Yuverta

Thema 6 basisstof 3 Variatie in genotypen

Chéden
Sey
Gaby
Djano
Romy
Sara
Gaby
Anouk
Chabo
Kim
Omar
                              bord
LEG JE BOEK KLAAR en je begrippenlijst. 
Sta je er niet op, dan mag je kiezen waar je gaat zitten. 
Je hebt een voldoende voor de toets gehaald. 
r
a
a
m
1 / 40
volgende
Slide 1: Tekstslide
BiologieMiddelbare schoolvmbo bLeerjaar 2

In deze les zitten 40 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 40 min

Onderdelen in deze les

Chéden
Sey
Gaby
Djano
Romy
Sara
Gaby
Anouk
Chabo
Kim
Omar
                              bord
LEG JE BOEK KLAAR en je begrippenlijst. 
Sta je er niet op, dan mag je kiezen waar je gaat zitten. 
Je hebt een voldoende voor de toets gehaald. 
r
a
a
m

Slide 1 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Absentie 
Herhaling vorige les
Doelen van de les
Doel met uitleg
Opdrachten maken 
Nakijken  
Doel van de les en afsluiting

Slide 2 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Hoofdstukopbouw
1. Genotype en Fenotype
2. Chromosomen en genen
3. Variatie in genotypen
herhaling 1 - 3 + mindmap invullen
4. Geschiedenis van het leven op aarde
6. Evolutie
7. Fossielen
Herhaling 1 - 7 + mindmap invullen
Diagnostische toets
Toets

Slide 3 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Chromosomen en genen: Doelen
Je kunt benoemen dat elk van de ouders 50% van de chromosomen levert. 

Slide 4 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Lees de begrippen goed door:
chromosomenpaar: twee chromosomen die 
aan elkaar gelijk zijn.
gen: deel van een chromosoom dat informatie
voor een erfelijke eigenschap bevat.
genenparen: twee genen die aan elkaar gelijk zijn.
geslachtscellen: cellen waarin chromosomen enkelvoudig voorkomen.
celdeling: vorming van nieuwe cellen.

Slide 5 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Wat is een gen?
A
deel van een chromosoom dat informatie voor een erfelijke eigenschap bevat
B
deel van een gen dat informatie voor een erfelijke eigenschap bevat

Slide 6 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Wat is celdeling?
A
Vorming van nieuwe cellen
B
Cellen die blijven delen vormen zo je gehele lichaam

Slide 7 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Doel: Je kunt benoemen dat
elk van de ouders 50% van
de chromosomen levert. 

In elke lichaamscel van een
mens zitten 46 chromosomen.
Hier zie je de chromosomen van
een vrouw. 

Wat valt er op?

Slide 8 - Tekstslide

Vraag ze wat ze opvalt. Daarna naar volgende dia. 
Doel: Je kunt benoemen dat
elk van de ouders 50% van
de chromosomen levert. 

Wat valt er op?

Er liggen er telkens 2 bij elkaar. 
Deze zijn gelijk. 
Dit is een chromosomenpaar. 

Elk mens heeft dus 23 chromosomenparen.

Slide 9 - Tekstslide

Vraag ze wat ze opvalt. Daarna naar volgende dia. 
Doel: Je kunt benoemen dat
elk van de ouders 50% van
de chromosomen levert. 

Ieder mens heeft duizenden erfelijke eigenschappen.
Een gen is een deel van een chromosoom. 
Alle genen in een celkern vormen samen het genotype.
Genen komen net als chromosomen ook in paren voor. 
= genenpaar.  

Slide 10 - Tekstslide

Vraag ze wat ze opvalt. Daarna naar volgende dia. 

Slide 11 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

chromosomen in geslachtscellen
In geslachtscellen zitten ook chromosomen. 
Van een chromosomenpaar krijg je de helft van je moeder en de helft van je vader. 
Een geslachtscel bevat dus de helft
(=23 chromosomen)
In totaal krijg je dus 46 chromosomen. 

Slide 12 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Hoeveel chromosomen bevalt een lichaamscel?
A
46
B
23
C
2

Slide 13 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Hoeveel chromosomen bevalt een chromosomen paar?
A
46
B
23
C
2

Slide 14 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Een gen is een deel van een chromosoom
A
waar
B
niet waar

Slide 15 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Genen komt in paren voor
A
waar
B
niet waar

Slide 16 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Een geslachtscel bestaat uit 46 chromosomen.
Een lichaamscel uit 23.
A
waar
B
niet waar

Slide 17 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Het genotype ontstaat bij bevruchting.
A
waar
B
niet waar

Slide 18 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Bij celdeling worden de chromosomen constant gekopieerd.
A
waar
B
niet waar

Slide 19 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Opdracht 1 – 10 blz 84 - 90

Slide 20 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Variatie in genotype: Doelen
  1. Je kunt omschrijven dat door geslachtelijke voorplanting variatie in genotype ontstaat. 
  2. Je kunt omschrijven wat een mutatie is.  

Slide 21 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

In welk opzicht lijk jij op je ouders en je broer/zus? Wat heb jij van je ouders geërfd? En wat heeft je broer/zus geërfd?

Slide 22 - Open vraag

Deze slide heeft geen instructies

de begrippen:
variatie in genotypen: de combinatie van erfelijke informatie is bij elk persoon anders
mutatie: een verandering van het genotype
mutant: organisme waarbij een mutatie zichtbaar is in het fenotype
albino: mutant waarbij het lichaam niet in staat is pigment aan te maken
timer
3:00

Slide 23 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

de begrippen:
mutagene invloeden: stoffen en stralingen die mutaties kunnen veroorzaken
tumor: een klompje cellen die zich steeds blijven delen
kanker: ziek zijn van een tumor
uitzaaiing: cellen van een tumor raken los en komen terecht in andere plekken van het lichaam
timer
3:00

Slide 24 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Doel: Je kunt omschrijven dat door geslachtelijke voorplanting variatie in genotype ontstaat. 
Wat weet je al:
In een lichaamscel komen chromosomen in paren voor. (46)
Een geslachtscel bevat enkelvoudige chromosomen. (23)
Welke chromosomen je ouders doorgeven is toeval. 

Alles wordt bepaald bij de bevruchting: Welke kleur haar je krijgt, of je sproetjes krijgt enz. 

Slide 25 - Tekstslide

Doel: 
Je kunt omschrijven dat door geslachtelijke
voorplanting variatie in genotype ontstaat. 

Slide 26 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Doel: Je kunt omschrijven dat door geslachtelijke
voorplanting variatie in genotype ontstaat.

Slide 27 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Doel: Je kunt omschrijven dat door geslachtelijke
voorplanting variatie in genotype ontstaat.
Als je kijkt naar je broers en zussen, zullen jullie
wel op elkaar lijken, maar toch allemaal weer
andere erfelijke informatie doorgekregen hebben. 

Wanneer is dit wel precies hetzelfde?

Slide 28 - Tekstslide

antwoord op de vraag: eeneiige tweelingen
Doel: Je kunt omschrijven dat door geslachtelijke
voorplanting variatie in genotype ontstaat.
Wanneer is dit wel precies hetzelfde?
Eeneiige tweelingen. 

De ene heeft de ogen van moeder, de ander de kleur 
haar van vader. 
Misschien heb je je neus van je vader, maar de kin 
van je moeder. 

Karakter wordt gevormd door omgeving en opvoeding. 

Slide 29 - Tekstslide

antwoord op de vraag: eeneiige tweelingen
Doel: Je kunt omschrijven wat een mutatie is.  
mutatie: een verandering van het genotype. Er zit een fout in het DNA. Het DNA is beschadigd. Dan is de erfelijke informatie veranderd. 
mutant: organisme waarbij een mutatie zichtbaar is in het fenotype

Slide 30 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Doel: Je kunt omschrijven wat een mutatie is.  
mutagene invloeden: stoffen en stralingen 
die mutaties kunnen veroorzaken
Denk aan Radioactieve straling, 
röntgenstraling enz. Maar ook 
chemische stoffen, sigarettenrook 
en asbest zijn hier voorbeelden van. 

Slide 31 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Doel: Je kunt omschrijven wat een mutatie is.  
Mutatie kan ook plaats vinden in genen die de celdeling regelen. Een cel gaat zich dan heel vaak delen. Deze cellen hebben geen functie. 
Zoveel cellen bij elkaar wordt een klompje genoemd of kankergezwel
of tumor. Soms niet schadelijk.  Soms wel.... dan heet het kanker 
en word je er ziek van. 

Uitzaaiing: cellen raken los en vormen op
andere plekken nieuwe klompjes. 

Slide 32 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Wat is een mutant?
A
Iemand die anders is
B
Iemand waarbij een mutatie zichtbaar is.
C
Organisme waarbij een mutatie zichtbaar is.
D
Een albino

Slide 33 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Noem voorbeelden van mutagene invloeden.

Slide 34 - Open vraag

Radioactieve straling, rontgenstraling uv straling sigarettenrook asbest
Leg uit wat kanker is

Slide 35 - Open vraag

Radioactieve straling, rontgenstraling uv straling sigarettenrook asbest
Kanker is:
A
een verkeerde celdeling
B
een tumor
C
een tumor waar je ziek van wordt
D
uitzaaiing

Slide 36 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Aan de slag: 
Samen lezen en opdrachten maken

blz 91, 92, 93, 94, 95, 96, 97

Huiswerk:
Begrippen BS 3
Opdr 1 - 9+

Slide 37 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

 Dit hebben we vandaag geleerd: 


  1. Je kunt omschrijven dat door geslachtelijke voorplanting variatie in genotype ontstaat.
  2. Je kunt omschrijven wat een mutatie is.

Slide 38 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Leg uit wat een variatie in genotype betekent.

Slide 39 - Open vraag

Deze slide heeft geen instructies

Bedankt!

Slide 40 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies