Maak 20ab, 21, 22, 23abcd, 25abcEx. 20a: Qui dit quoi = wie zegt wat?
Ex. 20b: Zeg om de beurt een zin. Maak zoveel mogelijk zinnen.
Ex. 21: Leg de dominostenen in de goede volgorde. Zet de getallen in het tabelletje. Woorden komen uit Voca E.
Ex. 23d: mets dans le bon ordre = zet in de goede volgorde.
Ex. 25a: De zinnen vormen samen een verhaaltje. Vertaal woord voor woord. Ex. 25b: Woordjes komen uit de tekst.
Ex. 25c: Een rebus, gezellig! Ex.25d*: maak een rebus van een Fr. woord.