Wat is LessonUp
Zoeken
Kanalen
Inloggen
Registreren
Bezoek de website
‹
Terug naar zoeken
Spelling en Over taal 1 en 2
Wat is de betekenis van
conventioneel?
A
in dezelfde verhouding
B
gebruikelijk
C
zoals vroeger
D
modern
1 / 40
volgende
Slide 1:
Quizvraag
Nederlands
Middelbare school
havo
Leerjaar 3
In deze les zitten
40 slides
, met
interactieve quizzen
en
tekstslides
.
Lesduur is:
30 min
Start les
Bewaar
Deel
Printen
Onderdelen in deze les
Wat is de betekenis van
conventioneel?
A
in dezelfde verhouding
B
gebruikelijk
C
zoals vroeger
D
modern
Slide 1 - Quizvraag
Wat is de betekenis van
consulteren?
A
bezoeken
B
advies inwinnen
C
opzoeken
D
advies geven
Slide 2 - Quizvraag
Wat zijn zn van het werkwoord nuanceren?
(meerdere antwoorden mogelijk)
A
nuance
B
nuanciel
C
nuancering
D
nuancecateur
Slide 3 - Quizvraag
Welk zn hoort hierbij uit de lijst van Blok 1?
Iemand wordt opgenomen in het ziekenhuis en moet daar blijven.
A
consultatie
B
provocatie
C
manipulatie
D
observatie
Slide 4 - Quizvraag
Maak een zin met het zn van calculeren
Slide 5 - Open vraag
Maak een zin met kakofonie
Slide 6 - Open vraag
Welke constructie is het best?
A
een saillante droom
B
een saillante opgave
C
een saillant detail
D
saillante soep
Slide 7 - Quizvraag
Meervoud en verkleinwoorden
Er komen verschillende opgaven waarin jullie gevraagd wordt om het goede antwoord te geven. Met daarna de uitleg.
Succes
Slide 8 - Tekstslide
Hoe schrijf je het meervoud van vrachtauto?
A
vrachtautos
B
vrachtautoen
C
vrachtauto's
D
vrachtauto'tje
Slide 9 - Quizvraag
Vrachtauto's
Woorden die eindigen op een -a, -i, -o,-u, -y krijgen in het meervoud 's
Dus baby - baby's
Slide 10 - Tekstslide
Wat is het meervoud van muggenspray?
A
muggensprays
B
muggenspray's
C
muggenspray heeft geen meervoud
D
muggenspray'tje
Slide 11 - Quizvraag
Wat is het meervoud van bureau?
A
bureauen
B
bureaus
C
bureau's
D
bureau'en
Slide 12 - Quizvraag
Muggensprays en bureaus
Woorden die eindigen op -ay, -ey, -oy en -eau en geen probleem geven met de uitspraak mag de -s er aan vast.
Slide 13 - Tekstslide
Wat is de meervoud van wc?
A
wcs
B
wc's
C
wc-en
D
wcen
Slide 14 - Quizvraag
wc's
Afkortingen krijgen in het meervoud - 's
cd's en wc's
(compact disc en watercloset)
Slide 15 - Tekstslide
Wat is de meervoud van industrie?
A
industries
B
industrieës
C
industrien
D
industrieën
Slide 16 - Quizvraag
Meervoud van calorie is...
A
calorieën
B
caloriën
C
calorieës
D
caloriës
Slide 17 - Quizvraag
Wat is het meervoud van porie?
A
porieën
B
poriën
C
porieës
D
poriës
Slide 18 - Quizvraag
Wat is het meervoud van bacterie?
A
bacterieën
B
bacteriën
C
bacterieës
D
bacteriës
Slide 19 - Quizvraag
Industrieën, calorieën, poriën, bacteriën
Als de klemtoon op het laatste stukje van het woord valt, krijgt het in het meervoud een extra -e.
indus
trie
dus industrieën
po
rie dus poriën
Slide 20 - Tekstslide
Verkleinwoorden
Slide 21 - Tekstslide
Wat is het verkleinwoordje van film
A
filmtje
B
film'etje
C
filmpje
D
film heeft geen verkleinwoord
Slide 22 - Quizvraag
Wat is het verkleinwoord van slang?
A
slangetje
B
slangje
C
slangpje
D
slangtje
Slide 23 - Quizvraag
Verkleinwoorden algemeen
De meeste verkleinwoorden eindigen op -je, -pje of - etje
en hoeven verder geen uitleg
Slide 24 - Tekstslide
Wat is het verkleinwoord van accu?
A
accu'tje
B
accupje
C
accuutje
D
accuu'etje
Slide 25 - Quizvraag
accuutje
Woorden die eindigen op - a, -é, -o, -u wordt de klinker verdubbeld.
auto autootje
café cafeetje
Slide 26 - Tekstslide
Wat is het verkleinwoord van taxi
A
taxi'etje
B
taxi'pje
C
taxi'tje
D
taxietje
Slide 27 - Quizvraag
taxietje
Verkleinwoorden op -i krijgen -ie aan het eind van het woord.
Slide 28 - Tekstslide
Wat is het verkleinwoord van pen?
Slide 29 - Open vraag
Wat is het verkleinwoord van koningin?
Slide 30 - Open vraag
Wat is het verkleinwoord én meervoudsvorm van mp3?
Slide 31 - Open vraag
Wat is het verkleinwoord van tv?
A
tv'tje
B
tvetje
C
tvtje
D
tvpje
Slide 32 - Quizvraag
tv'tje
Letterwoorden/afkortingen krijgen als verkleinwoord 'tje.
Dit geldt ook voor cijfers.
bv bv'tje
3 3'tje
Slide 33 - Tekstslide
Wat is het verkleinwoord van koning?
A
koningetje
B
koninkje
C
koningje
D
koningpje
Slide 34 - Quizvraag
Wat is het verkleinwoord van ketting?
A
kettingetje
B
kettinkje
C
kettingje
D
kettingpje
Slide 35 - Quizvraag
koninkje en kettinkje
Woorden die eindigen op -ng krijgen als verkleinwoord
-kje
woning woninkje
Slide 36 - Tekstslide
Uitzonderingen
Wat is het verkleinwoord van machine
A
machine'tje
B
machientje
C
machinientje
D
machienitje
Slide 37 - Quizvraag
(zaaien) De boer ...... vorige jaren het land al in het voorjaar in.
Slide 38 - Open vraag
(uploaden) Ik heb deze bestanden al ...
Slide 39 - Open vraag
(voorbereiden) Zij is nu .............. op de toets!
Slide 40 - Open vraag