is de 'slechte persoon'. Aan welke kenmerken herken je dat?
A
Boos
B
Sluw
C
Oneerlijk
D
Lui
Slide 35 - Quizvraag
Waar speelt het verhaal zich af?
Slide 36 - Open vraag
Wanneer speelt het verhaal zich af?
Slide 37 - Open vraag
Waarom gaat Roodkapje op pad naar oma?
Slide 38 - Open vraag
Wat gebeurt er dan?
Sleep naar de goede plek
Roodkapje komt de wolf tegen en gaat van het pad af om bloemen te plukke
De wolf gaat naar het huisje van oma en eet oma en Roodkapje op
De jager bezoekt oma en snijdr de buik van de wolf open. Oma en Roodpakje worden bevrijd
De wolf valt in de waterput door de stenen in zijn buik en verdrinkt
Slide 39 - Sleepvraag
Wat is het moraal (de wijze les) van dit sprookje?
Slide 40 - Open vraag
Evaluatie:
Wat was het lesdoel?
Hoe ging het vandaag?
Wat heb je vandaag geleerd?
Slide 41 - Tekstslide
Huiswerk:
Maak opdrachten
Slide 42 - Tekstslide
Slide 43 - Tekstslide
Opdracht:
In tweetallen ga en een sprookje schrijven.
Vandaag ga je de eerste voorbereidingen doen.
Bedenk samen:
De hoofdpersonen (goed en slecht persoon).
De eigenschappen van de hoofdpersonen.
Hoe begint het sprookje?
Hoe eindigt het sprookje?
Wat is het moraal/ de wijze les?
Gebruik: wie - waar - wanneer - wat - waarom - hoe.