Toets 3 havo Erfelijkheid herkansing

H5: Erfelijkheid

• Deze proef bestaat uit 23 vragen.

• Voor deze proef zijn maximaal 28 punten te behalen.

• Voor elk vraagnummer staat hoeveel punten met een goed antwoord behaald kunnen worden.

• Noteer bij meerkeuzevragen alleen de juiste letter
• Vergeet bij open vragen de uitleg niet

1 / 26
volgende
Slide 1: Tekstslide
BiologieMiddelbare schoolhavoLeerjaar 3

In deze les zitten 26 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 50 min

Onderdelen in deze les

H5: Erfelijkheid

• Deze proef bestaat uit 23 vragen.

• Voor deze proef zijn maximaal 28 punten te behalen.

• Voor elk vraagnummer staat hoeveel punten met een goed antwoord behaald kunnen worden.

• Noteer bij meerkeuzevragen alleen de juiste letter
• Vergeet bij open vragen de uitleg niet

Slide 1 - Tekstslide

Recessieve genen komen bij iemand die heterozygoot is tot uiting.
A
waar
B
niet waar

Slide 2 - Quizvraag

Genotype komt altijd tot uiting.
A
waar
B
niet waar

Slide 3 - Quizvraag

Een lichaamscel van een mens heeft 23 chromosomen.
A
waar
B
niet waar

Slide 4 - Quizvraag

Een drager van een bepaalde erfelijke ziekte is zelf niet ziek van deze aandoening.
A
waar
B
niet waar

Slide 5 - Quizvraag

Een mens met genotype XY wordt een vrouw. .
A
waar
B
niet waar

Slide 6 - Quizvraag

Een organisme waarbij een mutatie zichtbaar is in het fenotype, noemen we mutageen.
A
waar
B
niet waar

Slide 7 - Quizvraag

In de chromosomen vinden we genen.
Wat is een gen?


Slide 8 - Open vraag

Je kunt spreken over het fenotype en het genotype van een individu.
Wat verstaat men onder het fenotype van een individu?

Slide 9 - Open vraag

Bij cavia’s is de aanleg voor zwart haar dominant over die voor wit haar.
Twee cavia’s (heterozygoot voor deze aanleg), worden met elkaar gekruist.
Hoe groot is het percentage nakomelingen in de F1 dat wit haar zal hebben?
Leg je antwoord uit met een kruisingsschema.

Lever hier een foto in van je kruisingsschema met uitleg!

Slide 10 - Open vraag

Als we kruisingsschema’s maken, noteren we van elke ouder het genotype. Als een ouder (1) is, wil dat zeggen dat hij van het gen dat we bekijken, twee dezelfde allelen bezit in al zijn cellen. Is de ouder (2), dan zijn de allelen verschillend. In de opgaven hebben we bijna altijd te maken met genen waarvan twee allelen bestaan. Vaak overheerst de invloed van één allel. We noemen dat allel (3). Het andere allel heet (4). ?
Vul de juiste woorden in op plek 1, 2, 3 en 4.

Slide 11 - Open vraag

Als we kruisingsschema’s maken, noteren we van elke ouder het genotype. Als een ouder (1) is, wil dat zeggen dat hij van het gen dat we bekijken, twee dezelfde allelen bezit in al zijn cellen. Is de ouder (2), dan zijn de allelen verschillend. In de opgaven hebben we bijna altijd te maken met genen waarvan twee allelen bestaan. Vaak overheerst de invloed van één allel. We noemen dat allel (3). Het andere allel heet (4). ?
Vul de juiste woorden in op plek 1, 2, 3 en 4.

Slide 12 - Open vraag

Deze tekst hoort bij de volgende 2 vragen over de komodovaraan
        Komodovaranen
Komodovaranen zijn hagedissen van bijna drie meter lang. Ze komen voor op het eiland Komodo in Indonesië. 
Normaliter worden de eicellen bevrucht door zaadcellen. Maar als er geen mannelijke partners zijn, blijven de eicellen onbevrucht. Deze onbevruchte eicellen hebben de helft van het normale aantal chromosomen. Nadat de onbevruchte eieren gelegd zijn, verdubbelt het aantal chromosomen zich. De jonge hagedissen die uit het ei kruipen, hebben daardoor het normale aantal chromosomen. Een spiercel van een komodovaraan heeft 28 chromosomen. 


Slide 13 - Tekstslide


Hoeveel chromosomen komen voor in een bevruchte eicel van een
komodovaraan? (1p)

Slide 14 - Open vraag



Hoe groot is de kans dat uit een bevruchte eicel een mannelijke
komodovaraan ontstaat?

Slide 15 - Open vraag



Erfelijkheidsonderzoek
Bianca is 8 weken zwanger van haar vriend Tim. Zij hebben al een zoon die het syndroom van Down heeft. Zij willen graag weten of de baby waar zij nu van zwanger is wel of geen Down syndroom heeft.

Welke prenataal onderzoek zou 100% zekerheid geven op dit moment van de
zwangerschap? Geef de naam van het onderzoek


Slide 16 - Open vraag



Evolutie van het menselijke skelet.
Het skelet van de mens zoals dat er nu uitziet, is volgens de evolutietheorie ontstaan uit het skelet van voorouders door veranderingen in het erfelijk materiaal. De meest aangenomen theorie is dat er een deel van het erfelijk materiaal bij de celdeling dubbel is gekopieerd.

1Hoe wordt zo’n verandering in het erfelijk materiaal genoemd?

Slide 17 - Open vraag

Overerving van de oogkleur
In een gezin hebben beide ouders bruine ogen. Van de vier kinderen hebben
er twee bruine ogen en twee blauwe ogen. De aanleg voor bruin is dominant.
a Wat is het genotype van de vader? (1p)
b Hoe groot is de kans dat het vijfde kind een blauwogig jongetje zou zijn?
(1p) Leg je antwoord uit met een kruisingsschema. (foto!)

Slide 18 - Open vraag

Vachtkleur bij Hollands rund.
Bij een Hollands rund is de vachtkleur rood of wit of rood-wit gevlekt. De vachtkleur is een erfelijke eigenschap. Als een homozygoot rood rund wordt gekruist met een homozygoot wit rund zijn alle nakomelingen rood-wit gevlekt.
Twee rood-wit gevlekte runderen worden met elkaar gekruist.
Hoe groot is de kans op een witte nakomeling bij deze kruising?
Leg je antwoord uit met een kruisingsschema (foto!)

Slide 19 - Open vraag

Vachtkleur bij Hollands rund.
Bij een Hollands rund is de vachtkleur rood of wit of rood-wit gevlekt. De vachtkleur is een erfelijke eigenschap. Als een homozygoot rood rund wordt gekruist met een homozygoot wit rund zijn alle nakomelingen rood-wit gevlekt.
Hoe wordt het fenotype van deze nakomelingen genoemd? (1p)


Slide 20 - Open vraag

Doorkruisen
Van een bepaalde diersoort wordt een zwart dier gekruist met een wit dier. Alle nakomelingen zijn zwart. Deze F2 dieren planten zich onderling voort.
Van de 109 F2 dieren zijn er 84 zwart en 25 wit.
Hoeveel van de 84 zwarte F2 dieren zijn heterozygoot?

A
Alle 84
B
Ongeveer 56
C
Ongeveer 42
D
Ongeveer 28

Slide 21 - Quizvraag

Deze tekst hoort bij de volgende 4 vragen over de Galapagos pinguin.
           De Galapagos pinguin
Op de Galapagos eilanden komt de Galapagos-Pinguïn voor. Deze pinguïn soort heeft een minder dichte verenlaag en een minder dikke vetlaag dan de soorten die in de koudere gebieden leven. Net als bij andere vogels soorten wordt het geslacht van de pinguïn bepaald door middel van geslachtschromosomen. Er is een duidelijk verschil met de geslachtschromosomen van de mensen. Deze pinguïn vrouwtjes hebben in een gewone spiercel namelijk WZ als geslachtschromosomen en mannetjes ZZ.

Slide 22 - Tekstslide

De Galapagos pinguin

Welke van deze chromosomen zorgt ervoor dat een kuiken een vrouwtje
wordt?

Slide 23 - Open vraag

De Galapagos pinguin

Welk geslachtschromosoom kan voorkomen in de zaadcel van deze pinguïn?

Slide 24 - Open vraag

De Galapagos pinguin

Welke ouder is bij mensen verantwoordelijk voor het doorgeven van het
vrouwelijke geslacht?



Slide 25 - Open vraag

De Galapagos pinguin

Welke ouder is dus verantwoordelijk voor het doorgeven van het vrouwelijke
geslacht?


Slide 26 - Open vraag