Yvonne Wielaard
Lessen: Natuur en Zorg - Mentor - L.O.

Th6 B3 Oren en ogen oefenvragen

Thema 6   Waarneming en gedrag
B3 Oren en ogen
Info gebruikt van:
Malmberg methode Biologie en verzorging voor jou
Biologiepagina.nl
Bioplek.org
Biologieweb.nl
e.a. 
1 / 64
volgende
Slide 1: Tekstslide
BiologieMiddelbare schoolvmbo k, g, t, mavoLeerjaar 1

In deze les zitten 64 slides, met interactieve quizzen, tekstslides en 5 videos.

time-iconLesduur is: 15 min

Onderdelen in deze les

Thema 6   Waarneming en gedrag
B3 Oren en ogen
Info gebruikt van:
Malmberg methode Biologie en verzorging voor jou
Biologiepagina.nl
Bioplek.org
Biologieweb.nl
e.a. 

Slide 1 - Tekstslide

Leerdoelen
Je kunt de delen van het oor benoemen met hun functie

Begrippen: 
Gehoorzintuigen, oorschelp, gehoorgang, trommelvlies, oorsmeerkliertjes, trommelholte, gehoorbeentjes, slakkenhuis, gehoorzenuw, buis van Eustachius
Je kunt de bouw en werking van het oog beschrijven
Begrippen: 
wenkbrauwen, wimpers, harde oogvlies, iris, pupil, hoornvlies, traanklieren, oogspieren, glasachtig lichaam, lens, vaatvlies, netvlies, oogzenuw, gele vlek, blinde vlek, bijziend, holle lenzen, verziend, bolle lenzen
Nakijken: Magister 
ELO gedeelde documenten NZ kies thema

Slide 2 - Tekstslide

Na het leren, controleren, wat weet je al? 
Wat is nog lastig? Wat ga je daaraan doen?
1. Gebruik de leertips voor NZ (in je schrift geplakt, in magister)
2. Gebruik de leerdoelen: Leg uit
3. Leerwerkboek: Afbeeldingen met namen van onderdelen leren
4. Herhaal het maken van de opdrachten (online)
5. Magister-Leermiddelen: Flitskaarten
6. Magister-Leermiddelen: Test jezelf van elke basisstof
7. Magister-Leermiddelen: Oefentoets (diagnostische toets) ... voor PW
8. LessonUP: oefenvragen maken
9. Gebruik biologiepagina.nl (Let op: Daar is meer info, die extra's niet leren)

Slide 3 - Tekstslide

Nog meer info en/of oefenen

Slide 4 - Tekstslide

Slide 5 - Video

Slide 6 - Video

Slide 7 - Video

Weet jij nu waar de onderdelen 
(de antwoorden) zich bevinden?
Overhoor elkaar!  ---   Twijfel?  Ga terug naar slide 7
Wat is nr 2?
De gehoorzenuw geeft de impuls (elektrisch signaaltje) door naar de hersenen
8
Stijgbeugel. Komt in beweging door het trillen van het aambeel. Geeft de trilling door aan het Ovale venster.
13
Evenwichtsorgaan. Geeft informatie over het evenwicht door naar de evenwichtszenuw (De gehoorzenuw is eigenlijk ook de evenwichtszenuw. De zenuw bevat zenuwvezels vanuit het slakkenhuis en vanuit het evenwichtsorgaan).

9
Aambeeld. Komt in beweging door het trillen van de hamer. Geeft de trilling door aan de stijgbeugel.
12
Bovenkaak
10
Slakkenhuis. Zet geluidstrillingen die vanaf het Ovale venster komen om in impulsen. In het slakkenhuis (opgerold buisje van 3,5 cm lang) zit vloeistof en zintuigcellen met trilhaartjes. De trilhaartjes trillen op volgorde van toonhoogte en geven het signaal door aan de gehoorzenuw.
7
Buis van Eustachius. Regelt de luchtdruk in de trommelholte.
6
Hamer. Komt in beweging door het trillen van het trommelvlies. Geeft de trilling door aan het aambeeld.
11
Trommelvlies. Geluidsgolven botsen tegen het trommelvlies, het trommelvlies trilt. Geeft geluidstrillingen door aan de gehoorbeentjes
4
Rode ruimte
Middenoor: bestaat uit het trommelvlies en de gehoorbeentjes
5
Gehoorgang. Geeft de geluidsgolven vanuit de oorschelp door aan het trommelvlies
3
Oorsmeerkliertjes. Houden het trommelvlies soepel.
2
Oorschelp. Vangt geluidsgolven op. 
1
Ovale venster. Komt in beweging door het trillen van de stijgbeugel. Geeft de trilling door aan het slakkenhuis.
16
samen
Paarse ruimte
Binnenoor: Slakkenhuis en evenwichtsorgaan
14
Dit deel + groene ruimte
Buitenoor: Oorschelp + gehoorgang 
15

Slide 8 - Tekstslide

Slide 9 - Video

Functies van de onderdelen
Oogleden: 
Beschermen de ogen tegen vliegen en stof
Algemeen: Ze zorgen ervoor dat traanvocht over de ogen wordt verspreid en beschermen de ogen tegen bijvoorbeeld stof.

Wimpers:
Beschermen de ogen tegen vuil en te fel licht.
Bij fel licht knijp je je ogen bijna dicht en kijk je door je wimpers heen.
Wit :            het harde oogvlies
Gekleurd : de iris (met de spiertjes)
Zwart :        de pupil
Over de de iris en de pupil zit het hoornvlies, dat is een kleurloos vlies.
Deze onderdelen zie je: 

Slide 10 - Tekstslide

De onderdelen van het oog

Slide 11 - Tekstslide

Harde oogvlies ook wel harde oogrok genoemd. Geeft stevigheid.
4
Netvlies. Omzetten van lichtprikkels in impulsen
5
Gele vlek. Plek met veel kegeltjes (kleur zien). Op deze plek probeer je het beeld op het netvlies te krijgen zodat je scherp ziet.
6
Oogzenuw. Stuurt impulsen (elektrische signaaltjes) naar de hersenen.
7
Blinde vlek. Dit is de plek waar de zenuw zit. Op deze plek bevinden zich geen kegeltjes of staafjes.
8
Glasachtig lichaam. Geeft stevigheid
9
Vaatvlies (bloedvaatjes). Voorziet het oog van zuurstof en voedingsstoffen en zorgt voor de afvoer van bijv. afvalstoffen
10
Lensbandje, deze zit vast aan de iris. De lens kan boller en platter worden.
11
Lens. Verkleint en draait het beeld om
12
Hoornvlies, licht doorlatend en beschermend. 

Extra info (niet leren): Het hoornvlies en de lens bevatten geen bloedvaten. Ze krijgt voedingsstoffen uit het 'kamerwater' dat zich direct achter het hoornvlies bevindt.
1
Iris. Regelt de hoeveelheid licht die in het oog valt. Geeft door kleurstoffen het oog kleur. Daardoor zie je de bloedvaatjes niet.
2
Pupil. Door de pupil komt het licht het oog binnen. Als je naar de pupil van een ander kijkt zie je het donkerste binnen van het oog. De grootte van de pupil wordt bepaald door de iris.
De pupil reageert ook op emoties: groter: verbaasd, blij - kleiner: grote schrik. De pupil kan er ook anders uitzien door medicijnen / drugs. 
13
Oogspier zie je niet in de afbeelding. Er zijn er 6. Je kunt daardoor naar boven, beneden, links, rechts en schuin rechts en links kijken.
3
Oogspier zie je niet in de afbeelding. Er zijn er 6.
Je kunt daardoor naar boven, beneden, links, rechts en schuin rechts en links kijken.
3
Leer de namen van de onderdelen en de functies van de onderdelen

Wat niet in je boek staat hoef je niet te leren

Slide 12 - Tekstslide

Bijziend:  dichtbij goed, veraf slecht
Holle. Negatieve lens in de bril
Bijziend: Oogbol te lang of lichtstralen worden te snel
gebroken

Slide 13 - Tekstslide

Verziend:  veraf goed, dichtbij slecht
Bolle, Positieve lens in de bril

Slide 14 - Tekstslide

Practica 
Nr. 1  - Basisstof 1: blz. 127           : Warmte- en koude zintuigen
Nr. 2  - Basisstof 2: blz. 128          : Smaakzintuigen  (evt.)
Nr. 3  - Basisstof 2: blz. 129/130 : Tastknopjes
Nr. 4  - Basisstof 3: blz. 131           : De pupilreflex


Slide 15 - Tekstslide

Slide 16 - Tekstslide

In volgorde
nr 4 - 6 - 8

A
4 trommelvlies 6 buis van Eustachius 8 gehoorzenuw
B
4 gehoorgang 6 gehoorgang 8 oorschelp
C
4 slakkenhuis 6 aambeeld 8 hamer
D
4 evenwichtsorgaan 6 stijgbeugel 8 trommelgang

Slide 17 - Quizvraag

Waar liggen de gehoorzintuigcellen?
A
in het middenoor
B
in het slakkenhuis
C
in de gehoorgang
D
in het binnenoor

Slide 18 - Quizvraag

1. De gehoorzintuigcellen worden geprikkeld door geluid en
daar ontstaan impulsen
2. De impulsen gaan via de gehoorzenuw naar de hersenen
A
beide waar
B
beide nietwaar
C
1 waar 2 nietwaar
D
1 nietwaar 2 waar

Slide 19 - Quizvraag

In volgorde
nr 4 - 6 - 8

A
4 trommelvlies 6 buis van Eustachius 8 gehoorzenuw
B
4 gehoorgang 6 gehoorgang 8 oorschelp
C
4 slakkenhuis 6 aambeeld 8 hamer
D
4 evenwichtsorgaan 6 stijgbeugel 8 trommelgang

Slide 20 - Quizvraag

Wat weet je van het slakkenhuis?
Wat is NIETwaar
A
Er zit vloeistof in. Lage tonen 'hoor je' diep in het slakkenhuis
B
Het slakkenhuis is een evenwichtsorgaan
C
Er zitten gevoelige onderdelen in. Deze reageren op geluid.
D
Er zijn hoge tonen die een mens niet hoort en een hond bijvoorbeeld wel

Slide 21 - Quizvraag

Wat is NIETWAAR
over de buis van Eustachius?

A
Als je gaapt of slikt gaat deze open
B
kan verstopt raken
C
Verbinding in het slakkenhuis
D
Verbinding tussen neus en oor

Slide 22 - Quizvraag

Gehoorzenuw
slakkenhuis
gehoorbeentjes
evenwichts orgaan
trommelvlies
buis van Eustachius
oorschelp
gehoorgang

Slide 23 - Sleepvraag

Trommelvlies
Oorschelp
Oorsmeer
kliertjes
Gehoorgang

Slide 24 - Sleepvraag

Wanneer hoor je iets?
A
Als geluidstrillingen de gehoorgang binnenkomen
B
Als geluidstrillingen het trommelvlies en de gehoorbeentjes laten trillen
C
Als geluidstrillingen speciale 'haartjes' in het slakkenhuis prikkelen
D
Als impulsen vanuit het slakkenhuis via de gehoorzenuw de hersenen bereiken

Slide 25 - Quizvraag

Lawaaislechthorendheid ('Disco-dip'): Vooral de hoogte van taal en muziek hoor je minder
Tinnitus: allerlei suis, piep, fluit of bromgeluiden die alleen de persoon zelf hoort
Hyperacusis: Overgevoelig voor alledaagse geluiden, zoals het uitruimen van de vaatwasser
Ouderdomsslechthorendheid

Dit zijn voorbeelden van:
A
Lawaaischade / Gehoorschade
B
Doofheid
C
Super goed horen
D
Problemen die met een gehoorapparaat verholpen kunnen worden

Slide 26 - Quizvraag

Oorschelp
Gehoorgang
Slakkenhuis
Trommelvlies
Gehoorbeentjes

Slide 27 - Sleepvraag

Gehoorschade is beschadiging aan het oor waardoor je minder goed hoort
A
waar
B
nietwaar

Slide 28 - Quizvraag

Welk deel van het oor vangt
als eerste geluid op
A
De oorschelp
B
De gehoorgang
C
Het trommelvlies
D
De gehoorzintuigjes

Slide 29 - Quizvraag

De gehoorzenuw geleidt impulsen van het slakkenhuis naar de hersenen
A
Waar
B
Nietwaar

Slide 30 - Quizvraag

Wat is waar
A
Oorsmeerkliertjes die oorsmeer maken, houden het trommelvlies soepel
B
De buis van Eustachius houdt het trommelvlies soepel
C
De gehoorbeentjes houden het trommelvlies soepel
D
Het slakkenhuis houdt het trommelvlies soepel

Slide 31 - Quizvraag

1. Gehoorbeentjes zijn: Hamer, aambeeld, stijgbeugel
2. Functie: Ze geven de trillingen van het trommelvlies door
aan het slakkenhuis
A
1 waar 2 nietwaar
B
1 nietwaar 2 waar
C
beide waar
D
beide nietwaar

Slide 32 - Quizvraag

De buis van Eustachius verbindt
A
de trommelholte met het middenoor
B
de oorschelp met de keelholte
C
het slakkenhuis met de trommelholte
D
de trommelholte met de keelholte

Slide 33 - Quizvraag

bevat gehoorzintuigcellen die geprikkeld worden door geluid
A
de gehoorgang
B
de gehoorbeentjes
C
het slakkenhuis
D
de gehoorzenuw

Slide 34 - Quizvraag

slakkenhuis
zenuw
oorschelp
trommelvlies

Slide 35 - Sleepvraag

Op welke manier kun je de kans
op lawaaischade verminderen?
A
Gehoorbescherming dragen
B
Niet dichtbij de boxen staan
C
Niet te lang aanwezig zijn bij 'hard' geluid
D
A, B en C

Slide 36 - Quizvraag

bevat gehoorzintuigcellen die geprikkeld worden door geluid
A
de gehoorgang
B
de gehoorbeentjes
C
het slakkenhuis
D
de gehoorzenuw

Slide 37 - Quizvraag

In volgorde
nr 4 - 6 - 8

A
4 trommelvlies 6 buis van Eustachius 8 gehoorzenuw
B
4 gehoorgang 6 gehoorgang 8 oorschelp
C
4 slakkenhuis 6 aambeeld 8 hamer
D
4 evenwichtsorgaan 6 stijgbeugel 8 trommelgang

Slide 38 - Quizvraag

                           is de                           prikkel voor het oog.

Geluid is de                           prikkel voor het                       

Een prikkel wordt pas waargenomen als de                            hoog genoeg is. 
Dan wordt het elektrische signaal omgezet in een         
adequate
 oor
adequate
licht
drempelwaarde 
impuls 

Slide 39 - Sleepvraag

Deze zorgt ervoor dat het beeld op de gele vlek terechtkomt
A
De iris
B
Het netvlies
C
De blinde vlek
D
De lens

Slide 40 - Quizvraag

In volgorde
1 - 9 - 10
A
1: hoornvlies 9: pupil 10: blinde vlek
B
1: harde oogvlies 9: vaatvlies 10: blinde vlek
C
1: harde oogvlies 9: iris 10: gele vlek
D
1: harde oogvlies 9: iris 10: blinde vlek

Slide 41 - Quizvraag


wenkbrauw

traanklier

traanbuis

pupil

wimper

iris

ooglid

Harde oogvlies

Slide 42 - Sleepvraag

nr. 8
nr. 4
nr. 10
nr. 5
Lens
Iris
netvlies
zenuw

Slide 43 - Sleepvraag

Wat klopt?
De iris .....
(1 of meer antw. goed)
A
is het vaatvlies
B
is het regenboogvlies
C
is het netvlies
D
is het gekleurde deel van het oog dat je ziet

Slide 44 - Quizvraag

Mw. Wielaard heeft een bril omdat zij dichtbij niet zo goed kan zien, is zij bijziend of verziend?
A
Bijziend
B
Verziend

Slide 45 - Quizvraag

Iemand die bijziend is kan ...
A
Van dichtbij scherp zien.
B
Van veraf scherp zien.

Slide 46 - Quizvraag

Iemand die bijziend is
A
Heeft moeite deze vraag van een telefoon te lezen
B
Kan goed ver kijken
C
Kan goed dichtbij kijken
D
Heeft een positieve bril nodig

Slide 47 - Quizvraag

Iemand die verziend is, heeft ...
A
een te lange oogbol of de lens breekt het licht te sterk
B
een te lange oogbol of de lens breekt het licht niet goed genoeg
C
heeft een te korte oogbol of de lens breekt het licht te sterk
D
heeft een te korte oogbol of de lens breekt het licht niet genoeg

Slide 48 - Quizvraag

Een verziend persoon heeft
........ glazen nodig.
A
Holle
B
Bolle

Slide 49 - Quizvraag

als je verziend bent dan..
A
zie je objecten van dichtbij niet goed
B
dan zie je opjecten van ver niet goed
C
beide antwoorden zijn juist
D
beide antwoorden zijn fout

Slide 50 - Quizvraag

Iemand die verziend is:
A
ziet dichtbij goed
B
ziet veraf goed
C
heeft een bril met holle lenzen nodig
D
heeft altijd bruine ogen

Slide 51 - Quizvraag

1. Oogspier: draaien het oog in de juiste richting

2. Harde oogvlies: beschermt het binnenste van
het oog
A
1: waar 2: nietwaar
B
1: nietwaar 2: waar
C
beide waar
D
beide nietwaar

Slide 52 - Quizvraag



De pupil is een vliesje
A
waar
B
nietwaar

Slide 53 - Quizvraag

1. Het netvlies bevat de gezichtszenuwcellen

2: De gele vlek is een plek waarop geen
gezichtszenuwcellen liggen
A
1: waar 2: nietwaar
B
1: nietwaar 2: waar
C
beide waar
D
beide nietwaar

Slide 54 - Quizvraag

1. De gele vlek is de plaats in het centrum van het
netvlies waarmee je het scherpst kunt zien
2. Het hoornvlies beschermt de iris en de pupil
A
1: waar 2: nietwaar
B
1: nietwaar 2: waar
C
beide waar
D
beide nietwaar

Slide 55 - Quizvraag

nr. 11
nr. 7
nr. 3

nr. 6


Laat licht door
zorgt voor voedingsstoffen en zuurstof

Beeld is scherp

beeld niet te zien

Slide 56 - Sleepvraag

Gezichts-zintuigcellen:
Deze zintuigcellen in het netvlies nemen lichtprikkels waar en zetten de lichtprikkels om in impulsen.
A
Waar
B
Nietwaar

Slide 57 - Quizvraag

nr. 8
nr. 4
nr. 10
nr. 5
Verkleint en draait het beeld om
Regelt de hoeveelheid licht
Zet lichtprikkels om in impulsen

verstuurt impuls

Slide 58 - Sleepvraag

Hoe noem je de plaats waar de oogzenuw het oog verlaat; (deze bevat geen gezichtszintuigcellen)
A
De gele vlek
B
Het netvlies
C
Het harde oogrok
D
De blinde vlek

Slide 59 - Quizvraag

De oogzenuw verbindt de volgende onderdelen met elkaar
A
het netvlies en de hersenen
B
het netvlies en de lens
C
de pupil en het netvlies
D
de hersenen en de lens

Slide 60 - Quizvraag

Traanvocht zorgt ervoor dat de ogen niet uitdrogen en spoelt kleine stofjes en prikkelende stoffen weg
A
Waar
B
Nietwaar

Slide 61 - Quizvraag

De buis van Eustachius

De buis van Eustachius is de verbinding tussen de neus en de oren. Normaal is deze dicht. Daardoor hebben bacteriën en ongewenste stoffen geen kans om vanuit de keel in het middenoor te komen. 


De buis kan opzwellen en verstopt raken door verkoudheid, allergie of een infectie. 
Dan komt er te weinig of geen lucht meer in en er kan teveel slijm in het middenoor ontstaan. 
De druk neemt dan af en het geluid wordt gedempt. 

Het voelt alsof er vocht in het oor zit en soms geeft het pijn.
(licht, zurend of hevig). 

Het kan "vol" voelen, 'kietelen' suizen of klikken. Soms geeft het moeite om goed te horen of duizeligheid veroorzaken.







Wat gebeurt er in onze oren als een vliegtuig stijgt?
Als het vliegtuig stijgt, is de druk lager dan op de grond. 
Het trommelvlies puilt naar buiten. Er ontsnapt lucht in het middenoor via de buis van Eustachius. 

Bij het dalen van het vliegtuig stijgt de druk in de cabine en worden de trommelvliezen naar binnen gedrukt. De buis van Eustachius zuigt dan lucht aan omdat er meer lucht in het middenoor moet komen voor het evenwicht.

Bij slikken, gapen, niesen of kauwen gaat de buis even open. De luchtdruk aan beide kanten van het trommelvlies blijft daardoor gelijk en slijm kan uit het middenoor verdwijnen. 

Even mijn buis van Eustachius openen
2
Groen: middenoor
Rood: Buis van Eustachius
1
Het trommelvlies werkt dan goed

Slide 62 - Tekstslide


Wat is NIETWAAR over
traanklieren traanbuizen
en traanvocht
A
Traanbuizen vervoeren het traanvocht naar de neusholte
B
Traanklieren maken traanvocht, dat voorkomt het uitdrogen van de ogen
C
Traanvocht spoelt kleine vuiltjes of prikkelende stoffen weg
D
De traanklieren vervoeren het traanvocht naar de neusholte

Slide 63 - Quizvraag

Slide 64 - Video