schoonmaak, waarom zou je. schoonmaakmiddelen en plan

onderdeel schoonmaken 
1 / 29
volgende
Slide 1: Tekstslide
Zorg en WelzijnMiddelbare schoolvmbo b, kLeerjaar 3,4

In deze les zitten 29 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 60 min

Onderdelen in deze les

onderdeel schoonmaken 

Slide 1 - Tekstslide

Waarom schoonmaken?       

  • Hygiëne
  •  Veiligheid
  • Prettige sfeer 
  • zorgt ervoor dat de levensduur van apparaten en meubels langer mee gaan

Slide 2 - Tekstslide

Reinheidsniveau's
Ruwschoon = ontvangsthal of berging
Huishoudelijk schoon = woonkamer, hotelkamer
Smetschoon = operatiekamer

Slide 3 - Tekstslide

Waar denk je aan als je het woord
SCHOONMAAKMIDDEL hoort?



Slide 4 - Woordweb

Om het beste resultaat te bereiken bij schoonmaken moet je het juiste schoonmaakmiddel kiezen. Schoonmaakmiddelen kun je indelen in vier groepen:
  1. Reinigingsmiddelen
  2. Onderhoudsmiddelen 
  3. Desinfecteermiddelen 
  4. Oplosmiddelen 

Slide 5 - Tekstslide

Schoonmaakmiddelen 
- Reinigingsmiddelen: Schoonmaakmiddel die als doel heeft vuil weg te halen. 
- Onderhoudsmiddelen: Schoonmaakmiddel met als doel meubelen te onderhouden. Bijv. een leren bank of houten tafel.
- Desinfectiemiddelen: Schoonmaakmiddel met als doel bacteriën te doden. 
- Oplosmiddelen: Schoonmaakmiddel voor hardnekkige vuilresten. Deze gebruik je alleen als reinigingsmiddelen het vuil niet weg krijgen.

Slide 6 - Tekstslide

Schoonmaakmiddelen kun je indelen in vier groepen. Noteer deze vier groepen.

Slide 7 - Open vraag

Wat gebruik jij voor het schoonmaken van een vet fornuis?
A
Chloor
B
vetoplosser
C
Azijn
D
Glassex

Slide 8 - Quizvraag

Wat is de functie van onderhoudsmiddelen?
A
Dat materialen glanzen.
B
Dat materialen niet meer roesten.
C
Dat materialen geen bacterie meer bevatten.
D
Dat materialen een extra beschermlaagje krijgen.

Slide 9 - Quizvraag

Waar zorgen desinfecteermiddelen voor?
A
Dat alles schoon blijft
B
Dat alle vlekken worden verwijderd
C
Dat alles glanst
D
Dat de meeste micro-organismen doodgaan.

Slide 10 - Quizvraag

Verder heb je nog de keus uit synthetische en natuurlijke reinigingsmiddelen. Soda, groene zeep en schoonmaakazijn zijn voorbeelden van natuurlijke reinigingsmiddelen. Soda is een goede vetoplosser. Omdat soda bovendien geurloos is, is het een goed middel om een koelkast mee schoon te maken. 

Schoonmaakazijn is een natuurlijk schoonmaakmiddel dat goed kalkaanslag verwijdert. Je kunt het gebruiken bij het lappen van de ramen of het schoonmaken van sanitair. Het is minder belastend voor het milieu dan bijvoorbeeld een synthetische sanitairreiniger.

Slide 11 - Tekstslide

Synthetische schoonmaakmiddelen 
Natuurlijke schoonmaakmiddelen
Gemaakt van aardolie 
Gemaakt van planten, heet ook wel ecologische schoonmaakmiddelen

Slide 12 - Sleepvraag

Groene zeep is een?
A
Natuurlijk schoonmaakmiddel
B
Synthetisch schoonmaakmiddel

Slide 13 - Quizvraag

Is chloor een milieuvriendelijk schoonmaakmiddel?
A
Ja
B
Nee

Slide 14 - Quizvraag

Oplosmiddelen zijn milieugevaarlijk?
A
Waar
B
Niet waar

Slide 15 - Quizvraag

Wat zijn voorbeelden van oplosmiddelen?

Slide 16 - Open vraag

Slide 17 - Tekstslide

Schoonmaakregels!

Aan het eind van deze les kan de leerling:

 
 
In eigen woorden uitleggen wat de schoonmaakregels zijn van een bepaalde werkvolgorde.

Slide 18 - Tekstslide

Waar denk je aan als je het woord
SCHOONMAAKREGEL hoort?

Slide 19 - Woordweb

Dit zijn de volgende schoonmaakregels waaraan jij je moet houden:








  1. Werk van schoon naar vuil;
  2. Werk van buiten naar binnen;
  3. Werk van hoog naar laag;
  4. Werk in een logische; werkvolgorde 
  5. Werk in een ruimte steeds linksom of rechtsom.

Slide 20 - Tekstslide

Frequentie en schoonmaakplan:
• Goede tijdsplanning maken; 
• Sommigen schoonmaak werkzaamheden mogen periodiek en jaarlijks schoongemaakt worden; 
• In het schoonmaakplan kun je de schoonmaakfrequentie vinden. Hierin kun je zien wat je moet schoonmaken, op welke manier en welke materialen en middelen je kan gebruiken.  

Slide 21 - Tekstslide

Op welke manier je schoonmaakt hangt af van:


1. Soort ruimte dat je schoonmaakt;  
2. De aard van de vervuiling;  
3. Het vereiste reinigingniveau.  

Slide 22 - Tekstslide

Hoog naar laag
Linksom of rechtsom 
logische werkvolgorde
buiten naar binnen 
Schoon naar vuil 

Slide 23 - Sleepvraag

Noem drie verschillende gewoontes op waar schoonmaken afhankelijk van is:

Slide 24 - Open vraag


Een juiste schoonmaakregel is
A
Van boven naar beneden
B
Van beneden naar boven

Slide 25 - Quizvraag


Een juiste schoonmaakregel is
A
Van vuil naar schoon
B
Van schoon naar vuil

Slide 26 - Quizvraag

Welke werkzaamheden worden dagelijks gedaan in het schoonmaakplan?
A
Badkamer poetsen.
B
Luchtrooster schoonmaken.
C
WC poetsen.
D
Eettafel afvegen.

Slide 27 - Quizvraag

Wat staat er in een schoonmaakplan?
A
Wat, hoe en wanneer er gepoetst moet worden.
B
Wat, hoe, wanneer en door wie er gepoetst moet worden.
C
Wat er gepoetst moet worden.
D
Wat en door wie er gepoetst moet worden.

Slide 28 - Quizvraag

wat heb je geleerd

Slide 29 - Woordweb