Wat is LessonUp
Zoeken
Kanalen
Inloggen
Registreren
Bezoek de website
‹
Terug naar zoeken
BK2 25-1
This lesson
Deze les gaan we de grammatica onderdelen uit chapter 2 herhalen.
- Past continuous
- Past continuous en past simple
- modals
1 / 21
volgende
Slide 1:
Tekstslide
Engels
Middelbare school
vmbo b
Leerjaar 2
In deze les zitten
21 slides
, met
interactieve quizzen
en
tekstslides
.
Lesduur is:
45 min
Start les
Bewaar
Deel
Printen
Onderdelen in deze les
This lesson
Deze les gaan we de grammatica onderdelen uit chapter 2 herhalen.
- Past continuous
- Past continuous en past simple
- modals
Slide 1 - Tekstslide
De past continuous
Slide 2 - Tekstslide
Hoe maak je een past continuous?
A
was/were + ww + ing
B
ww + ing
C
am/are/is + ww + ing
Slide 3 - Quizvraag
Welke stelling is juist?
A
was gebruik je voor alle enkelvoud en were voor meervoud
B
were gebruik je voor alle enkelvoud en was voor meervoud
C
was gebruik je bij he/she/it bij de rest gebruik je were
Slide 4 - Quizvraag
Wanneer gebruik je de past continuous?
A
Een afgesloten activiteit in het verleden
B
Een activiteit in het heden
C
Activiteit die langer duurde in het verleden
Slide 5 - Quizvraag
He _____ (walk) in the park yesterday.
Slide 6 - Open vraag
We _____ (work) in the factory.
Slide 7 - Open vraag
Past continuous en past simple
Slide 8 - Tekstslide
Welke stelling is juist?
A
de past continuous is de onderbreking van de past simple
B
de past simple is de onderbreking van de past continuous
Slide 9 - Quizvraag
Wat is de onderbreking?
We were working when he came in
A
were working
B
came
Slide 10 - Quizvraag
Wat is de onderbreking?
When I opened the door, they were still partying.
A
opened
B
were still partying
Slide 11 - Quizvraag
My dad and I ____ (play) basketball when he _____ (slip).
A
were playing / slipped
B
was playing / slipped
C
played / were slipping
D
played / was slipping
Slide 12 - Quizvraag
I _____ (laugh) when I ____ (see) it actually hurt.
A
laughed / was seeing
B
laughed / were seeing
C
was laughing / saw
D
were laughing / saw
Slide 13 - Quizvraag
Modals
Slide 14 - Tekstslide
Een modal is.....?
A
een hoofdwerkwoord
B
een hulpwerkwoord
Slide 15 - Quizvraag
De modal have to betekend...?
A
een dringend advies
B
een verplichting
C
een vrijblijvend advies
Slide 16 - Quizvraag
De modal should betekend...?
A
een dringend advies
B
een verplichting
C
een vrijblijvend advies
Slide 17 - Quizvraag
De modal can/could betekend...?
A
een dringend advies
B
een verplichting
C
een vrijblijvend advies
Slide 18 - Quizvraag
Welke modal?
People _____ drink water to stay alive.
Slide 19 - Open vraag
Welke modal?
You _____ brush your teeth twice a day.
Slide 20 - Open vraag
Welke modal?
You _____ pay by credit card here.
Slide 21 - Open vraag