Yvonne Wielaard
Lessen: Natuur en Zorg - Mentor - L.O.

Botweefsel: Microscopie

Microscopie
Preparaat: Beenweefsel (Botweefsel)
1 / 7
volgende
Slide 1: Tekstslide
BiologieMiddelbare schoolvmbo k, g, t, mavoLeerjaar 1

In deze les zitten 7 slides, met tekstslides.

time-iconLesduur is: 15 min

Onderdelen in deze les

Microscopie
Preparaat: Beenweefsel (Botweefsel)

Slide 1 - Tekstslide


     1   beencel (roze)
     2   sponsachtig bot: 
Beenbalkjes van beencellen met
holten ertussen
 
     3   beenkanaaltje (daardoor lopen bloedvaten en zenuwen)
     4   uitlopers van de beencellen

Slide 2 - Tekstslide

Tussencelstof
Tussencelstof bestaat uit:
  • Kalkzouten:  hardheid 
  • Lijmstoffen: buigzaamheid

Bot van jonge mensen bevat veel lijmstoffen en weinig kalkzouten
==> Botten van jonge mensen zijn buigzaam
Bot van oudere mensen bevat veel kalkzouten en weinig lijmstoffen
==> Botten van ouderen breken sneller, ze zijn stijf


Slide 3 - Tekstslide

Kalkstoffen en lijmstoffen

Kalkzouten kun je oplossen in zoutzuur

Lijmstoffen kun je verbranden.
Dan blijven alleen de kalkzouten over en is het bot zeer breekbaar.







Lijmstoffen kun je verbranden -> alleen de kalkzouten blijven over (breekbaar!)

Slide 4 - Tekstslide

Vraag 1: Welke stof verdwijnt uit een bot als je het in zoutzuur legt? Antwoord: Kalkzouten
Vraag 2: Hoe ziet een bot eruit dat in zoutzuur heeft gelegen? Antwoord: Zacht en buigzaam
Vraag 3: Wat is de functie van de kalkzouten? 
                   Antwoord: Stevigheid (hardheid) geven aan het beenweefsel.
Vraag 4: Welke stof verdwijnt uit een bot als je het in een vlam houdt? Antwoord: Lijmstof
Vraag 5: Hoe ziet een bot eruit dat in de vlam is gehouden? Antwoord: Bros en onbuigzaam
Vraag 6: Wat is de functie van de lijmstof? Antwoord: Het bot een beetje buigbaar maken.
Vraag 7: Wat is zachter, beenweefsel of kraakbeenweefsel? Antwoord: Kraakbeenweefsel
Vraag 8:Noem enkele plaatsen waar kraakbeenweefsel voorkomt in het lichaam. 
                 Antwoord: Neus, oorschelp, tussen de wervels, in gewrichten.

Slide 5 - Tekstslide


Vraag 9: Wie heeft meer lijmstof, een baby of een bejaarde? Antwoord: Een baby
Vraag 10: Wie heeft meer kalkzouten, een baby of een bejaarde? Antwoord: Een bejaarde
Vraag 11: Waarom heeft een baby vooral kraakbeen? 
                    Antwoord: Zodat het makkelijker door het geboortekanaal heen kan.
Vraag 12: Waarom verwerkten lijmfabrieken vroeger veel beenderen?
                     Antwoord: Om de lijmstof die in beenderen zit.
Vraag 13: Waaarom zitten er tussen je ribben en het borstbeen kraakbeenverbindingen?   
                    Antwoord: Tijdens het ademhalen moeten je ribben een beetje kunnen bewegen. 
                                            Dit kan doordat ze met kraakbeen vastzitten aan het borstbeen.

Slide 6 - Tekstslide

Waar of nietwaar? 
10. Beenweefsel bevat geen bloedvaten.
Antwoord: Nietwaar, elke cel van hetlichaam heeft zuurstof nodig.

Vraag 11: 
Een belangrijk verschil tussen beenweefsel en kraakbeenweefsel is de soort tussencelstof.
Antwoord:
Waar, bij kraakbeen bestaat de tussencelstof vooral bestaat uit lijmstoffen. Bij been bestaat de tussencelstof vooral uit kalkzouten.

Vraag 12: Beenweefsel bevat meer tussencelstof dan kraakbeenweefsel.
Antwoord: Nietwaar, het grote verschil is de soort tussenstof.

Slide 7 - Tekstslide