Yvonne Wielaard
Lessen: Natuur en Zorg - Mentor - L.O.

D2BTh6 B7 Chromosoomonderzoek

D2B Erfelijkheid en evolutie 
B7 Chromosoomonderzoek
Info gebruikt van:
Malmberg methode Biologie en verzorging voor jou
Biologiepagina.nl
Bioplek.org
Biologieweb.nl
e.a. 
1 / 25
volgende
Slide 1: Tekstslide
BiologieMiddelbare schoolvmbo g, t, mavoLeerjaar 2

In deze les zitten 25 slides, met interactieve quiz en tekstslides.

time-iconLesduur is: 50 min

Onderdelen in deze les

D2B Erfelijkheid en evolutie 
B7 Chromosoomonderzoek
Info gebruikt van:
Malmberg methode Biologie en verzorging voor jou
Biologiepagina.nl
Bioplek.org
Biologieweb.nl
e.a. 

Slide 1 - Tekstslide

Leerdoel
Je weet wat een chromosoomonderzoek en een prenataal onderzoek is. 

Erfelijkheidsonderzoek: chromosomen en genen van iemand worden onderzocht. (bijv. gen dat een erfelijke vorm van borstkanker veroorzaakt).

Erfelijke ziekte: Iemand met een gen voor een erfelijke ziekte die de ziekte niet heeft, noem je de drager.

Dragers van een gen dat een erfelijke ziekte veroorzaakt, noem je de risicogroep.

Een erfelijkheidsonderzoeker onderzoekt de kans op kinderen met een erfelijke ziekte en geeft genetisch advies.

Slide 2 - Tekstslide

Leren
Als er onderzoek naar een ziekte of afwijking wordt uitgevoerd vóór de geboorte, noem je dat een prenataal onderzoek.

Vlokkentest en vruchtwaterpunctie:
Een paar cellen worden bij het embryo weggehaald voor chromosoomonderzoek.

Vlokkentest: 
Er wordt weefsel van de placenta uit de baarmoeder weggenomen.

Vruchtwaterpuntie:
Er wordt vruchtwater uit de baarmoeder opgezogen.

Slide 3 - Tekstslide

Leerdoel

Je weet wat een chromosomenportret is 
en hoe dit eruit ziet bij het syndroom van Down.

Je weet wat Trisomie 21 is.

Je weet hoe en wanneer het syndroom van Down ontstaat.

Slide 4 - Tekstslide

Leerdoel


Je onderzoekt wat het syndroom van Down is.





Slide 5 - Tekstslide

Huiswerk

Handboek: Lezen blz. 88 t/m 90

Werkboek: Maak opdracht 37 t/m 40

Test jezelf

Slide 6 - Tekstslide

Wist je dat je in het DNA

- kunt zien of je nat of droog oorsmeer hebt?

- kunt zien of je blosjes op je wangen krijgt bij gebruik van alcohol?

- kunt zien of je spruitjes lekker vindt of niet?
                                                                                 
  maar.... er is meer te zien



Slide 7 - Tekstslide

Wat weet jij over een afwijkend aantal chromosomen bij de mens?

Slide 8 - Open vraag

Erfelijkheidsonderzoek
Van sommige erfelijke afwijkingen en erfelijke ziekten, is de oorsprong in het DNA al bekend.

Door middel van DNA onderzoek is het mogelijk om van te voren vast te stellen of een ongeboren kind een erfelijke ziekte heeft.

Bij prenataal onderzoek wordt onderzoek gedaan voor de geboorte.
Recessief
De meeste erfelijke ziekten zijn recessief.

Slide 9 - Tekstslide

NIPT (2017)

Met een bloedonderzoek (NIPT) kan op dit moment bij een zwangere vrouw onderzocht worden of het kind downsyndroom (trisomie 21), edwardssyndroom (trisomie 18) of patausyndroom (trisomie 13) heeft.

Het is de Niet-Invasieve Prenatale Test. 
Dit is een bloedonderzoek dat na 11 weken van zwangerschap kan plaatsvinden.
Niet-invasief betekent dat er tijdens de behandeling geen voorwerp binnendringt.
Voor het bloedonderzoek wordt bloed afgenomen uit de arm van de vrouw. 
Er is geen risico op een miskraam.

In het bloed van de zwangere zit ook een klein beetje erfelijk materiaal (DNA) van de placenta (moederkoek). Dit DNA is bijna altijd hetzelfde als dat van het kind. 

Slide 10 - Tekstslide

Edwards Syndroom
De meeste kinderen overlijden al tijdens de zwangerschap of kort na de geboorte. Ze zijn zwaar verstandelijk gehandicapt. Kinderen met edwardssyndroom worden bijna nooit ouder dan 1 jaar. Dat komt omdat ze zeer ernstige lichamelijke problemen hebben (vooral aan de longen).
Het Patausyndroom (trisomie 13), is een ernstige chromosoomafwijking, die slecht met het leven verenigbaar is. Het betreft ongevver 1: 5000 levend geboren kinderen. Veel kinderen met deze afwijking overlijden tijdens de zwangerschap of in de eerste dagen tot weken na de geboorte.
Er is sprake van een ernstig groeiachterstand op veel gebieden
Trisomie

Slide 11 - Tekstslide

Downsyndroom
Downsyndroom is een aandoening waarmee iemand wordt geboren. Downsyndroom houd je je hele leven.
Mensen met downsyndroom hebben een verstandelijke beperking. 6 op de 10 hebben een lichte tot matige verstandelijke beperking.  Bij de een is het ernstiger dan bij de ander. Van tevoren is daar niets over te zeggen.

Mensen met downsyndroom kunnen nu vaak beter aan het gewone dagelijks leven deelnemen dan vroeger. Dat komt door speciale programma’s die hen helpen met leren. Daar moet je mee beginnen als ze nog jong zijn. Wel hebben ze hun hele leven lang begeleiding en hulp van anderen nodig.Mensen met downsyndroom hebben vaker medische problemen, maar deze zijn nu bijna altijd goed te behandelen. Soms is een operatie nodig. Mensen met downsyndroom worden gemiddeld 60 jaar.

Kinderen met downsyndroom leren langzamer dan kinderen zonder downsyndroom. Het duurt bij hen langer voordat ze bijvoorbeeld kunnen praten, lopen of zwemmen. Maar uiteindelijk kunnen veel kinderen met downsyndroom dit ook. 

Mensen met een zeer ernstige verstandelijke beperking hebben minder ontwikkelingsmogelijkheden. 
Veel van hen leren bijvoorbeeld maar een klein beetje praten.

Slide 12 - Tekstslide

Weefsel van de placenta bevat cellen van de embryo.
Vanaf de 8e week.
1
Het vruchtwater bevat cellen van de embryo.
2
Chromosoomonderzoek kan uitwijzen of een embryo een jongen of een meisje is (voordat de geslachtsorganen zich hebben ontwikkeld).
Ook kan het syndroom van Down ontdekt worden.
3

Slide 13 - Tekstslide

Wat valt op aan het 21ste chromosoom?

Slide 14 - Tekstslide

Syndroom van Down
Ontstaan
In een geslachtscel komt het 21e chromosoom dubbel voor.
Die geslachtscel bevat 24 chromosomen.
De bevruchte eicel bevat 47 chromosomen.
2
Trimosie
Trimosie: Het 21e chromosoom komt 3 x voor.  Tri=3


1

Slide 15 - Tekstslide

Slide 16 - Tekstslide

Leerdoel


Je kunt aangeven wat het belang is van kennis over DNA en welke DNA-technieken er zijn.





Slide 17 - Tekstslide

Slide 18 - Tekstslide

DNA onderzoek - Plaats delict

Slide 19 - Tekstslide

DNA onderzoek - Plaats delict

Slide 20 - Tekstslide

Slide 21 - Tekstslide

Slide 22 - Tekstslide

Baby met Downsyndroom Wat nu?

1 op de 650 kinderen die worden geboren, blijkt syndroom van Down te hebben (vroeger werden zij ook wel mongooltjes genoemd). Soms is dit al tijdens de zwangerschap vastgesteld, maar vaak is het een complete verrassing. De kersverse ouders worden heen en weer geslingerd tussen blijdschap om hun baby, en de schrik dat hun kindje een afwijking blijkt te hebben.

Kinderen met Down zijn altijd verstandelijk gehandicapt. De ernst van deze handicap verschilt heel sterk van kind tot kind. Maar kinderen met Down zijn ook vatbaarder voor lichamelijke afwijkingen, varierend van vaker verkouden zijn, tot een aangeboren hartkwaal. Gelukkig is de helft van de kinderen met Down lichamelijk goed gezond, maar er zijn toch na de geboorte extra lichamelijke onderzoeken nodig. Voor de ouders kan dit ook een zware belasting zijn.

In de praktijk legt het opvoeden van een kind met Downsyndroom een extra druk op het gezin. Een kind met Down kan extra veel verzorging vragen, bijvoorbeeld als het vaak ziek is. (Toekomst-)plannen, bijvoorbeeld het combineren van werk en opvoeding, kunnen hierdoor verstoord raken. Maar de belasting kan ook vooral emotioneel zijn, bijvoorbeeld omdat ouders nog erg moeten wennen aan het hebben van een verstandelijk gehandicapt kind.

Slide 23 - Tekstslide

Zwangerschap afbreken?
Curettage
Een curettage is meestal mogelijk bij een zwangerschap tot maximaal 14 weken en moet voorafgaan door een wettelijke bedenktijd van 5 dagen. Bij een curettage wordt het kind en het omliggende weefsel operatief verwijderd en ben je onder algehele narcose wanneer de ingreep plaatsvindt.

Bevallen
Bij het afbreken van de zwangerschap na 14 weken wordt de bevalling ingeleid in het ziekenhuis. Ook hier geldt een wettelijke bedenktijd van 5 dagen. Wanneer je een afspraak maakt voor een zwangerschapsafbreking krijg je een pil mee die je 36 uur voorafgaand aan de afbreking zelf thuis inneemt. Op de dag van de zwangerschapsafbreking krijg je inwendig tabletjes ingebracht of krijg je medicatie via een infuus. Deze medicatie zorgt er voor dat je baarmoedermond zich opent en de bevalling gewoonlijk binnen 24 uur op gang komt. 

Een abortus mag tot de 24e week van de zwangerschap.

Slide 24 - Tekstslide

Voor

- Volgens de wet mag het, het is legaal.

- Het kost de maatschappij veel geld als 
  ouders een kindje met Down krijgen.

- De vrouw mag het zelf beslissen. Het is 
  een vorm van zelfbeschikkingsrecht.

- Ouders met een kindje met Down hebben
  veel meer zorg te geven en hulp nodig. 
  Dat kan en/of wil niet iedereen.

                                                           Tegen

- Een kindje met Down heeft het recht 
  te leven, het heeft niet zelf om Down 
  gevraagd. Niet discrimineren.

- Down wordt te zwaar ingeschat. Ouders
  kunnen heel goed voor een kindje met 
  Down zorgen.

- Er zijn goede voorzieningen voor mensen
  met Down.
- Vanwege het geloof geen zwangerschap 
   afbreken. Partijen bijv.: SGP Christenunie
Zwangerschap afbreken?

Slide 25 - Tekstslide