Wat is LessonUp
Zoeken
Kanalen
Inloggen
Registreren
Yuverta
‹
Terug naar zoeken
Spookjes les 7: werkwoorden tegenwoordige tijd (tt)
1 / 23
volgende
Slide 1:
Tekstslide
Nederlands
Middelbare school
vmbo
Leerjaar 1
In deze les zitten
23 slides
, met
interactieve quizzen
en
tekstslides
.
Start les
Bewaar
Deel
Printen
Onderdelen in deze les
Slide 1 - Tekstslide
Deze les:
Terugblik
Instructie
Opdrachten maken
Evalueren hoe de les ging
Slide 2 - Tekstslide
1.7 Spelling
Hoofdstuktoets op 3 oktober gaat over de paragrafen
1.3 Lezen
1.5 Woorden
1.7 Grammatica
1.8 Spelling
Slide 3 - Tekstslide
Werkwoordspelling tegenwoordige tijd (TT) stappenplan:
1. Wat is de
stam
van het werkwoord?
(
De stam = hele werkwoord -en
)
2. Moet de
ik-vorm
iets aangepast worden?
Bijvoorbeeld: bukken >>
bukk
>>
ik buk
of: slapen >>
slap
>>
ik slaap
3.
Dan
zijn er 3 opties:
Ik-vorm
: ik ........ + ............ jij
Iemand anders:
Ik-vorm +t
Meer mensen:
hele werkwoord
Slide 4 - Tekstslide
Bij IK, schrijf je ...
A
IK-vorm
B
IK-vorm + t
Slide 5 - Quizvraag
Bij iemand anders, schrijf je ...
A
IK-vorm
B
IK-vorm + t
Slide 6 - Quizvraag
Ik
Hij
vind
vindt
loop
wordt
loopt
word
antwoordt
antwoord
biedt
bied
Slide 7 - Sleepvraag
weigeren :
Ik ... te gehoorzamen.
A
weiger
B
weigert
C
weigerdt
D
weigeren
Slide 8 - Quizvraag
weigeren :
De hond ... te gehoorzamen.
A
weigert
B
weigerd
C
weigerdt
D
weigeren
Slide 9 - Quizvraag
1.8 Spelling
Leerdoelen paragraaf Spelling
wanneer je leestekens gebruikt
hoe je de tegenwoordige tijd van werkwoorden schrijft
tien dicteewoorden.
Slide 10 - Tekstslide
Werkwoorden in de tegenwoordige tijd
Doe-woorden
fietsen
lopen
vragen
kopen
ik-vorm
hij-vorm
wij-vorm
ik vraag
hij vraagt
ik fiets
hij fietst
ik loop
hij loopt
ik-vorm +t
zijn
worden
hebben
spring
hang
de stam
Slide 11 - Tekstslide
1.8 Spelling
Leertekst: Tegenwoordige tijd en werkwoorden
De stam en ik-vorm van het werkwoord
De
stam
is het
hele werkwoord (infinitief) zonder -en
.
De stam van het werkwoord heb je nodig om de ik-vorm te maken.
werkwoord
de stam (ww-en)
de ik-vorm
brengen
breng
ik breng
helpen
help
ik help
roepen
roep
ik roep
typen
typ
ik typ
Slide 12 - Tekstslide
1.8 Spelling
Leertekst: Tegenwoordige tijd en werkwoorden
De stam en ik-vorm van het werkwoord
De
stam
is het
hele werkwoord (infinitief) zonder -en
.
Maar
let op
: bij de ik-vorm van sommige werkwoorden veranderen er letters
werkwoord
de stam (ww-en)
de ik-vorm
letter
erbij
roken
rok
ik ro
o
k
letter
eraf
stoppen
stopp
ik stop
v
wordt
f
graven
grav
ik graa
f
z
wordt
s
wijzen
wijz
ik wij
s
Slide 13 - Tekstslide
1.8 Spelling
Leertekst: Tegenwoordige tijd en werkwoorden
De
ik-vorm
gebruik je bij:
ik : Ik loop naar school. Ik vind 10 euro op straat
je of jij achter pv : Loop
jij
naar school? Kom
je
nog mee?
gebiedende wijs
: Luister nu eens! Pas op die auto!
Slide 14 - Tekstslide
1.8 Spelling
Leertekst: Tegenwoordige tijd van werkwoorden
Zo schrijf je de
persoonsvorm
(pv) in de tegenwoordige tijd:
werkwoord
de ik-vorm
ik-vorm +t
je jij hij zij het u
hele werkwoord
wij jullie zij
brengen
ik breng
breng
t
brengen
helpen
ik help
help
t
helpen
roepen
ik roep
roep
t
roepen
typen
ik typ
typ
t
typen
Slide 15 - Tekstslide
1.8 Spelling
Leertekst: Tegenwoordige tijd en werkwoorden
De
ik-vorm
+t
gebruik je bij:
je
of
jij
voor de pv : Jij loop
t
naar huis. Hij voetbal
t
op straat. Jij word
t
kampioen.
hij, zij, het, u, ...
: Hij vang
t
de bal. Mijn vader rijd
t
naar huis.
Haar broertje fiets
t
hard. U vraag
t
dat netjes.
Slide 16 - Tekstslide
1.8 Spelling
Leertekst: Tegenwoordige tijd van werkwoorden - onregelmatige werkwoorden
Er zijn 6 werkwoorden die zich niet aan de regels houden. Die noemen we
onregelmatige werkwoorden
. De drie belangrijkste zijn:
hebben, zijn en kunnen
.
hele werkwoord (infinitief)
ik
jij
hij/zij/het
wij jullie zij
hebben
heb
hebt
heeft
hebben
zijn
ben
bent
is
zijn
kunnen
kan
kan
/ kunt
kan
kunnen
Slide 17 - Tekstslide
houden :
Jake ... niet van spruitjes
A
houd
B
hout
C
houdt
D
houden
Slide 18 - Quizvraag
weigeren :
Wij ... te gehoorzamen.
A
weigert
B
weigerd
C
weigerdt
D
weigeren
Slide 19 - Quizvraag
houden :
Ik .... van spruitjes.
A
houd
B
hout
C
houdt
D
houden
Slide 20 - Quizvraag
houden :
De kinderen ... van soep.
A
houd
B
hout
C
houdt
D
houden
Slide 21 - Quizvraag
1.8 Spelling- zelfstandig werken
Lees de leertekst op bladzijde 58 en 59 door.
Maak nu de opgaven: 11, 12, 13 en 14 op blz. 60-61
leren: dicteewoorden blz. 62
Je kan bij ´Test Jezelf´ ook oefenen voor
grammatica en Spelling
Slide 22 - Tekstslide
Evaluatie:
Wat was het lesdoel?
Hoe ging het vandaag?
Wat heb je vandaag geleerd?
Slide 23 - Tekstslide