Test your English knowledge!
1 / 31
Lesduur is: 30 minOnderdelen in deze les
Slide 1 - Tekstslide
Ik vind Engels ...
A
Easy peasy.. no prob
B
Beetje uitleg en ik snap het wel
C
Ik moet er goed mijn best voor doen
D
Echt heel moeilijk
Slide 2 - Quizvraag
Since 1922, the United Kingdom has been made up of ......countries
A
3
B
4
C
5
D
6
Slide 3 - Quizvraag
What are these countries? Write down their English names
Slide 4 - Open vraag
Slide 5 - Tekstslide
What is the capital city of the United Kingdom?
A
Liverpool
B
London
C
Oxford
D
Edinburgh
Slide 6 - Quizvraag
Who is this man , and what is his name?
A
This is Mr. Windsor, he teaches English at Yuverta Eindhoven .
B
He is called Josh, and he plays Prince Charles on television.
C
His name is Charles III, he is now king of the United Kingdom.
D
This is Willem Alexander and he is king of The Netherlands.
Slide 7 - Quizvraag
Canada
United Kingdom
Australia
United States of America
Slide 8 - Sleepvraag
What is a world language?
A
A language that is spoken in many countries
B
Dutch
C
I don't know
Slide 9 - Quizvraag
In how many countries do people speak English?
A
5
B
20
C
500
D
70
Slide 10 - Quizvraag
What is a typical British breakfast ?
A
B
C
D
Slide 11 - Quizvraag
Slide 12 - Video
Slide 13 - Tekstslide
What animal is this?
A
Dolphin
B
Shark
C
Dolfane
D
Squid
Slide 14 - Quizvraag
Where is Hollywood?
A
Miami
B
Los Santos
C
Los Angeles
D
New York
Slide 15 - Quizvraag
Welk woord mist in deze zin:
I ....... feeling happy today.
I ....... feeling happy today.
A
is
B
are
C
be
D
am
Slide 16 - Quizvraag
Slide 17 - Video
Slide 18 - Tekstslide
Slide 19 - Video
aan welke kant moet je lopen op de roltrap als je snel wilt lopen?
Slide 20 - Open vraag
wat is een ander woord voor metro in Londen?
A
underground
B
train
C
bus
D
car
Slide 21 - Quizvraag
wat betekent elevator in het Engels?
A
trap
B
roltrap
C
lift
D
loket
Slide 22 - Quizvraag
wat betekent:' ticket office'
A
kraam
B
loket
C
winkel
D
station
Slide 23 - Quizvraag
wat is een 'emergency brake'
A
noodsignaal
B
pauze
C
noodrem
D
eerste hulp
Slide 24 - Quizvraag
wat zie je hier
Slide 25 - Open vraag
welk woord moet ertussen?
I'm on ......way to
( ik ben op weg naar)
I'm on ......way to
( ik ben op weg naar)
A
your
B
the
C
her
D
my
Slide 26 - Quizvraag
wat is een enkele reis?
A
return
B
single way
C
single journey
D
road trip
Slide 27 - Quizvraag
wat betekent:" I missed the train? "
Slide 28 - Open vraag
cab
Big Ben
Buckingham palace
metro
the union Jack
Slide 29 - Sleepvraag
Wat lijkt jou het leukst in Londen?