Yuverta

H13 Geluid

Hoofdstuk 13 Geluid
Startopdracht: Maken voorkennis blz ...
1 / 36
volgende
Slide 1: Tekstslide
Natuurkunde / ScheikundeMiddelbare schoolvmbo k, g, tLeerjaar 4

In deze les zitten 36 slides, met tekstslides en 2 videos.

time-iconLesduur is: 45 min

Onderdelen in deze les

Hoofdstuk 13 Geluid
Startopdracht: Maken voorkennis blz ...

Slide 1 - Tekstslide

H13.1 Leerdoelen
13.1.1 Je kunt uitleggen hoe het geluid van een geluidsbron bij je oren komt.
13.1.2 Je kunt uitleggen hoe de conus van een luidspreker in trilling wordt gebracht.
13.1.3 Je kunt berekeningen uitvoeren met de geluidssnelheid, de tijd en de afstand.
13.1.4 Je kunt uitleggen waarom je een echo iets later hoort dan het directe geluid.
13.1.5 Je kunt toelichten hoe je met een echolood de diepte van de zee kunt bepalen.

Slide 2 - Tekstslide

Geluid is een trilling!
  • Bron => veroorzaakt trilling 
  • Tussenstof => waar geluid doorheen gaat
  • Ontvanger => vangt de trilling op en "vertaalt" de trilling

  • verplaatst zich als een golf

Slide 3 - Tekstslide

Drukveranderingen bij een trommelvlies

Slide 4 - Tekstslide

De speaker
De conus beweegt naar buiten.
  • Drukt lucht op elkaar.
  • Hogere luchtdruk.

De conus beweegt naar binnen.
  • Lucht zet een beetje uit. 
  • Lagere luchtdruk. 



Deze drukverandering bewegen weg van de speaker.

Slide 5 - Tekstslide

Trillende lucht komt aan bij je oor

Slide 6 - Tekstslide

Een luidspreker
  • Heeft een sterke permanente magneet en een spoel.
  • Muziek is een elektrisch signaal.  Dit signaal zorgt voor een magnetisch veld rondom de spoel. *
  • Hierdoor ontstaat er trilling → dus geluid!

Slide 7 - Tekstslide

Geluidssnelheid
  • Snelheid waarmee het geluid zich voortbeweegt in de tussenstof. (BINAS tabel 27)
  • Voor lucht is dat 343 m/s (T=293 K).  Bij 288K is dat 340 m/s.
  • afstand = geluidssnelheid x tijd

  • s = afstand (m)
  • v = geluidssnelheid (m/s)
  • t = tijd (s)
s=vgeluidt
vgeluid=ts

Slide 8 - Tekstslide

Echo
Een echo is geluid dat terug wordt gekaatst. 

Een dolfijn stuurt geluidsgolven weg, deze kaatsen tegen de vissen aan en worden teruggestuurd. De dolfijn vangt dit weer op en vertaalt naar een afstand. 

Slide 9 - Tekstslide

Echolood
Echolood werkt ook met geluidsgolven. 

Het lood zend geluidsgolven weg (toongenerator) en vangt ze weer op (microfoon). 

Slide 10 - Tekstslide

voorbeeld 1:
Een boot gebruikt echolocatie om de diepte van de zee te bepalen, de geluidsnelheid in water is 1450m/s. Het geluid van het echolood ( is een apparaat 
die wordt gebruikt om waterdiepte 
te bepalen) is 0,25 s onderweg.
Bereken hoeveel meter diep de zee is.

Slide 11 - Tekstslide

Aan de slag
Wat? Opdracht 1 t/m 12
Waar? Bladzijde 84 t/m 91

Klaar? Maak de voorkennis

Slide 12 - Tekstslide

H 13.2 Toonhoogte

Slide 13 - Tekstslide

H13.2 Leerdoelen
13.2.1 Je kunt de trillingstijd van een toon bepalen aan de hand van een oscilloscoopbeeld.
13.2.2 Je kunt berekeningen uitvoeren met de trillingstijd en de frequentie van een geluidstrilling.
13.2.3 Je kunt een verband leggen tussen de frequentie van een geluid en de toonhoogte.
13.2.4 Je kunt de bovengrens en ondergrens van het frequentiebereik van de mens benoemen.
13.2.5 Je kunt uitleggen door welke drie factoren de toonhoogte van een snaar wordt bepaald.

Slide 14 - Tekstslide

Slide 15 - Video

Trillingen
Wat is de trillingstijd (T)?
  • De trillingstijd is de tijd die nodig is voor 1 trilling

Wat is frequentie (f)?
  • De frequentie is hoeveel trillingen er zijn in 1 seconde

Slide 16 - Tekstslide

Trillingstijd/frequentie

Slide 17 - Tekstslide

Trillingstijd
  • Trillingstijd is tijd van 1 trilling 
  • Elk Hokje op osscilloscoop komt overeen met bepaalde tijd (bv: 0,1 seconde 
  • Trillingstijd = 2 x 0,1 = 0,2 s
  • Met Trillingstijd kun je Frequentie berekenen. 
  • Met Frequentie kun je trillingstijd berekenen. 

 

Slide 18 - Tekstslide

Frequentiebereik mens & dier
Frequentiebereik mens: 20 - 20.000 Hz

 Ultrasoon geluid => frequentiebereik boven de 20.000 Hz
Dit HOREN wij NIET !!!

vb. hondenfluitjes, echo's, reinigen van juwelen, lenzen, horloges ...

Slide 19 - Tekstslide

Toonhoogte verhogen/verlagen
Er zijn drie manieren waarop je de toonhoogte van een snaar kunt verhogen:
De snaar strakker spannen.
De snaar korter maken.
De snaar dunner maken.

Er zijn drie manieren waarop je de toonhoogte van een snaar kunt verlagen:
De snaar losser spannen.
De snaar langer maken.
De snaar dikker maken.

Slide 20 - Tekstslide

aan de slag
Pak je boek op blz. 96 erbij.
Maak opdrachten: 1 t/m 11

Slide 21 - Tekstslide

H13.3 Leerdoelen
13.3.1 Je kunt uitleggen wat wordt bedoeld met de amplitude van een (geluids)trilling.
13.3.2 Je kunt een verband leggen tussen de amplitude van een trilling en de geluidssterkte.
13.3.3 Je kunt de amplitude van een elektrisch signaal aflezen op een oscilloscoopscherm.
13.3.4 Je kunt uitleggen hoe je de geluidssterkte kunt meten in de eenheden dB en dB(A).
13.3.5 Je kunt toelichten waarom de dB(A)-schaal wordt gebruikt om geluidshinder te meten.
13.3.6 Je kunt uitleggen wat wordt bedoeld met de gehoordrempel en met de pijngrens.
13.3.7 Je kunt rekenen met het verband tussen het aantal geluidsbronnen en de geluidssterkte.

Slide 22 - Tekstslide

Amplitude
De grootte van de amplitude geeft de geluidssterkte aan.

Een grote geluidssterkte heeft een grotere amplitude.

Een kleine geluidssterkte heeft een kleinere amplitude. 

Slide 23 - Tekstslide

Amplitude
Hoe harder het geluid --- hoe GROTER de amplitude.

Slide 24 - Tekstslide

Slide 25 - Tekstslide

Geluidsterkte (BINAS tabel 28)
Hieronder een overzicht van de verschillen tussen dB en dB(A). 
De lijn die overeenkomt met 0 dB(A) 
noemen we gehoordrempel.
Boven de gehoordrempel hoor je 
geluiden, daar onder niet. 
De lijn die overeenkomt met 140 dB(A) 
heeft pijngrens. 
Geluid boven deze drempel doet pijn.

Slide 26 - Tekstslide

Rekenen met decibellen
Als het aantal geluidsbronnen 2x zo groot wordt, 
neemt de geluidssterkte met 3 dB toe.

Slide 27 - Tekstslide

Rekenen met decibel 
1 persoon die praat is dus 50 dB, hoeveel is dat bij 8 personen?

                                   1 persoon   =   50 dB
                                   2 personen =   53 dB
                                   4 personen =   56 dB
                                   8 personen =   59 dB

Deze berekening is het makkelijkst als je dit zoals hierboven uitschrijft. Dat mag je dus ook doen, geen formules nodig.

Slide 28 - Tekstslide

Aan de slag
Pak je boek erbij op blz 109
Opdracht 1 t/m 14 (niet 12!)

Slide 29 - Tekstslide

H13.4 Leerdoelen
13.4.1 Je kunt drie soorten maatregelen noemen die de overheid neemt tegen geluidshinder.
13.4.2 Je kunt van elke soort maatregel tegen geluidshinder een praktisch voorbeeld geven.
13.4.3 Je kunt uitleggen welke soorten materiaal je nodig hebt om geluid te absorberen of te weerkaatsen.
13.4.4 Je kunt uitleggen van welke twee dingen het afhangt of er gehoorschade ontstaat.
13.4.5 Je kunt twee manieren noemen om je gehoor te beschermen in een lawaaiige omgeving.

Slide 30 - Tekstslide

Slide 31 - Video

Schadelijk en hinderlijk geluid
Hinderlijk geluid                                      Schadelijk geluid

Slide 32 - Tekstslide

Maatregelen tegen geluidshinder
Tegen geluidshinder van het verkeer kun je op verschillende manieren iets doen. Je kunt maatregelen nemen bij de geluidsbron (die het geluid maakt), in de overdracht, tussen de geluidsbron en ontvanger en bij de ontvanger (die het geluid hoort).

Slide 33 - Tekstslide

Slide 34 - Tekstslide

Schadelijk geluid
Schadelijk geluid: zeker bij geluidsterktes boven de 140 dB(A). Ook schadelijk bij regelmatige en/of langdurige blootstelling van geluidsterktes vanaf 80 dB(A).
Speel af
BINAS tabel 30

Slide 35 - Tekstslide

Aan de slag
BLZ 119 t/m 124
Opdracht 1 t/m 12

Slide 36 - Tekstslide