Yvonne Wielaard
Lessen: Natuur en Zorg - Mentor - L.O.

7.5 Voortplanting bij dieren

7.5: Voortplanting bij dieren
1 / 32
volgende
Slide 1: Tekstslide
Biologie / VerzorgingMiddelbare schoolvmbo kLeerjaar 1

In deze les zitten 32 slides, met interactieve quizzen, tekstslides en 7 videos.

time-iconLesduur is: 60 min

Onderdelen in deze les

7.5: Voortplanting bij dieren

Slide 1 - Tekstslide

Doel van deze les:

Je kunt uitleggen dat bij bevruchting elk van de ouders de helft van de chromosomen levert

Je kunt voorbeelden geven van geslachtelijke voortplanting

Slide 2 - Tekstslide


De kern van een mannelijke geslachtscel  versmelt met de kern van een vrouwelijke geslachtscel 

(stuifmeelkorrel met eicel)
Geslachtelijke voortplanting
bij planten: Bevruchting

Slide 3 - Tekstslide

In elke celkern liggen        chromosomen.

Het zijn lange dunne draden.
Ze bevatten de informatie van alle erfelijke eigenschappen

(lichaams) Cel met kern met daarin chromosomen

Slide 4 - Tekstslide

Bij geslachtelijke voortplanting hebben de nakomelingen 
niet precies dezelfde erfelijke eigenschappen als de ouders
bij een dier: zaadcel
mannelijke geslachtscel
vrouwelijke geslachtscel
bij een plant

Slide 5 - Tekstslide

Geslachtelijke voortplanting bij dieren
Zaadcel
(mannelijk)
Eicel
(Vrouwelijk)

Slide 6 - Tekstslide

Bevruchting
Elke celkern bevat chromosomen. 

Bij geslachtelijke voortplanting komt 
DE HELFT van de chromosomen in een eicel
en
DE HELFT van de chromosomen in de stuifmeelkorrel of zaadcel

De bevruchte eicel heeft daarna weer 100%
Plant
Dier: mens

Slide 7 - Tekstslide

Celdeling
Bij nr. 1  zie je de bevruchte eicel

Celdeling: 
Met delen wordt bedoeld dat er nieuwe cellen ontstaan
Die zijn precies hetzelfde.
Eerst worden alle chromosomen gekopieerd en dan ontstaan er 2  nieuwe cellen uit 'de moedercel'
De bevruchte eicel groeit uit tot een nieuw organisme

Slide 8 - Tekstslide

Erfelijke eigenschappen
I:  Wanneer worden de erfelijke eigenschappen van de nakomelingen
    bepaald?

II)  Wanneer kun je de erfelijke eigenschappen zien bij planten?


III) Wanneer kun je de erfelijke eigenschappen zien bij zoogdieren?

a) vanaf de bevruchting b) vanaf het kiemen van het zaadje   
c) als de nieuwe plant is uitgegroeid

a) bij de bevruchting   b) bij het kiemen van het zaadje  
c)) als de nieuwe plant is uitgegroeid


a) vanaf de bevruchting b) vanaf de geboorte c) als het dier is uitgegroeid

antwoorden
Antwoorden: a   b  b

Slide 9 - Tekstslide

Bij alle dieren vindt voortplanting met bevruchting plaats. 
De vrouwelijke voortplantingscel bij dieren heet eicel, net als bij planten. 
De mannelijke voortplantingscel heet bij dieren een zaadcel.

De nakomelingen hebben NIET precies dezelfde erfelijke eigenschappen als de ouders (denk maar aan broertjes en zusjes)


Bij alle dieren: Geslachtelijke voortplanting

Slide 10 - Tekstslide

Uitwendige bevruchting
Bevruchting die buiten het lichaam plaatsvindt, noem je uitwendige bevruchting. Dit gebeurt bijvoorbeeld in het water bij vissen en en kikkers. 

Op het filmpje zie je dat een mannetjes kikker op het vrouwtje zit. Het mannetje geeft zaadcellen af als het vrouwtje eicellen afzet.  Zo vindt de bevruchting plaats.

Slide 11 - Tekstslide

Slide 12 - Video

Inwendige bevruchting
Bevruchting die binnen het lichaam plaatsvindt, noem je inwendige bevruchting. Dit gebeurt bijvoorbeeld bij insecten maar ook bij honden, paarden en de mens.

Op het filmpje zie je een mannetje met zijn grijporgaan een vrouwtje vasthouden in de nek. De bevruchting vindt plaats in het uiteinde van het lijfje van het vrouwtje. 

Slide 13 - Tekstslide

Slide 14 - Video

Hoe heet de mannelijke geslachtscel van een plant?
A
Eicel
B
Stuifmeelkorrel
C
Cel
D
Zaadcel

Slide 15 - Quizvraag

Voor geslachtelijke voorplanting is alleen een eicel nodig
A
Waar
B
Niet waar

Slide 16 - Quizvraag

Bij bevruchting smelt de zaadcel samen met de eicel
A
Waar
B
Niet waar

Slide 17 - Quizvraag

Bij geslachtelijke voorplanting hebben de nakomelingen NIET precies dezelfde eigenschappen als de ouders
A
Waar
B
Niet waar

Slide 18 - Quizvraag

I: Uitwendige bevruchting vindt plaats bij vissen of
kikkers
II: Een eicel heeft de helft van het aantal
chromosomen t.o.v. de moederplant
A
Beide waar
B
Beide nietwaar
C
I : Waar II: Nietwaar
D
I: Nietwaar II: Waar

Slide 19 - Quizvraag

Chromosomen bevatten de informatie voor de erfelijke eigenschappen
A
Waar
B
Niet waar

Slide 20 - Quizvraag

Verandert bij celdeling de informatie voor erfelijke eigenschappen?
A
ja
B
nee

Slide 21 - Quizvraag

3

Slide 22 - Video

00:27
Bloemen worden bestoven door insecten, maar dit kan ook door..

Slide 23 - Open vraag

01:11
Uit welk deel van de bloem groeit de vrucht?
A
Meeldraad
B
Stamper
C
Bloemsteel
D
Bloemkroon

Slide 24 - Quizvraag

01:33
Wat gebeurt er met de bloem als hij bestoven is?

Slide 25 - Open vraag

1

Slide 26 - Video

00:27
Bloemen worden bestoven door insecten, maar dit kan ook door..

Slide 27 - Open vraag

1

Slide 28 - Video

01:11
Uit welk deel van de bloem groeit de vrucht?
A
Meeldraad
B
Stamper
C
Bloemsteel
D
Bloemkroon

Slide 29 - Quizvraag

1

Slide 30 - Video

01:33
Wat gebeurt er met de bloem als hij bestoven is?

Slide 31 - Open vraag

0

Slide 32 - Video