Yvonne Wielaard
Lessen: Natuur en Zorg - Mentor - L.O.

Th5 B5 Spieren oefenvragen

Thema 5   Sporten
B5    Spieren
Info gebruikt van:
Malmberg methode Biologie en verzorging voor jou
Biologiepagina.nl
Bioplek.org
Biologieweb.nl
e.a. 
1 / 38
volgende
Slide 1: Tekstslide
BiologieMiddelbare schoolvmbo k, g, t, mavoLeerjaar 1

In deze les zitten 38 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 15 min

Onderdelen in deze les

Thema 5   Sporten
B5    Spieren
Info gebruikt van:
Malmberg methode Biologie en verzorging voor jou
Biologiepagina.nl
Bioplek.org
Biologieweb.nl
e.a. 

Slide 1 - Tekstslide

Leerdoelen
Je kunt de werking van spieren beschrijven
Begrippen: Spierstelsel, pezen, stekspier, buigspier
Nakijken: Magister 
ELO gedeelde documenten NZ kies thema

Slide 2 - Tekstslide

Na het leren, controleren, wat weet je al? 
Wat is nog lastig? Wat ga je daaraan doen?
1. Gebruik de leertips voor NZ (in je schrift geplakt, in magister)
2. Gebruik de leerdoelen: Leg uit
3. Leerwerkboek: Afbeeldingen met namen van onderdelen leren
4. Herhaal het maken van de opdrachten (online)
5. Magister-Leermiddelen: Flitskaarten
6. Magister-Leermiddelen: Test jezelf van elke basisstof
7. Magister-Leermiddelen: Oefentoets (diagnostische toets) ... voor PW
8. LessonUP: oefenvragen maken
9. Gebruik biologiepagina.nl (Let op: Daar is meer info, die extra's niet leren)

Slide 3 - Tekstslide

Biologiepagina.nl   

kies voor info (uitleg) of oefenen

Slide 4 - Tekstslide

Spierstelsel
Alle skeletspieren in je lichaam vormen samen het spierstelsel. 

Door deze spieren kan je lichaam bewegen. 

Slide 5 - Tekstslide

Spieren
Het menselijk lichaam telt meer dan 600 spieren!

Behalve skeletspieren zijn er ook spieren in
je organen
-  bijv. wand darmen / maag
- je huid (kippenvel)
- je ogen
- Je hart is een spier, het hart pompt het bloed door je lichaam

Slide 6 - Tekstslide

Spierstelsel
Spieren 
Leren

Slide 7 - Tekstslide

Pezen
Skeletspieren, zitten vast aan beenderen met pezen
Pezen zijn taaie "kabels". 
Pezen kunnen zich niet samentrekken. 
De plek waar pezen vast zitten aan de botten noemen we de 
aanhechtingsplaats


Slide 8 - Tekstslide

Als een spier aanspant, wordt deze korter en dikker. Een spier trekt de botten naar elkaar toe

Slide 9 - Tekstslide

antagonisten
Antagonistenpaar:    Buig- en strekspier 
Om een bot te bewegen heb je 2 spieren nodig. Die spieren hebben een tegengestelde werking. Hier wil 1 spier de arm buigen, de ander wil strekken

Slide 10 - Tekstslide

Slide 11 - Link


Nr. 3
A
voorste kuitspier
B
voorste dijspier
C
voorste buikspier
D
voorste scheenbeenspier

Slide 12 - Quizvraag

Spieren:
1. Maken beweging van botten mogelijk.
2. Zorgen ervoor dat er beweging is in je organen
(bijv. voedsel kneden in de maag).
A
1: waar 2: nietwaar
B
1: nietwaar 2: waar
C
beide nietwaar
D
beide waar

Slide 13 - Quizvraag


Om de arm te buigen moet je
A
de biceps aanspannen
B
de triceps aanspannen
C
de biceps ontspannen
D
de biceps en de triceps aanspannen

Slide 14 - Quizvraag


De biceps en de triceps zijn spieren die bij bewegen
A
hetzelfde doen
B
het tegenovergestelde doen
C
nooit samenwerken
D
niets met elkaar te maken hebben

Slide 15 - Quizvraag

Bekijk afbeelding 1. Wat gebeurt er met de voet als spier P zich samentrekt?
Sleep het cijfer A of B naar de afbeelding

Slide 16 - Sleepvraag


Nr. 5
A
Kuitspier
B
Voorste scheenbeenspier
C
Achterste scheenbeenspier
D
Voorste kuitspier

Slide 17 - Quizvraag


Hier zie je
A
geen goede lichaamshouding
B
een goede lichaamshouding

Slide 18 - Quizvraag

Sleep de juiste naam naar de juiste plek in het lichaam
Borstspier

Armbuigspier (biceps)

Rugspier
voorste dijbeenspier
Armstrekspier (triceps)

Kuitspier


Buikspier
Achterste dijbeenspier (hamstring)
Scheenbeenspier

Slide 19 - Sleepvraag

Hoeveel spieren heb je ongeveer?
A
500
B
200
C
400
D
600

Slide 20 - Quizvraag

Spieren:
1. Maken beweging van botten mogelijk.
2. Zorgen ervoor dat er beweging is in je organen
(bijv. voedsel kneden in de maag).
A
1: waar 2: nietwaar
B
1: nietwaar 2: waar
C
beide nietwaar
D
beide waar

Slide 21 - Quizvraag

Waar bestaan spieren uit?
A
Pezen
B
Bundels spiervezels
C
Vlies
D
kleine spiertjes

Slide 22 - Quizvraag


Wat zit er tussen een bot en een spier?
A
Spierbundel
B
Spiervezel
C
Pees
D
Vlies

Slide 23 - Quizvraag

Als de armbuigspier
samentrekt wordt hij:
A
langer en dunner
B
langer en dikker
C
korter en dikker
D
korter en dunner

Slide 24 - Quizvraag

Een pees
A
Een deel van een spier waarmee de spier aan het bot vastzit
B
Een onderdeel van een spiervezel
C
Een onderdeel van een spierbundel
D
Een onderdeel van het bottenstelsel

Slide 25 - Quizvraag

Dubbele S-vorm:
De vorm van je wervelkolom die in stand wordt gehouden door je rug en buikspieren en zorgt voor een stevige en rechte lichaamshouding
A
waar
B
nietwaar

Slide 26 - Quizvraag

Antagonisten
1. Het zijn twee spieren die een tegengesteld effect hebben.
2. Ze werken samen zodat je kunt bewegen.
A
1: waar 2: nietwaar
B
1. nietwaar 2: waar
C
beide waar
D
beide nietwaar

Slide 27 - Quizvraag


Als een spier samentrekt:
hoe lang kun jij dit?
De plank is een statische oefening, wat inhoudt dat je je lichaam een tijdje in een bepaalde houding moet houden zonder te bewegen.
A
wordt de spier korter en dunner
B
wordt de spier langer en dikker
C
wordt de spier korter en dikker
D
wordt de spier langer en dunner

Slide 28 - Quizvraag

De spieren met pezen
zitten vast aan de botten
A
juist
B
onjuist
C
soms wel
D
soms niet

Slide 29 - Quizvraag


Als deze spieren aanspannen
A
gaat de pols buigen
B
gaat de pols strekken
C
gebeurt er niets in de pols
D
gaat de pols draaien

Slide 30 - Quizvraag


Tonie zegt dat antagonisten spieren zijn die elkaar tegenwerken.

Eya zegt dat antagonisten spieren zijn
die samenwerken. Ze doen het tegenovergestelde, de een spant aan,
de ander ontspant zich.

A
beide waar
B
beide nietwaar
C
Tonie waar Eya niet waar
D
Tonie nietwaar Eya waar

Slide 31 - Quizvraag

Wat kun je zeggen over de wervelkolom van deze jongen
A
de dubbele S-vorm staat behoorlijk onder druk
B
Deze heeft GEEN dubbele S-vorm
C
Deze heeft een S-vorm
D
Deze heeft GEEN S-vorm

Slide 32 - Quizvraag


De arm gaat nog meer buigen, welke spier is dan actief?
A
de biceps spant meer aan
B
de triceps spant meer aan
C
de voorste dijspier spant meer aan
D
de achterste dijspier spant meer aan

Slide 33 - Quizvraag

Beweging ontstaat doordat .... 1 .... kunnen samentrekken.

.... 2 .... kunnen niet samentrekken, maar zorgen voor verbinding met het bot.
A
1: spieren 2: spieren
B
1: pezen 2: pezen
C
1: pezen 2: spieren
D
1: spieren 2: pezen

Slide 34 - Quizvraag

Zie afbeelding:
Wat is waar over de belasting van de nek
A
0 kg belasting.
B
5 kg extra belasting.
C
8 kg extra belasting
D
26 pakken suiker van 1 kg aan extra belasting

Slide 35 - Quizvraag

Alle spieren hebben een antagonist waardoor bewegen mogelijk is
A
waar
B
nietwaar
C
soms
D
dit is onzin, spieren hebben niets met antagonisten te maken

Slide 36 - Quizvraag

Zie afbeelding
Het kind wordt opgetild
A
Dat is een voorbeeld van goed tillen. De armen zijn gestrekt en het kind is op de juiste afstand van de moeder.
B
Dat is een voorbeeld van goed tillen. De armen zijn gestrekt en de houding van de rug is goed
C
Dit is geen goede manier van tillen
D
Dat is een voorbeeld van goed tillen. De benen en de rughouding van de moeder zijn goed.

Slide 37 - Quizvraag

Basisstof 8: Vul de volgende zinnen in door de goede woorden er naar te slepen.
Je kunt de kans op een sportblessure verminderen door voor je begint een   ________ te doen
Een warming-up begint meestal met  ___________ lopen
Door een warming-up stroomt er meer  ___________ naar je spieren
Bij een warming-up horen ook ________ 
Door sporten komen er afvlstoffen in de  ____________
Door nadat je gesport  hebt een __________ te doen heb je minder last van spierpijn
Een warme douche zorgt voor een goede  ___________ van spieren
bloed
cooling-down
rekoefeningen
doorbloeding 
spieren 
warm
warming-up 

Slide 38 - Sleepvraag