Bezoek de website
‹Terug naar zoeken

H4: Taalverzorging 4.1

H4: Taalverzorging 
4.1 grammatica
1 / 30
volgende
Slide 1: Tekstslide
NedMiddelbare schoolmavoLeerjaar 2

In deze les zitten 30 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 40 min

Onderdelen in deze les

H4: Taalverzorging 
4.1 grammatica

Slide 1 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Hoe vinden we het wwg?
1. Zoek de PV
2. Zoek alle andere werkwoorden in de zin en schrijf die achter de persoonsvorm

Slide 2 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

De docent voert de cijfers meteen in.

Slide 3 - Open vraag

Deze slide heeft geen instructies

Hij schrijft de antwoorden niet op.

Slide 4 - Open vraag

Deze slide heeft geen instructies

Onderwerp
wie of wat + gezegde

Slide 5 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Hoe vinden we het onderwerp?
1. Schrijf het wwg op.
2. Stel de vraag: wie of wat + wwg

Slide 6 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Wat is het onderwerp van deze zin?
"Koken zijn ouders wel eens samen?"

Slide 7 - Open vraag

Deze slide heeft geen instructies

Heeft Pim de wedstrijd gewonnen?

Slide 8 - Open vraag

Deze slide heeft geen instructies

Lijdend voorwerp
wie of wat + wwg + ond

Slide 9 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Lijdend voorwerp: Wat of wie + wwg + ond?

Mijn ouders hebben voor ons sushi gemaakt.

Wat is het lijdend voorwerp?

Slide 10 - Open vraag

Deze slide heeft geen instructies

Lijdend voorwerp: Wat of wie + wwg + ond?

Morgen hebben we een toets.

Wat is het lijdend voorwerp?

Slide 11 - Open vraag

Deze slide heeft geen instructies

Meewerkend voorwerp
"De ontvanger"

Slide 12 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

MV
aan wie/voor wie + wwg + ond + lv

Slide 13 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

De aanvoerder gaf zijn medespelers de bal.

aan wie gaf de aanvoerder de bal?

Slide 14 - Open vraag

Deze slide heeft geen instructies

Benoem het meewerkend voorwerp. Geen meewerkend voorwerp? Noteer dan 'geen'

Tom heeft het mij toch verteld.

Slide 15 - Open vraag

Deze slide heeft geen instructies

Benoem het meewerkend voorwerp. Geen meewerkend voorwerp? Noteer dan 'geen'

Zij heeft hem het nieuwtje al verteld.

Slide 16 - Open vraag

Deze slide heeft geen instructies

Benoem het meewerkend voorwerp. Geen meewerkend voorwerp? Noteer dan 'geen'

Heb je voor mij ook een blikje meegebracht?

Slide 17 - Open vraag

Deze slide heeft geen instructies

Bijwoordelijke bepaling
waar, wanneer, hoe of waarom iets gebeurt

Slide 18 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

BWB
Geeft antwoord op: waar, wanneer, waardoor, waarmee, waarnaar, wanneer, hoe en hoeveel

Slide 19 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

WWG
OND
LV
MV
BWB
tandpasta
de
mij
jij
Wil
aangeven?
even

Slide 20 - Sleepvraag

Deze slide heeft geen instructies

Ontleed de zin. Sleep de zinsdelen naar de juiste benamingen..
wwg
OND
LV
MV
BWB
De regering
legt
om twee uur
precies
een verklaring
af
op televisie.

Slide 21 - Sleepvraag

Deze slide heeft geen instructies

Ontleed de zin. Sleep de zinsdelen naar de juiste benamingen.
wwg
ond
lv
mv
bwb
Laat
je schaatsen
vanavond
voor 4 uur
slijpen.

Slide 22 - Sleepvraag

Deze slide heeft geen instructies

Enkelvoudige en samengestelde zinnnen

Slide 23 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Enkelvoudige zin
1 persoonsvorm

Slide 24 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Samengestelde zin
2 of meer persoonsvormen

Slide 25 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Enkelvoudige of samengestelde zin?

'... als ik mijn pianoles kan afzeggen.'
A
enkelvoudig
B
samengesteld

Slide 26 - Quizvraag

Het onderwerp (ik) staat niet naast de persoonsvorm (kan).
Enkelvoudige of samengestelde zin?

Wij hebben in ons winkelcentrum een warme bakker.
A
Enkelvoudig
B
Samengesteld

Slide 27 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Enkelvoudige of samengestelde zin?

'Ik ben moe en ik heb geen zin om te gaan trainen.'
A
Enkelvoudig
B
Samengesteld

Slide 28 - Quizvraag

Verander tijd: 'Ik was moe en had geen zin om te gaan trainen'.

'Ben' en 'heb' veranderen, dus 2 persoonsvormen, dus samengestelde zin. 

Merk op dat in allebei de zinnen het onderwerp naast de persoonsvorm staat. Het zijn dus allebei hoofdzinnen. 
Vragend voornaamwoord
verwijst naar personen of dingen en "vraagt" daar iets over.

Slide 29 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Leren
Wie, wat, welke en wat voor

Staan meestal aan het begin van de zin!
Maak zinnen vragend, dan komen ze vooraan te staan.

Slide 30 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies