DBKT2A H7 Gram. Bezittelijke voornaamwoorden

De bezittelijke voornaamwoorden
1 / 47
volgende
Slide 1: Tekstslide
DuitsMiddelbare schoolvmbo k, mavoLeerjaar 2

In deze les zitten 47 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 15 min

Onderdelen in deze les

De bezittelijke voornaamwoorden

Slide 1 - Tekstslide

Het bezittelijke voornaamwoord:

- geeft een bezit aan

- staat vóór een zelfstandig naamwoord

Slide 2 - Tekstslide

Voorbeelden bezittelijk voornaamwoord:

- Ik eet mijn banaan. / Ich esse meine Banane.

- Dat is jouw huis.     /  Das ist dein Haus.

- Waar is zijn fiets?   /  Wo ist sein Fahrrad?

Slide 3 - Tekstslide

ich
ik
du
jij
er
hij
sie
zij (ev)
wir
wij
ihr
jullie
sie
zij (mv)
Sie
U
mein(e)
mijn
dein(e)
jouw
sein(e)
zijn
ihr(e)
haar
unser(e)
ons/onze
eu(e)r(e)
jullie
ihr(e)
hun
Ihr(e)
Uw
Persoonlijke voornaamwoorden
Bezittelijke voornaamwoorden

Slide 4 - Tekstslide

mannelijk
vrouwelijk
onzijdig
meervoud
der Mann
die Frau
das Kind
die Autos
ein Mann
eine Frau
ein Kind
keine Autos
mein Mann
meine Frau
mein Kind
meine Autos
Het geslacht van de zelfstandige naamwoorden
Het lidwoord ein- en het woord kein- krijgen bij vrouwelijke woorden en in het meervoud een -e.  Dat geldt ook voor de bezittelijke  voornaamwoorden.

Slide 5 - Tekstslide

mannelijk
vrouwelijk
onzijdig
meervoud
der Mann
die Frau
das  Kind
die Autos
mein Mann
deine Frau
dein Kind
deine Autos
Voorbeelden:
- Mein___________ Bruder (m) hat Zahnschmerzen.
- Unser__________  Eltern (mv) sind sehr lieb.
- Euer____________ Lehrerin (v) hat Hunger.
- Ihr______________ Baby (o) schläft.

Slide 6 - Tekstslide

Bezittelijke voornaamwoorden

Slide 7 - Tekstslide

Du hast jetzt die Theorie gehabt ( = je hebt nu de theorie gehad) also...
Kurz üben
(=even oefenen)

Slide 8 - Tekstslide

Wat is een bezittelijk voornaamwoord?
(in het Nederlands)

Slide 9 - Open vraag

Welke DUITSE bezittelijke voornaamwoorden ken je?

Slide 10 - Woordweb

Wanneer krijg je achter het bezittelijk voornaamwoord een extra E ?
A
mannelijk
B
vrouwelijk
C
onzijdig
D
meervoud

Slide 11 - Quizvraag

Wanneer krijgt het bezittelijk voornaamwoord een -e?

Slide 12 - Open vraag

Vertaal:
geen

Slide 13 - Open vraag

Vertaal:
een

Slide 14 - Open vraag

Wat is het bezittelijk voornaamwoord in deze zin?
Hoe heet jouw oma?
A
Hoe
B
heet
C
jouw
D
oma

Slide 15 - Quizvraag

Wat is het bezittelijk voornaamwoord in deze zin?
Haar moeder heet Agnes
A
haar
B
moeder
C
heet
D
Agnes

Slide 16 - Quizvraag

Nu in het Duits!

Slide 17 - Tekstslide

Wat is het bezittelijk voornaamwoord in deze zin?
Wie alt ist dein Opa?
A
Opa
B
dein
C
alt
D
Wie

Slide 18 - Quizvraag

Wat is het bezittelijk voornaamwoord in deze zin?
Mein Handy ist neu!
A
Handy
B
ist
C
Mein
D
neu

Slide 19 - Quizvraag

Ken je de bezittelijke voornaamwoorden in het Duits?

Slide 20 - Tekstslide

Bezittelijk voornaamwoord:
vertaal: haar
A
unser
B
euer
C
ihr
D
sie

Slide 21 - Quizvraag

Bezittelijk voornaamwoord:
vertaal: jouw
A
dein
B
sein
C
ihr

Slide 22 - Quizvraag

Bezittelijk voornaamwoord:
vertaal: mijn
A
sein
B
ihr
C
mein
D
dein

Slide 23 - Quizvraag

Bezittelijk voornaamwoord:
vertaal: uw
A
Ihr-
B
ihr-
C
dein
D
euer

Slide 24 - Quizvraag

Bezittelijk voornaamwoord:
vertaal: jullie
A
Ihr-
B
ihr-
C
dein
D
euer/ eure

Slide 25 - Quizvraag

Bezittelijk voornaamwoord:
vertaal: zijn
A
dein-
B
ihr-
C
sein-
D
unser-

Slide 26 - Quizvraag

Kies nu de juiste vorm....

Slide 27 - Tekstslide


M
V
O
MV
ein
eine
ein
keine
Sein.. Vater (m) ist krank
A
sein
B
seine

Slide 28 - Quizvraag


M
V
O
MV
ein
eine
ein
keine
Ihr.. Oma (v) hat Blumen gekauft
A
Ihr
B
Ihre

Slide 29 - Quizvraag


M
V
O
MV
ein
eine
ein
keine
Euer- Schule ist wegen Corona geschlossen.
A
Eure
B
Euere

Slide 30 - Quizvraag

Nu zonder tabel...

Slide 31 - Tekstslide

onze ... Lehrerin (v)
A
unser
B
unsere

Slide 32 - Quizvraag

mijn ... Bruder.
A
mein
B
meine

Slide 33 - Quizvraag

Iets moeilijker...

Slide 34 - Tekstslide

Was ist (jouw) Name (m)?
A
sein
B
mein
C
dein
D
Ihr

Slide 35 - Quizvraag

(Mijn) Hobby (o) ist Handball.
A
Meine
B
Mein
C
Deine
D
Dein

Slide 36 - Quizvraag

Das sind (onze) Eltern (mv).
A
meine
B
dein
C
ihr
D
unsere

Slide 37 - Quizvraag

(Jullie) Auto (o) ist sehr schön.
A
Unser
B
Eure
C
Unsere
D
Euer

Slide 38 - Quizvraag

(Onze) Lehrer (m) heißt Meier.
A
Ihr
B
Ihre
C
Unser
D
Euere

Slide 39 - Quizvraag

Maaike ist (haar) Freundin (v).
A
meine
B
ihr
C
ihre
D
euere

Slide 40 - Quizvraag

(Mijn) ..... Hund (m) isst gerne Fleisch.
A
Dein
B
Sein
C
Kein
D
Mein

Slide 41 - Quizvraag

(Zijn) .... vader heeft een hele grote auto.
A
Ihr
B
Ihre
C
Sein
D
Seine

Slide 42 - Quizvraag

Das ist (mijn)…... Buch (o).


A
meine
B
meiner
C
meines
D
mein

Slide 43 - Quizvraag

Das ist (jouw)... Geschenk (o).
A
meine
B
dein
C
deine
D
sein

Slide 44 - Quizvraag

Das ist ( uw) Fahrrad (o).
A
ihr
B
Ihre
C
ihre
D
Ihr

Slide 45 - Quizvraag

Lesdoel bereikt?
Je kunt het bezittelijk voornaamwoord gebruiken.
A
Ja, ik kan het!
B
Nee, ik snap het niet!
C
Nog een beetje leren... en dan komt het goed!
D
Ja, ik denk het wel!

Slide 46 - Quizvraag

Einde

Slide 47 - Tekstslide