In deze les zitten 33 slides, met interactieve quizzen, tekstslides en 3 videos.
Lesduur is: 45 min
Onderdelen in deze les
Les 7. Terugblik op de lessen
Slide 1 - Tekstslide
Wat weet jij nu allemaal al over dierenvoeding?
Slide 2 - Woordweb
Slide 3 - Video
Gespecialiseerd voer
Gespecialiseerd voer = voer dat speciaal voor een bepaald dier gemaakt wordt. In dat speciale voer zit dan ook alles wat het dier nodig heeft.
Slide 4 - Tekstslide
Snoepjes en koekjes
Snoepjes en koekjes tellen ook mee als voer!
Te veel snoepjes naast het normale voer,
maakt je hond of kat te dik.
50% van de honden en 30% van de katten is te dik in Nederland.
Het is dus goed dat je leert om een dier de
juiste hoeveelheid voer te geven.
Slide 5 - Tekstslide
Waarom is het zo belangrijk dat een dier naast zijn voeding veel vocht binnen krijgt?
Slide 6 - Open vraag
Pup
Oude hond
Te dikke hond
Volwassen hond
Sportieve hond
Slide 7 - Sleepvraag
Knaagdierenmix
Hondenbrokken
Insecten voor reptielen
Geitenbrokken
Slide 8 - Sleepvraag
Slide 9 - Video
Slide 10 - Tekstslide
Als de ribben niet zichtbaar zijn, maar wel eenvoudig te voelen, wat is het dier dan?
A
Te mager
B
Normaal
C
Te dik
Slide 11 - Quizvraag
Als de ribben niet zichtbaar en te voelen zijn door een dikke vetlaag, wat is het dier dan?
A
Te mager
B
Normaal
C
Te dik
Slide 12 - Quizvraag
Als de ribben duidelijk zichtbaar zijn en eenvoudig te voelen door een dunne vetlaag, wat is het dier dan?
A
Te mager
B
Normaal
C
Te dik
Slide 13 - Quizvraag
Slide 14 - Video
Ruwvoer
Ruwvoer is voer dat weinig tot niet is bewerkt. Voorbeelden zijn: gras, hooi, stro en luzerne.
Deze voerders worden van het land gehaald. Ze worden versnipperd of gedroogd en daarna opgeslagen.
Ruwvoer bestaat uit maar 1 grondstof -> enkelvoudig voedermiddel.
Slide 15 - Tekstslide
Krachtvoer
Veel voedermiddelen gaan naar de fabriek om er brokken van te maken.
Hier worden verschillende voedingstoffen bij elkaar gedaan en geperst tot brokken. Dit zot vol met energie en eiwitten. Deze brokjes worden ook wel krachtvoer genoemd.
Krachtvoer bestaat uit verschillende grondstoffen, dit wordt een samengesteld voedermiddel genoemd.
Slide 16 - Tekstslide
Enkelvoudig ruwvoer
Enkelvoudig krachtvoer
Meervoudig ruwvoer
Meervoudig krachtvoer
Slide 17 - Sleepvraag
Voer afwegen
Wat heb je nodig? Weegschaal, bakje en voer.
1. Zet de weegschaal aan. 2. Zet het bakje op de weegschaal en druk op 0 of tarra.
3. Controleer of het gewicht op 0 staat.
4. Vul het bakje met het juiste hoeveelheid voer.
Slide 18 - Tekstslide
Voer berekenen en etiketten
Om precies te weten hoeveel je moet voeren, moet je kijken op de zak waar het voer in zit.
Op de zak zit een etiket, daarop staat alle informatie die je nodig hebt.
Op het etiket staan ingrediënten. Hiervan is het voer gemaakt.
Naast de ingrediënten staat ook het voeradvies op het etiket.
Daarop kan je aflezen hoeveel jouw dier te eten moet krijgen.
Slide 19 - Tekstslide
Slide 20 - Tekstslide
Wat kan jij al vertellen over de verschillende voereters?
Slide 21 - Woordweb
Planteneter
Alleseter
Vleeseter
Herbivoor
Carnivoor
Omnivoor
Slide 22 - Sleepvraag
Herbivoor
Een herbivoor is een planteneter.
Herbivoren zijn meestal prooidieren en hebben hun ogen aan de zijkant zitten.
Planten hebben weinig voedingstoffen --> duurt lang om te verteren.
Ze moeten dus veel en lang eten.
Slide 23 - Tekstslide
Herbivoor
Herbivoren hebben snijtanden en plooikiezen. Snijtanden om de planten af te kunnen snijden en plooikiezen om de planten klein te raspen.
Daarna gaat de voedselbrij naar de maag en zorgt een hele lange darm dat er zoveel mogelijk voedingsstoffen uitgehaald worden.
Ogen aan de zijkant
Slide 24 - Tekstslide
Welke diersoort is nog meer een herbivoor?
Slide 25 - Open vraag
Omnivoor
Snijtanden zijn aanwezig, kleine of grote hoektanden en die kiezen zijn bedekt met knobbels, ookwel knobbelkiezen genoemd.
Grote hoektanden zijn vaak ter verdediging dan eten van vlees.
Die knobbels zijn voor het vermalen van planten en vlees.
Slide 26 - Tekstslide
Omnivoor
Omnivoor is een dier dat planten en vlees eet.
Voordeel is dat het dier veel soorten dingen kan vinden om te eten.
Ogen niet helemaal naar voor en niet helemaal naar zijkant. Meer vlees eten --> ogen meer naar voren gericht.
Langere darm dan vleeseter, kortere darm dan planteneter.
Slide 27 - Tekstslide
Welke diersoort is nog meer een carnivoor?
Slide 28 - Open vraag
Carnivoor
Carnivoren hebben duidelijke hele grote hoektanden. Hiermee kunnen ze hun prooi goed vastpakken.
Ze hebben speciale knipkiezen om het vlees en botten af te scheuren en te knippen.
Ogen naar voren gericht
Slide 29 - Tekstslide
Carnivoor
Een carnivoor is een vleeseter.
Het dier is helemaal gemaakt voor het vangen en doden van prooidieren.
Eenmaal gevangen eet het dier het vlees, organen en soms botten om voedingstoffen binnen te krijgen.
Vlees is makkelijk te verteren en hierdoor zijn de darmen veel korter.
Slide 30 - Tekstslide
Welke diersoort is nog meer een omnivoor?
Slide 31 - Open vraag
Slide 32 - Sleepvraag
Aan de slag!
- Lees je boekje nog een keertje door.
- Maak de opdrachten waar je nog niet aan toe bent gekomen.