2.6 Woordenschat

• Nederlands
• Voortgezet speciaal onderwijs
• Leerroute 2

As-salaamoe aleikoem 2MH,

Pak een leesboek uit de kast.

Stop je telefoon in de telefoonzak.

Ga stil op je (vaste) plek zitten.

Haal je lesmateriaal uit je tas en leg deze op je tafel.

Geen jassen in het lokaal en tas van tafel.

Luister aandachtig naar mevrouw de Roock.

Recitatie

Hadith van de week

Absentie

Anas ibn Malik (moge Allah tevreden met hem zijn) heeft gezegd: "Ik heb nog nooit iemand gezien die genadiger is voor kinderen dan de Boodschapper van Allah (vzmh)." (Muslim)

''Ja, mevrouw.''

Leesmoment

Bladzijde 16 tot en met 18.

Gezamenlijk of zelfstandig? De klas kiest. 

Meeste stemmen gelden.

Wat gebeurt er in het verhaal? Maak voor jezelf een korte samenvatting.

Welke personages kwamen voor in dit deel van het verhaal? 

Hebben deze personages iets belangrijks gezegd of gedaan?

Zijn er delen van het verhaal die je niet goed begrijpt en vragen over hebt? 

Welke delen zijn dit?

Denk je dat de gebeurtenissen in dit deel logisch en realistisch zijn? Waarom?

Huiswerk- en materiaalcheck

Neem het huiswerk in stilte voor je.

Lesboek, twee schriften, pen.

Woorden van week 47

1. Verwaarlozen= er niet langer aandacht of zorg aan besteden 

vb. Wanneer je eetpatroon en een goede nachtrust steeds meer op de achtergrond komen te staan, ben je jezelf aan het verwaarlozen.

2. Beroepsgeheim= de plicht om te zwijgen over dingen die je vanuit je beroep aan de weet bent gekomen 

vb. Elke dokter heeft een beroepsgeheim.

3. Alert= wie bewust en gericht de gedachten ergens op richt.

vb. De doelman reageerde heel alert op die strafschop.

4. Interventie= het helpen oplossen van problemen tussen mensen. 

vb. Door interventie van een advocaat zijn zij het eens geworden.

5. Herstel= het weer heel maken 

vb. Het herstel van de brug gaat lang duren.

OF

=  het weer sterk of gezond worden 

vb. Het heeft mij veel tijd gekost om te herstellen.

Lesdoel(en)

Aan het eind van de les kun je:

de woorden van les 2.6 gebruiken en begrijpen.

Activeren voorkennis

Instructie

Schrijfopdracht: je gaat zelf een schurk als personage bedenken en beschrijven in een kort verhaal van ongeveer 500 woorden.

Je maakt een karakterschets van jouw schurk.

Hoe heet je personage? Hoe oud is je personage? Hoe ziet hij of zij eruit? Welke eigenschappen van een schurk geef je jouw personage? Wat is het doel van jouw schurk? Wat wil hij bereiken?

Op deze manier ga jij eerst brainstormen.

Aan het werk

Wat moet ik doen?

De opdrachten van 2.6 Woordenschat maken.

Opdrachten nakijken.

Hoeveel tijd heb ik?

60 minuten

Wat als ik klaar ben?

Leren: 2.1, 2.2, 2.3 en 2.4

Lessen die niet af zijn, afmaken.

Wat als ik een vraag heb?

Steek je je vinger op!

Terugblik op de les en het lesdoel

Aan het eind van de les kun je:

een schurk als verhaalpersonage bedenken.

een scene schrijven met deze schurk als hoofdpersoon.

Huiswerk

Afsluiting & opbergen van lesmateriaal

Recitatie

Leer hoofdstuk 2.1, 2.2, 2.3 en 2.4 voor het proefwerk.