Yuverta

26 maart Spreekwoorden en uitdrukkingen

Spreekwoorden & uitdrukkingen






Nederlands (datum)
1 / 38
volgende
Slide 1: Tekstslide
NederlandsPraktijkonderwijsLeerjaar 1,2

In deze les zitten 38 slides, met interactieve quizzen, tekstslides en 3 videos.

Onderdelen in deze les

Spreekwoorden & uitdrukkingen






Nederlands (datum)

Slide 1 - Tekstslide

Wat zijn spreekwoorden?
Spreekwoorden zijn korte uitspraken die gaan over een wijsheid of levensles.

Vaak proberen spreekwoorden je aan te moedigen tot goed gedrag.

Het is belangrijk dat je weet dat je spreekwoorden niet letterlijk moet opvatten. (letterlijk betekent: precies zoals het er staat.) 


Slide 2 - Tekstslide

Slide 3 - Video

Welke uitdrukking kwam als tweede aan bod in het filmpje?

Slide 4 - Open vraag

Slide 5 - Video

Welk spreekwoord zag je NIET in het voorgaande filmpje?
A
Slapend rijk worden
B
De hond in de pot vinden
C
De kat uit de boom kijken
D
De stoute schoenen aantrekken

Slide 6 - Quizvraag

Welk spreekwoord zie je hier?

Slide 7 - Open vraag

Welk spreekwoord zie je hier?

Slide 8 - Open vraag

geen moeite doen
geen duidelijk verhaal hebben
altijd als eerste ergens bij zijn
beginnen aan een vervelende of lastige taak

Slide 9 - Sleepvraag

Welk spreekwoord zie je hier?

Slide 10 - Open vraag

Welk spreekwoord zie je hier?

Slide 11 - Open vraag

iets verzinnen
het is nergens fijner dan thuis 
met tegenzin eten
uitbundig vieren

Slide 12 - Sleepvraag

Welk spreekwoord zie je hier?
A
De appel valt ver van de boom
B
De appel valt niet ver van de boom
C
De appel valt op de grond
D
Alleen deze appel valt op de grond

Slide 13 - Quizvraag

Welk spreekwoord zie je hier?
A
De hond in de pan vinden
B
De hond eet alles op
C
De hond aan het aanrecht vinden
D
De hond in de pot vinden

Slide 14 - Quizvraag

Maak het spreekwoord van het plaatje af.

Als de kat van huis is ...
A
Dansen de muizen op tafel
B
Klimmen de muizen op tafel
C
Zwaaien de muizen hem uit
D
Lachen de muizen hem uit

Slide 15 - Quizvraag

Te veel ... op je vork nemen.

Welk woord moet op de puntjes staan?
A
stro
B
hooi
C
eten
D
gras

Slide 16 - Quizvraag

Slide 17 - Link

Gebruik de website van de vorige slide.

Wat betekend: Met de kippen op stok gaan?

Slide 18 - Open vraag

Gebruik dezelfde website.

Wat betekend: Er was geen kip?

Slide 19 - Open vraag

Slide 20 - Link

Gebruik de website van de vorige slide.

Wat betekend: Zo nijdig als een spin?

Slide 21 - Open vraag

Slide 22 - Link

Gebruik de website van de vorige slide.

Wat betekend: De mussen vallen dood van de daken?

Slide 23 - Open vraag

Jong geleerd, is oud ...
A
geprobeert
B
gedaan
C
geweest
D
geleerd

Slide 24 - Quizvraag

Een ... komt altijd weer op de poten terecht
A
kat
B
hond
C
konijn
D
kip

Slide 25 - Quizvraag

Liefde maakt ...
A
blij
B
gek
C
blind
D
boos

Slide 26 - Quizvraag

Een slordig iemand zijn
Heel erg rustig zijn
Doen alsof je iets heel erg vind
Een dutje doen
Een sloddervos zijn
Een uiltje knappen
Krokodillen tranen huilen
Zo mak als een schaap 

Slide 27 - Sleepvraag

Beeld een spreekwoord of uitdrukking uit en maak er een foto van.

Slide 28 - Open vraag

FOUTE UITSPRAKEN
In het volgende filmpje gebruikt Fred verschillende spreekwoorden en uitdrukkingen op een verkeerde manier. 

Jij gaat aangeven wat Fred bedoelt. 

Slide 29 - Tekstslide

5

Slide 30 - Video

00:05
Welk spreekwoord bedoelt Fred?
A
Spreken is goed, zwijgen is fout
B
Spreken is goud, zwijgen is zilver
C
Spreken is zilver, zwijgen is goud

Slide 31 - Quizvraag

00:15
Anders had jij nu achter ... gezeten
A
de deur
B
het behang
C
water en vuur
D
slot en grendel

Slide 32 - Quizvraag

00:21
Fred bedoelt: twee handen op een ...
A
buik
B
kruik
C
luik

Slide 33 - Quizvraag

00:27
Fred zegt gebarsten perziken, maar bedoelt ...
A
Gebakken appels
B
Gebakken pruimen
C
Gebakken peren

Slide 34 - Quizvraag

00:32
Nu hebben we de ... aan het dansen
A
muizen
B
beesten
C
poppen
D
moppen

Slide 35 - Quizvraag

Welk spreekwoord of uitdrukking uit deze les kende je nog niet?

Slide 36 - Open vraag

Heb je een vraag over deze les?

Slide 37 - Open vraag

Je bent klaar met deze les!

Slide 38 - Tekstslide