Wat is LessonUp
Zoeken
Kanalen
Inloggen
Registreren
Bezoek de website
‹
Terug naar zoeken
Les 4 pers vnw 3e 4e nv
Persoonlijk vnw, voorzetsels & 3e-4e naamval
1 / 33
volgende
Slide 1:
Tekstslide
Duits
Middelbare school
vmbo k, t
Leerjaar 2
In deze les zitten
33 slides
, met
interactieve quizzen
,
tekstslides
en
2 videos
.
Lesduur is:
90 min
Start les
Bewaar
Deel
Printen
Onderdelen in deze les
Persoonlijk vnw, voorzetsels & 3e-4e naamval
Slide 1 - Tekstslide
Persoonlijk vnw. / naamvallen
De naamvallen in het Duits gebruik je:
- Na een voorzetsel
- Om aan te geven of het: onderwerp = 1e naamval
Lijdend voorwerp = 4e naamval
Meewerkend voorwerp = 3e naamval
is.
Slide 2 - Tekstslide
jij
jou (3e)
jou
ik
mij (3e)
mij (4e)
dich
mir
mich
dir
ich
du
Slide 3 - Sleepvraag
3e naamval
4e naamval
für
bis
aus
mit
gegen
bei
nach
durch
seit
Slide 4 - Sleepvraag
durch
für
gegen
ohne
bis
um
door
tegen
om
tot
voor
zonder
Slide 5 - Sleepvraag
aus
bei
mit
nach
seit
von
zu
uit
bij
met
naar
na en naar
sinds
van
Slide 6 - Sleepvraag
ik
zij (ev)
hij
jij
u
jullie
1e
3e
4e
du
er
dich
ihm
euch
ihr
ihn
mir
mich
ihr
dir
Ihnen
euch
Sie
sie
sie
ihr
ich
Sie
Slide 7 - Sleepvraag
Slide 8 - Video
Slide 9 - Video
Kann ich mit (u) mitfahren?
A
Ihnen
B
euch
C
Sie
D
ihr
Slide 10 - Quizvraag
ohne
A
zonder
B
behalve
C
tegen
D
voor
Slide 11 - Quizvraag
38. Er ist gegen ........
A
ich
B
mich
C
mir
Slide 12 - Quizvraag
für ... (mij)
A
ich
B
mich
Slide 13 - Quizvraag
Durch (hem) hat er verloren.
A
er
B
ihm
C
him
D
ihn
Slide 14 - Quizvraag
Ich war mit ihm beim Hausarts.
Welke naamval is 'ihm'?
A
1
B
4
C
3
Slide 15 - Quizvraag
ik
Ist das für ... ?
A
ich
B
du
C
mich
D
ihn
Slide 16 - Quizvraag
für
A
zonder
B
voor
C
tegen
Slide 17 - Quizvraag
für is een voorzetsel van de...
A
derde naamval
B
vierde naamval
Slide 18 - Quizvraag
Was hat er für _____ gekaucht
A
du
B
dich
Slide 19 - Quizvraag
Der Brief ist für ( u ) ...
A
sie
B
Sie
C
Ihnen
D
ihnen
Slide 20 - Quizvraag
Das ist für ...............
A
ihr
B
euch
Slide 21 - Quizvraag
ohne .... (u)
A
sie
B
Sie
Slide 22 - Quizvraag
Sie spielen gegen .......... .
A
wir
B
uns
Slide 23 - Quizvraag
Ohne (jou) ... und ohne (jullie)...... ist es doof.
A
dir, euch
B
dich, ihr
C
dich, euch
D
du, euch
Slide 24 - Quizvraag
zu
A
3e
B
4e
C
3e/4e
Slide 25 - Quizvraag
(hij) gaat...
zu ... (haar)
A
er - ihr
B
ihr - ihm
C
ihm - ihr
D
er- sie
Slide 26 - Quizvraag
Die Milch ist für ... (hem).
A
ihm
B
ihn
C
dein
D
sich
Slide 27 - Quizvraag
durch
A
+3
B
+4
Slide 28 - Quizvraag
gegen
A
zonder
B
voor
C
tegen
Slide 29 - Quizvraag
Ich mit hier mit ...(jou)
A
du
B
dir
Slide 30 - Quizvraag
Was hast du gegen (haar) ... ?
A
er
B
ihn
C
es
D
sie
Slide 31 - Quizvraag
Kommst du (met) ihm?
A
nach
B
zu
C
aus
D
mit
Slide 32 - Quizvraag
Verstehst du die Grammatik?
😒
🙁
😐
🙂
😃
Slide 33 - Poll