Een nieuw geloof: de islam

De Middeleeuwen
Een nieuw geloof: de islam
1 / 41
volgende
Slide 1: Tekstslide
GeschiedenisMiddelbare schoolvmbo, mavo, havo, vwoLeerjaar 1

In deze les zitten 41 slides, met interactieve quizzen, tekstslides en 1 video.

time-iconLesduur is: 50 min

Introductie

Aan het eind van deze les kun je herkennen en uitleggen waarom de islam is ontstaan, hoe deze godsdienst zich heeft verspreid en wat de belangrijkste kenmerken van de islam zijn.

Onderdelen in deze les

De Middeleeuwen
Een nieuw geloof: de islam

Slide 1 - Tekstslide

Tijd van monniken en ridders (500 - 1000)
In het wit zie je een helm, zoals ridders die droegen. Op de achtergrond zie je een deel van een klooster. Ridderschap en de christelijke kerk horen bij de Tijd van monniken en ridders.
Feniks, Geschiedenis Werkplaats, Memo, Saga

Slide 2 - Tekstslide

Leerdoel
Aan het eind van deze les kun je herkennen en uitleggen waarom de islam is ontstaan, hoe deze godsdienst zich heeft verspreid en wat de belangrijkste kenmerken van de islam zijn.

Slide 3 - Tekstslide

Wat weet je al
over de islam?

Slide 4 - Woordweb

Veel goden of één god? 
  • In de zesde eeuw geloofden de Arabieren in honderden goden
  • In de stad Mekka stond de Ka'aba: een grote zwarte steen
  • Op deze plek aanbieden de Arabieren hun goden
  • Ook mensen, waaronder veel handelaren, uit andere landen bezochten de Ka’aba en baden er tot hun goden.
  • Mekka lag aan een kruispunt van handelswegen en was een belangrijke handelsstad.

Slide 5 - Tekstslide

Een visioen  
  • Mohammed was een handelaar uit Mekka. 
  • In een droom, een visoen, vertelde een engel dat er maar één god is, Allah.
  • Mohammed vertelde de mensen in Mekka over zijn droom, maar bijna niemand wilde naar hem luisteren. 
  • De meeste mensen moesten niets van Mohammed hebben en joegen hem en zijn volgelingen de stad uit

Slide 6 - Tekstslide

Van Mekka naar Medina
622

  • Mohammed vlucht naar Medina
  • Dit is het begin van de islamitsche jaartelling, de hedsjra
  • In deze stad woonden veel joden en christenen, ook zij geloven in één god (monotheïsme).
  • Mohammed, die zich profeet van Allah noemde, kreeg veel aanhangers. 
  • Zij noemden zich moslims en hun godsdienst de islam.

Slide 7 - Tekstslide

Terug naar Mekka
630

  • Met een grote groep moslims ging Mohammed terug naar Mekka (630)
  • Er werd gevochten en Mohammed won. 
  • Veel bewoners van Mekka werden toen alsnog moslim. 
  • Mohammed beval dat mensen bij de Ka’aba alleen nog tot Allah mochten bidden.

Slide 8 - Tekstslide


Wat gebeurt er op de tekening? 
Kies het juiste antwoord.
A
Een engel vertelt Mohammed dat hij moet vluchten uit Mekka.
B
Een engel vertelt Mohammed dat hij bij de Ka’aba de goden moet gaan aanbidden.
C
Een engel vertelt Mohammed dat hij christen moet worden.
D
Een engel vertelt Mohammed dat er maar één god is, Allah.

Slide 9 - Quizvraag


In welk jaar leven wij volgens de islamitische kalender?
A
2640
B
1396
C
622
D
1854

Slide 10 - Quizvraag

Verspreiding van de islam
Vanaf 632

  • Na de dood van Mohammed (632) veroveren zijn opvolgers, kaliefen, grote delen van het Midden-Oosten en Noord-Afrika
  • De meeste mensen in deze gebieden worden moslim
  • Toen de Arabieren ook een groot deel van Spanje en Portugal veroverden, grensden het Frankische Rijk en het Arabische Rijk aan elkaar.

Slide 11 - Tekstslide

Slag bij Poitiers
732

  • Franken en Arabieren vielen regelmatig elkaars gebied binnen.
  • In 732 vochten hun legers bij de Franse plaats Poitiers. 
  • Karel Martel, de grootvader van Karel de Grote, leidde de Franken. 
  • Zijn leger was groter en zijn soldaten kenden het terrein vochten.
  • De Arabieren werden verslagen en zouden nooit meer zo ver noordelijk komen.

Slide 12 - Tekstslide

Slide 13 - Tekstslide



Noem vijf landen die in de Middeleeuwen door de Arabieren zijn veroverd.

Slide 14 - Open vraag

De islam
  • Islam betekent: 'onderwerping'
  • Het belangrijkste boek is de Koran of Qoer'ān (القرآن)
  • Volgens moslims zijn de woorden in de Arabische taal door Allah via de engel Djibriel aan Mohammed geopenbaard.
  • Daarnaast moet een moslim zich (zoveel mogelijk) houden aan de vijf zuilen, dit zijn godsdienstige verplichtingen.
  • Het vrijdaggebed in een moskee is voor mannen verplicht

Slide 15 - Tekstslide

Vijf zuilen van de islam
geloofsbelijdenis (sjahada)
الشهادة
rituele gebeden (salat)
الصّلاة
geven aan armen (zakat)
زكاة
ramadan
(saum)
رمضان
pelgrimstocht 
(hadj)
الحجّ

Slide 16 - Tekstslide

Video
SchoolTV: De vijf zuilen van de islam

Slide 17 - Tekstslide

1

Slide 18 - Video

00:04-00:14

Slide 19 - Tekstslide


Wat is niet een van de vijf zuilen 
van de islam?
A
Eén keer in je leven naar Mekka gaan
B
Vaak naar de kerk gaan
C
Geld geven aan arme mensen
D
Vijf keer per dag bidden

Slide 20 - Quizvraag


Wat is niet een van de vijf zuilen 
van de islam?
A
Meedoen aan de ramadan (vasten)
B
Bidden
C
Geen varkensvlees eten
D
Allah en Mohammed eren (geloofsbelijdenis)

Slide 21 - Quizvraag

Wat hoort bij welk geloof?
christendom
islam
beide
Mohammed
Monotheïsme
kerk
moskee
Mekka
Bijbel
Jezus
Koran

Slide 22 - Sleepvraag

Splitsing in de islam
661

  • Als Mohammed in 632 sterft is er onduidelijkheid: wie gaat hem opvolgen?
  • Volgens Soennieten: de meest bekwame volgeling
  • Volgens Sjiieten: directe familie van Mohammed
  • Het soennisme heeft de meeste volgelingen: ongeveer 90% van de moslims is soennitisch

Slide 23 - Tekstslide

soennitisch
sjiitisch
ibadisch

Slide 24 - Tekstslide

Leren van elkaar
  • Door hun veroveringen verzamelden Arabieren veel kennis. 
  • Geneeskunde: de Arabieren wisten dat je veel ziektes kunt voorkomen door goede hygiëne.
  • Wiskunde: de Arabieren leerden dat je met de cijfers 0 tot en met 9 veel gemakkelijker kunt rekenen dan met de Romeinse cijfers.
  • Aardrijkskunde: Arabische geleerden verzamelden en combineerden de kennis van de wereld in goede topografische kaarten.

Slide 25 - Tekstslide

Maak de juiste combinaties
heilig boek voor moslims
stad waar Mohammed in het jaar 622 uit wegvluchtte
de god van de moslims
 stad waar Mohammed in het jaar 622 naartoe vluchtte
mensen die geloven dat Mohammed de waarheid sprak
Koran
Mekka
moslims
Allah
Medina

Slide 26 - Sleepvraag


Waar is de Islam ontstaan?
A
Arabië
B
China
C
Spanje
D
Turkije

Slide 27 - Quizvraag


Hoe noemen we de
vijf leefregels van de islam?
A
De Vijf Pilaren van de islam
B
De Vijf Zuilen van de islam
C
De Vijf Hoekstenen van de islam
D
De Vijf Regels van de islam

Slide 28 - Quizvraag


Welke godsdienst is ouder?
A
christendom
B
islam

Slide 29 - Quizvraag


Welke uitspraak over de islam is juist?
A
De islam is gesticht door de Turk Mohammed
B
Aanhangers van de islam noem je Turken of Arabieren.
C
Het gebedshuis van de islam noem je een moskee.
D
De verspreiding van de islam begon in de tweede eeuw na Christus.

Slide 30 - Quizvraag


Wie is de profeet van de islam?
A
Mohammed
B
Jezus
C
Arabier
D
Er is geen profeet

Slide 31 - Quizvraag


Mohammed is...
A
De stichter en belangrijkste profeet van de islam
B
De stichter van de islam en de zoon van God
C
De belangrijkste profeet van de islam en de zoon van God
D
Hetzelfde als Allah

Slide 32 - Quizvraag


De islam kent...
A
1 god
B
2 goden
C
3 goden
D
4 goden

Slide 33 - Quizvraag


Wat betekent islam?
A
Onderwerping aan Allah
B
Zoeken naar Allah
C
Geloven in Allah
D
Allah is groot

Slide 34 - Quizvraag


De volgelingen van de islam zijn
A
boedhist
B
christen
C
jihad
D
moslim

Slide 35 - Quizvraag


Opvolgers van Mohammed heten
A
Kaliefen
B
Poitiers
C
Profeten
D
Arabieren

Slide 36 - Quizvraag

Begrippen uit deze les

  • profeet
  • koran
  • moskee
  • vijf zuilen
  • hedsjra
  • hadj
  • ramadan
  • Soennieten
  • Sjiieten

Slide 37 - Tekstslide

Personen uit deze les

  • Mohammed
  • Karel Martel

Slide 38 - Tekstslide

Jaartallen uit deze les


  • 622: Mohammed vlucht van Mekka naar Medina
  • 632: Mohammed sterft
  • 661: splitsing in de islam
  • 732: Slag bij Poitiers

Slide 39 - Tekstslide

Schrijf 3 dingen op die je
deze les hebt geleerd

Slide 40 - Open vraag

Stel 1 vraag over iets dat je deze les
nog niet zo goed hebt begrepen

Slide 41 - Open vraag