Yvonne Wielaard
Lessen: Natuur en Zorg - Mentor - L.O.

Les 3: Voeding 2021

Les 3
Gezonde voeding - hoeveel is gezond - eetstoornissen
Je doet alleen LessonUP --  Je gebruikt je boek NIET!  --  Je WERKBOEK 2A wel 
1 / 25
volgende
Slide 1: Tekstslide
BiologieMiddelbare schoolvmbo g, t, mavoLeerjaar 2

In deze les zitten 25 slides, met tekstslides en 1 video.

time-iconLesduur is: 50 min

Onderdelen in deze les

Les 3
Gezonde voeding - hoeveel is gezond - eetstoornissen
Je doet alleen LessonUP --  Je gebruikt je boek NIET!  --  Je WERKBOEK 2A wel 

Slide 1 - Tekstslide

Leerdoelen

6. Ik kan uitleggen wat gewicht - BMI - gezond gewicht met elkaar te maken hebben
7. Als iemand wil aankomen of afvallen kan ik tips geven hoe dat gezond kan
8. Ik kan vertellen wat het verschil is tussen Overgewicht - Obesitas - Ondergewicht
9. Ik kan uitleggen a) welke eetstoornissen er zijn b) hoe ze kunnen ontstaan 
     c)  welke gevolgen ze kunnen hebben 
10. Ik weet: a) wat zetmeel is b) in welke voedingsmiddelen dat vooral zit  c) wat glucose is

Slide 2 - Tekstslide

GEWICHT
Wat je eet en hoeveel je eet heeft invloed op je gewicht.
Meestal geldt: je gewicht blijft gelijk als de hoeveelheid
energie die je opneemt gelijk is aan de hoeveelheid energie
die je verbruikt. Als je meer eet dan je nodig hebt, wordt een
deel van de voedingsstoffen opgeslagen als reservestof. 
Dat gebeurt vooral in de vorm van vet. Hierdoor word je zwaarder. Als je minder eet dan je nodig hebt, worden je reservestoffen gebruikt als energiebron. Hierdoor neemt je gewicht af.
Gewicht heeft ook te maken met je erfelijke
eigenschappen. De een heeft een zwaardere bouw dan de
ander, de stofwisseling kan verschillen en ook de dikte van
de onderhuidse vetlaag verschilt van mens tot mens (zie
afbeelding 4).

Slide 3 - Tekstslide

Overgewicht Obesitas - Ondergewicht
Bij overgewicht en obesitas (ernstig overgewicht) is er te veel vet in het lichaam opgeslagen. Er zijn dan meer gezondheidsrisico’s dan bij mensen met een gezond gewicht. 
- Grotere kans op hart- en vaatziekten en op diabetes type 2 (suikerziekte).
- Het is slecht voor de gewrichten, want die worden dan te zwaar belast.

Een te laag lichaamsgewicht noem je ondergewicht. Er is kans op een tekort aan voedingsstoffen. Het lichaam gebruikt dan eerst reservestoffen uit vet- en spierweefsel. 
- Spieren worden afgebroken
- Kans om sneller ziek  te worden en iemand kan zich lusteloos en moe voelen. 
- Als het het ondergewicht aanhoudt: De kans op botbreuken neemt toe.

Ondergewicht kan een gevolg zijn van ondervoeding. Bij ondervoeding krijgt iemand te weinig energie of te weinig voedingsstoffen binnen. Dat komt meestal door te weinig voedsel of voedsel met te weinig voedingsstoffen (vooral eiwitten). Maar ook het eten van te veel junkfood kan leiden tot een tekort aan voedingsstoffen.
In junkfood, zoals hamburgers, chips en pizza, zitten namelijk erg weinig voedingsstoffen.

Slide 4 - Tekstslide

BMI en gezond gewicht
Je kunt nagaan of je een gezond gewicht hebt door je Body Mass Index (BMI) te berekenen. Je deelt daarvoor je gewicht (in kilogram) door het kwadraat van je lengte (in
meter):

Voorbeeld: Hans weegt 70 kg en is 1,73 m lang.

Volwassenen hebben meestal een gezond gewicht als hun BMI tussen de 20 en 25 is.
Bij jongeren is dat minder eenvoudig te bepalen, omdat zij nog in de groei zijn. De gemiddelde waarden voor een gezond gewicht bij jongeren van 12 tot en met 14 jaar zie
je in tabel 2. Naast de BMI is ook de buikomvang belangrijk. Vooral vet in en rond de buik is nadelig voor de gezondheid.

Slide 5 - Tekstslide

Afvallen en aankomen
Als je overgewicht of ondergewicht hebt, kun je proberen je gewicht naar een gezonde
waarde te brengen. Sommige mensen met overgewicht proberen af te vallen door minder
te eten dan de aanbevolen hoeveelheden of ze slaan een maaltijd over. Dat is niet zo’n
goede manier. Hierdoor kun je juist eetbuien krijgen. En als je wilt aankomen, kun je
beter niet veel te veel of ongezond voedsel gaan eten. In tabel 3 staan gezonde manieren
om aan je gewicht te werken.

Slide 6 - Tekstslide

EETSTOORNISSEN
Mensen met een eetstoornis zijn de hele dag in hun hoofd bezig met eten en de invloed daarvan op hun lichaam. Eten is voor hen een bron van spanning en angst. Ze hebben een negatief oordeel over zichzelf, hun lichaamsgewicht en hun uiterlijk. Enkele
eetstoornissen zijn anorexia nervosa, boulimia nervosa en eetbuistoornis.

Iemand met anorexia nervosa is niet te dik, maar voelt dat wel zo. Symptomen van deze eetstoornis zijn op een extreme manier afvallen en een grote angst hebben om aan te komen. Iemand met anorexia heeft wel honger, maar weigert om (voldoende) te
eten. Hierdoor ontstaat ondervoeding en ondergewicht. Anorexia kan leiden tot ziekten, problemen met maag en gebit, en haaruitval. Ongeveer 6% van de anorexiapatiënten overlijdt als gevolg van de ziekte.

Iemand met boulimia nervosa is ook bang om dik te worden en eet ook te weinig, maar heeft daarbij regelmatig eetbuien. Daarna braakt hij of zij het voedsel weer uit of gebruikt veel laxeermiddelen. Door dit vasten, braken en laxeren ontstaat ondervoeding. Ook kan de wand van de slokdarm onherstelbaar beschadigen. Ongeveer 4% van de boulimiapatiënten overlijdt als gevolg van de ziekte.
Iemand met een eetbuistoornis heeft eetbuien, maar braakt niet en gebruikt geen laxeermiddelen. 
Daardoor leidt deze eetstoornis tot ernstig overgewicht (obesitas).

Slide 7 - Tekstslide

Hoe komt het en wat nu?
De oorzaak van een eetstoornis is vaak psychisch. Iemand met een eetstoornis heeft
meestal een negatief oordeel over zichzelf. Enkele oorzaken van eetstoornissen zijn:
• beïnvloed worden door je cultuur of de media
• nare gebeurtenissen in je leven
• een gevoel van controle willen hebben
• faalangst of perfectionisme
• ontevreden zijn over jezelf of je uiterlijk
Een eetstoornis kun je niet in je eentje oplossen, omdat het over meer gaat dan alleen
eten. Hoe langer iemand lijdt aan een eetstoornis, hoe moeilijker deze te behandelen
is. Het is daarom belangrijk dat iemand met een eetstoornis zo snel mogelijk hulp zoekt.
Een vertrouwelijk gesprek met de huisarts kan een goed begin zijn. 
of neem iemand anders in vertrouwen!

Slide 8 - Tekstslide

noteren
en 
leren

Slide 9 - Tekstslide

noteren
en 
leren

Slide 10 - Tekstslide

Opdracht 3 in je eigen NZ schrift
Schrijf over en noteer daarbij het goede antwoord.
3 a   Meerkeuze:  Wanneer blijft je gewicht gelijk?
          A: Als je met je voeding meer energie binnenkrijgt dan je verbruikt
          B: Als je met je voeding evenveel energie binnenkrjigt dan je verbruikt
          C: Als je met je voeding minder energie binnenkrjigt dan je verbruikt

    b   Een deel van de voedingsstoffen wordt opgeslagen als vet als je:
          meer / evenveel / minder  eet dan je nodig hebt. Je wordt hierdoor lichter / zwaarder  

    c Eet je minder dan je nodig hebt, dan gebruik je  beschermender stoffen / bouwstoffen /
        reservestoffen  als energie. Hierdoor zul je  aankomen / afvallen

Slide 11 - Tekstslide

Opdracht 4 in je eigen NZ schrift
Schrijf over en noteer daarbij het goede antwoord.

Slide 12 - Tekstslide

Samenvatting: Opdracht 5 (deel 2)in je eigen NZ schrift
Neem de tabel over en vul die in

Slide 13 - Tekstslide

Opdracht Inzicht 6,7
in je eigen NZ schrift

Slide 14 - Tekstslide

Opdracht Inzicht 8a en 8b in je eigen NZ schrift
Leila is diëtiste en stelt een maaltijd samen voor iemand die wil afvallen. 
Ze twijfelt tussen 50 g gezouten haring en 75 g kabeljauw.
Gebruik voor deze vraag tabel 5.
a Leila kan het best kiezen voor 50 g haring / 75 g kabeljauw, want dat bevat  meer / minder kilojoule energie.

b Leila gebruikt de Schijf van Vijf om de maaltijd verder aan te vullen.
Uit welke vakken moet de maaltijd nog worden aangevuld?
□ A uit het blauwe vak                    □ B uit het groene vak
□ C uit het oranje vak                      □ D uit het roze vak

Slide 15 - Tekstslide

Info voor opdracht Samenhang

Slide 16 - Tekstslide

Opdracht 9  bij tekst samenhang
In Frankrijk moet de BMI van een model minimaal 18 zijn.
10 a Is een BMI van 18 voor een volwassene gezond? Leg je antwoord uit.

10 b  Madeleine is 21 jaar en 1,78 m lang. Zij wil graag in Frankrijk als model werken.
           Hoeveel moet Madeleine dan minimaal wegen?
10 c   Sommige modellen zijn zo mager dat zij ondervoed raken. Wat zijn de risico’s voor
            modellen die ondervoed zijn?
10 d    Jongens die veel eiwitten eten, nemen soms tot wel tien eieren per dag en nog extra
             vlees bij het avondeten. Leg uit dat dit dieet ondervoeding kan veroorzaken.
10 e   Sommige meisjes blijven maar afvallen als hun modellenbureau hierom vraagt.
Wat zou een reden kunnen zijn dat meisjes dit blijven doen als hierom wordt gevraagd?

Slide 17 - Tekstslide

Opdracht 10
Praktijk: Zetmeel aantonen

Deze opdracht staat in een andere Les in LessonUP

Noteer de antwoorden van deze praktijkles in je schrift
De info heb je nodig bij het leren voor de toets

Slide 18 - Tekstslide

herhaling of extra info



niet verplicht

Slide 19 - Tekstslide

Slide 20 - Video

Deze voedingsmiddelen leveren vooral (dierlijke en plantaardige) eiwitten, vitamines en mineralen (o.a. kalk). Je kunt het beste de minder vette soorten kiezen. Bijvoorbeeld halfvolle melk en magere yoghurt. 
Maar: Bij vis kies je juist voor vette vis!

Slide 21 - Tekstslide

Schijf van 5

1. Eet gevarieerd
2. Niet teveel & beweeg
3. Minder verzadigd vet
4. Veel groente, fruit en brood
5. Veilig
Op A3 papier
buiten de schijf van 5

Slide 22 - Tekstslide

Schijf van 5

1. Eet gevarieerd
2. Niet teveel & beweeg
3. Minder verzadigd vet
4. Veel groente, fruit en brood
5. Veilig
Op A3 papier
Deze  voedingsmiddelen leveren vooral zetmeel, plantaardige eiwitten, vitamines en mineralen en voedingsvezel.
Kies vooral donkere producten: Volkoren brood, zilvervliesrijst en volkoren macaroni. De vliesjes hiervan bevatten bijv. de vitamines en de mineralen en veel voedingsvezel.

Deze voedingsmiddelen leveren vooral vitamine C en voedingsvezel.
Deze voedingsmiddelen leveren vooral (dierlijke en plantaardige) eiwitten, vitamines en mineralen (o.a. kalk). Je kunt het beste de minder vette soorten kiezen. Bijvoorbeeld halfvolle melk en magere yoghurt. 
Maar: Bij vis kies je juist voor vette vis!

Deze voedingsmiddelen leveren vooral vetten en vitamines.
Het is beter om plantaardige vetten te gebruiken dan dierlijke vetten.    

Drink elke dag voldoende.
Drink je iets anders dan water / thee / koffie.
Let dan op wat er is toegevoegd (bijv. hoeveel suiker)!
Kun jij nu veel vertellen over de vakken? 

Slide 23 - Tekstslide

VETTEN

Slide 24 - Tekstslide

VEZELS

Slide 25 - Tekstslide