In deze les zitten 40 slides, met interactieve quizzen, tekstslides en 2 videos.
Lesduur is: 360 min
Onderdelen in deze les
Thema Organen en cellen
Thema Organen en cellen
Slide 1 - Tekstslide
Slide 2 - Video
Basisstof 1 Organismen
Organismen = levende wezens
Vertonen levensverschijnselen (of hebben het vertoond).
Slide 3 - Tekstslide
Levensverschijnselen
Slide 4 - Tekstslide
In het boek staan er 9 (stofwisseling en ontwikkelen worden apart gezien)
Slide 5 - Tekstslide
De gele kleur van de bloemen is een levenskenmerk?
A
Juist
B
Onjuist
Slide 6 - Quizvraag
De bloemen op de afbeelding zijn individuen waarvan het leven eindigt met de dood.
A
Juist
B
Onjuist
Slide 7 - Quizvraag
Huiswerk
Thema 1 basisstof 1 opdracht 1 t/m 7
Slide 8 - Tekstslide
Vier rijken
Slide 9 - Tekstslide
Basisstof 2 De bouw van een organisme
Cel: het kleinste onderdeel van een organisme dat alle genetische informatie van dat organisme bevat.
Weefsel: groep cellen met dezelfde vorm en functie.
Orgaan: deel van een organisme met een of meerdere functies.
Orgaanstelsel: groep van samenwerkende organen.
Slide 10 - Tekstslide
Bouw organisme (groot naar klein)
Slide 11 - Tekstslide
Slide 12 - Video
Bouw van een weefsel
Slide 13 - Tekstslide
Een weefsel is een groep organen met dezelfde vorm en functie.
A
Juist
B
Onjuist
Slide 14 - Quizvraag
In een organisme komen onder andere cellen, organen, orgaanstelsels en weefsels voor. Wat is de juiste volgorde van deze delen, van klein naar groot?
A
Cel – orgaan – weefsel – orgaanstelsel.
B
Cel- weefsel - orgaan - orgaanstelsel
C
Weefsel - cel -orgaan - orgaanstelsel
D
Weefsel - cel - orgaanstelsel - orgaan
Slide 15 - Quizvraag
A
Afbeelding 1 is een zenuwweefsel
B
Afbeelding 2 is een zeenuwweefsel
C
Afbeelding 3 is een zenuwweefsel
Slide 16 - Quizvraag
Orgaanstelsels
Slide 17 - Tekstslide
Basisstof 3
Werken met de microscoop
Onderdelen
Vergroting
Tekening
Slide 18 - Tekstslide
Vergroting
Oculair x objectief = vergroting
Slide 19 - Tekstslide
Basisstof 4 Cellen
Slide 20 - Tekstslide
Onderdelen
Slide 21 - Tekstslide
Op welke tekening zie je de juiste doorsnede van een dierlijke cel?
Slide 22 - Open vraag
Basisstof 5
Chromosomen
Lange dunne draden
De mens heeft 46 chromosomen, 23 paar.
Chromosoom is opgebouwd uit DNA (erfelijk materiaal).
Slide 23 - Tekstslide
Basisstof 6
Gewone celdeling (mitose)
Slide 24 - Tekstslide
Schematische weergave celdeling
Slide 25 - Tekstslide
In welk stadium is de deling het verst gevorderd?
A
stadium 1
B
stadium 2
C
stadium 3
D
stadium 4
Slide 26 - Quizvraag
Slide 27 - Tekstslide
www.lyceo.nl
Slide 28 - Link
Tijdens een mitose worden de chromosomen zichtbaar. Waardoor komt dat?
A
Doordat de chromosomen korter en dikker worden.
B
Doordat de chromosomen langer en dunner worden.
C
Doordat de chromosomen naar voren komen.
Slide 29 - Quizvraag
Basisstof 7 Biologisch onderzoek
Slide 30 - Tekstslide
Probleemstelling
Een ander woord voor de onderzoeksvraag. Het is een vraag of een probleemstelling die je kunt beantwoorden met een experiment. Een goede vraagstelling is niet met ja of nee te beantwoorden.
Slide 31 - Tekstslide
Slide 32 - Tekstslide
Noem twee organen in de romp die boven het middenrif liggen.
Slide 33 - Open vraag
De organisatieniveau's van klein naar groot:
A
Cellen, weefsels, organen, orgaanstelsels
B
orgaanstelsels, organen, weefsels, cellen
C
weefsels, cellen, organen, orgaanstelsels
D
cellen, weefsels, organen, orgaanstelsels
Slide 34 - Quizvraag
Een groep cellen met dezelfde bouw en dezelfde functies wordt orgaan genoemd?
A
Juist
B
Onjuist
Slide 35 - Quizvraag
Cellen zijn de bouwstenen van de organen
A
Juist
B
Onjuist
Slide 36 - Quizvraag
Een groep organen die samenwerken noem je:
A
Organen
B
Orgaanstelsels
C
Samenwerkende cellen
D
Cellen
Slide 37 - Quizvraag
Wat is een weefsel?
A
Cellen in verschillende organen met een vorm en functie