1.5 kader/GT

1 / 15
volgende
Slide 1: Tekstslide
EconomieMiddelbare schoolvmbo k, g, tLeerjaar 2

In deze les zitten 15 slides, met interactieve quizzen, tekstslides en 1 video.

time-iconLesduur is: 15 min

Onderdelen in deze les

Slide 1 - Tekstslide

Paragraaf 1
inkomsten in soorten
Hoofdstuk 1
Zakgeld en inkomen 

Paragraaf 5
De bank betaald


Slide 2 - Tekstslide

Wat weet je al
van een bank?

Slide 3 - Open vraag

Rol van de bank

Slide 4 - Tekstslide

Sparen
Sparen betekent niks anders dan geld later uitgeven.
  •  Geld thuis te bewaren
  • Geld in jouw portemonnee te laten
  • Geld op een spaarrekening te zetten

Slide 5 - Tekstslide

2

Slide 6 - Video

Spaarmotieven
Grote uitgaven
sparen voor een doel
Onverwachte uitgaven
sparen uit voorzorg
Rente
sparen voor de rente

Slide 7 - Tekstslide

Saldo
Debet saldo =
Als je meer geld van je rekening opneemt dan erop staat. 
je staat rood of in de -

Credit saldo=
Er staat geld op je rekening bijv. salaris 
je staat in de +

Slide 8 - Tekstslide

Verschillende vormen van rente
  • Rente is de beloning voor het sparen

  • Variabele rente:  de bank kan het rentepercentage veranderen. Bij "gewone" spaarrekeningen waarbij je geld vrij opneembaar is

  • Vaste rente: het rentepercentage blijft de hele periode hetzelfde (verandert niet).  Dit kan zijn op een spaardeposito (een spaarrekening waarop je geld voor een afgesproken tijd vast staat)

Slide 9 - Tekstslide

Rente = Interest
Sparen - Je krijgt rente
Lenen - Je betaald rente

Hoogte van de rente wordt uitgedrukt in % = rentepercentage

1% is 1 honderdste deel 

Slide 10 - Tekstslide

rekenen met rente
Voorbeeld:
Piet heeft 1000 euro op zijn spaarrekening staan. 
Op 31 december krijgt hij 4 % rente
Vraag: Hoeveel geld staat er op zijn rekening op 1 januari

Berekening:
eerst 1 % uitrekenen van spaarbedrag, 
dat vermenigvuldigen met het rentepercentage

Slide 11 - Tekstslide

rekenen met rente
Voorbeeld:
Piet heeft 1000 euro op zijn spaarrekening staan. Op 31 december krijgt hij 4 % rente
Vraag: Hoeveel geld staat er op zijn rekening op 1 januari

Berekening:
eerst 1 % uitrekenen van spaarbedrag, 
dat vermenigvuldigen met het rentepercentage

1000: 100 = 10 = 1%
10 x 4 = 40 euro rente
40 + 1000= 1040 bedrag op 1 januari

Slide 12 - Tekstslide

00:38
Wat denk jij dat er mis gaat?
Waarom sparen mensen niet?

Slide 13 - Open vraag

00:52
Spaar jij zelf wel?

Slide 14 - Open vraag

Huiswerk volgende les
Maken de opdrachten van: 
Hoofdstuk 1
Paragraaf 5


De bank betaald

Slide 15 - Tekstslide