6.1 Produceren maar!

H6: Paragraaf 1:Produceren maar!
1 / 24
volgende
Slide 1: Tekstslide
EconomieMiddelbare schoolvmbo kLeerjaar 3

In deze les zitten 24 slides, met interactieve quizzen, tekstslides en 1 video.

Onderdelen in deze les

H6: Paragraaf 1:Produceren maar!

Slide 1 - Tekstslide

Lesplanning
Terugblik Toets
Rekenvraag van de dag
Hoofdstuk 6, paragraaf 1: produceren maar!

Slide 2 - Tekstslide

Audi verkoopt 3.258.000 auto's per jaar. In 2024 willen ze de productie met 15% laten groeien. Hoeveel auto's zijn dat dan in totaal?
timer
2:00

Slide 3 - Open vraag

Heb je zelf wel eens iets gemaakt en dat verkocht?

Slide 4 - Woordweb

De leerdoelen van par 1:
Aan het einde van de les:

* ken je de vier productiefactoren en hun beloningen
* kun je uitleggen hoe elk bedrijf in de bedrijfskolom waarde toevoegt
* weet je het verschil tussen kapitaalintensief en arbeidsintensief
* kun je de afschrijving van een kapitaalgoed uitleggen en berekenen 

Slide 5 - Tekstslide

De bedrijfskolom
Bedrijven die na elkaar meewerken aan een product.
Elke schakel in de kolom voegt waarde toe. 
Door de toegevoegde waarde van elke schakel,
wordt het eindproduct steeds duurder.

Vraag: hoort de consument bij de bedrijfskolom?
Waarom wel/niet?

Slide 6 - Tekstslide

De productiefactoren
(dat wat je nodig hebt om te kunnen produceren)
*Kapitaal 
*Arbeid
*Natuur
*Ondernemerschap

Slide 7 - Tekstslide

De productiefactoren en hun beloningen
(dat wat je nodig hebt om te kunnen produceren)
*Kapitaal - rente + huur
*Arbeid - loon
*Natuur - pacht
*Ondernemerschap - winst

Vraag: Pak je boek, blz 160, maak opdracht 2.
Welke 3 productiefactoren zie je op het plaatje terug?

Slide 8 - Tekstslide

Hoe produceren?

Arbeidsintensief= veel gebruik van arbeid (=mensen)


Kapitaalinstensief= veel gebruik van kapitaalgoederen (=machines)

Slide 9 - Tekstslide

Precisie landbouw
Kijkvragen:
1. Welke productiefactoren herken je in het filmpje? Geef de voorbeelden

2. Vergelijk deze precisie landbouw met de landbouw van 100 jaar geleden.  Welke verschillen? Gebruik de woorden arbeidsintensief/kapitaalintensief.

Slide 10 - Tekstslide

2

Slide 11 - Video

02:32
Noem twee productiefactoren en geef daarbij voorbeelden uit het filmpje.

Slide 12 - Open vraag

04:27
De landbouw in het jaar 2021 is ten opzichte van 100 jaar geleden:
meer arbeidsintensief
meer kapitaalintensief

Slide 13 - Poll

Afschrijving (= waardevermindering)
Doel van afschrijven:
Kapitaalgoederen kunnen vervangen als ze (bijna) versleten zijn. Dan moet er dus geld voor zijn. 
Je moet kunnen berekenen hoeveel een ondernemer per jaar moet afschrijven.

Formule:
Afschrijving per jaar =  (aanschafprijs-restwaarde) : aantal gebruiksjaren.

Slide 14 - Tekstslide

Afschrijving (= waardevermindering)
Formule:
Afschrijving per jaar= (aanschafprijs-restwaarde) : aantal gebruiksjaren.

Timmerman Richard de Jong heeft een bestelwagen van € 12.900 die hij vier jaar gebruikt. Bij inruil verwacht hij € 3.400 voor de bestelauto terug te krijgen. Hoeveel moet hij per jaar afschrijven?

invullen formule:  (€ 12.900 - € 3.400) : 4 = € € 2.375

Slide 15 - Tekstslide

Jos heeft een tractor van € 61.000 gekocht, die hij vijf jaar gaat gebruiken. Hij krijgt er dan nog krijgt
€ 7.500 voor terug. Wat is de jaarlijkse afschrijving?
(ook berekening)

Slide 16 - Open vraag

Welke 4 productiefactoren ken je?

Slide 17 - Open vraag

De jaarlijkse waardevermindering van een machine noem je de:
A
restwaarde
B
toegevoegde waarde
C
afschrijving
D
overwaarde

Slide 18 - Quizvraag

even checken....
Aan het einde van de les:

* ken je de vier productiefactoren en hun beloningen
* weet je het verschil tussen kapitaalintensief en arbeidsintensief
* kun je de afschrijving van een kapitaalgoed berekenen 


Slide 19 - Tekstslide

huiswerk deze week:
Lezen en maken Weet je het nog, blz 158-159
en paragraaf 6.1

tip: maak alvast een samenvatting of mindmap van deze paragraaf.



Slide 20 - Tekstslide

Een vulmachine voor pindakaas gaat 10 jaar mee. Calvé heeft de machine gekocht voor € 17.750,- en denkt deze nu nog te kunnen verkopen voor € 6.825,- .
Wat is de afschrijving per jaar? (berekening)

Slide 21 - Open vraag

oplossing:
Afschrijving per jaar = (aanschafprijs - restwaarde) : aantal gebruiksjaren

Afschrijving per jaar = (17.750 - 6.825) : 10 = € 1.092,50

Slide 22 - Tekstslide

Willem heeft een klusbus gekocht in maart 2015 voor € 25.000,-. Hij denkt dat de bus nu nog € 18.500 waard is. Wat is de afschrijving per jaar?

Slide 23 - Open vraag

oplossing:
Afschrijving per jaar = (aanschafprijs - restwaarde) : aantal gebruiksjaren

Afschrijving per jaar = (25.000 - 18.500) : 6 = € 1.083,33

Slide 24 - Tekstslide