Yuverta

H9 Retailmix

Hoofdstuk 9 De retailmix
1 / 57
volgende
Slide 1: Tekstslide
RetailMBOStudiejaar 2

In deze les zitten 57 slides, met interactieve quizzen, tekstslides en 3 videos.

time-iconLesduur is: 60 min

Onderdelen in deze les

Hoofdstuk 9 De retailmix

Slide 1 - Tekstslide

Slide 2 - Link

welke marketinginstrumenten heb je net gezien?

Slide 3 - Woordweb

Wat is het doel van deze marketinginstrumenten?

Slide 4 - Open vraag

Periode 7A
  • theorie over de retailmix
  • verdiepen in discount winkels
  • eigen winkel bedenken, uitwerken en promoten
  • presenteren

Slide 5 - Tekstslide

wat heb je nodig?
  • boek Verkoopt en handelt verkoop af
  • laptop
  • mobiel 

Je gebruikt
  • word - ppt - piccollage - canva
  • MS Teams om de opdrachten in op te slaan


Slide 6 - Tekstslide

9.1 De retailmix

Slide 7 - Tekstslide

Wat was ook weer Retail??
A
alle bedrijven die producten verkopen
B
alle bedrijven die diensten verkopen
C
alle bedrijven die producten en diensten verkopen aan bedrijven
D
alle bedrijven die producten en diensten verkopen aan particulieren

Slide 8 - Quizvraag

Detailhandel en retail betekenen hetzelfde
A
ja
B
nee

Slide 9 - Quizvraag

in balans

Slide 10 - Tekstslide

9.2 de P van Plaats

Slide 11 - Tekstslide

waar zou jij op letten als je een winkel begint?

Slide 12 - Woordweb

De plaats van de winkel wordt bepaald door een zestal factoren:

Slide 13 - Tekstslide

Omgeving
  • Buurtwinkelcentrum  - voor je dagelijkse boodschappen (convenience goods)
  • wijkwinkelcentrum                                                                                                                                                            - voor de convenience goods en shopping goods                                                                                              - Wijkwinkelcentrum is groter . Je gaat er met de fiets of auto naar toe
  • Stadswinkelcentrum                                                                                                                                                         - in de stad, dus heel veel winkels. Maar ook café, bioscoop, bibliotheek                                                 - voor shopping goods en specialty goods                                  
  • Winkelgebied buiten de stad                                                                                                                                        - Woonboulevard in Heerlen                                                                                                                                          - voor shopping goods en specialty goods

Slide 14 - Tekstslide

vraag aan student
Wat voor soort winkelcentrum ligt er in jouw omgeving? Waaruit blijkt dat?

Slide 15 - Tekstslide

verzorgingsgebied
Dat is het gebied waar de klanten (je doelgroep) vandaan komen.

Primair verzorgingsgebied:
  • hier komt 80% van je klanten vandaan

Secundair verzorgingsgebied:
  • hier komt 20% van je klanten vandaan

Slide 16 - Tekstslide

Het verzorgingsgebied van de Bijenkorf Maastricht is
A
heel Limburg en de euregio
B
alleen Maastricht
C
Maastricht en de omliggende dorpen

Slide 17 - Quizvraag

Het verzorgingsgebied van de HEMA in Heerlen is
A
heel Limburg en de euregio
B
alleen Heerlen
C
Heerlen en de omliggende dorpen

Slide 18 - Quizvraag

Doelgroep
Dat is de groep klanten waaraan je jouw producten verkoopt.

Belangrijk om de winkel in de buurt van je doelgroep te vestigen

Slide 19 - Tekstslide

Locatie concurrenten
Voordeel:
  • Als er in de buurt concurrenten zitten kan de klant vergelijkend gaan winkel. ​
  • veel concurrenten bij elkaar trekken veel consumenten aan. Denk aan woonboulevard met zijn woonwinkels.


Nadeel: 
  • klant kan gemakkelijker naar concurrent gaan.​


Slide 20 - Tekstslide

Bereikbaarheid 
je winkel moet goed bereikbaar zijn
voor je klanten

en voor de leveranciers

Slide 21 - Tekstslide

Vestigingsplaats en winkelformule
Waar je winkel ligt wordt bepaald door de winkelformule.

Winkelformule is de optelsom van doelgroep + assortiment + segment

Een grote doelgroep die uit een groot verzorgingsgebied komt, vraagt om een breed assortiment. Samen met de prijs van je producten wordt zo bepaald waar je winkel het best gevestigd kan worden.

Voorbeeld is de Bijenkorf. Die zal je nooit in bijvoorbeeld Sittard gevestigd zien.

Slide 22 - Tekstslide

maar...hoe zit dat met de vestigingsplaats van een webshop??

Slide 23 - Open vraag

aan de slag
Maak nu de vragen 1 t/m 8
Deze vind je op blz 254,
Je krijgt hiervoor 20 minuten tijd


Daarna kijken we de opdrachten beurtelings na
timer
20:00

Slide 24 - Tekstslide

9.3 de P van Product
Een winkelier kiest een product dat bij de doelgroep past en neemt dan beslissingen over bovenstaande punten.....

Heel veel denkwerk dus

Slide 25 - Tekstslide

wat is het kernassortiment van de Jumbo?

Slide 26 - Woordweb

wat is het randassortiment van een kledingzaak?

Slide 27 - Woordweb

Een bloemenzaak heeft een
A
diep assortiment
B
smal assortiment
C
breed assortiment
D
ondiep assortiment

Slide 28 - Quizvraag

De HEMA heeft een
A
diep assortiment
B
smal assortiment
C
breed assortiment
D
ondiep assortiment

Slide 29 - Quizvraag

productmix
Keuze van alle producten in een winkel

food en non-food producten

Slide 30 - Tekstslide

Slide 31 - Video

Slide 32 - Video

welke stelling klopt?
A
A-merken zijn altijd duur en goed van kwaliteit
B
B-merken zijn goedkoper en minder van kwaliteit
C
C-merken zijn goedkoop en van slechte kwaliteit

Slide 33 - Quizvraag

Een B- of C-merk is soms ook een A-merk
A
juist
B
onjuist

Slide 34 - Quizvraag

trend of rage
Als winkelier zorg je ook dat je bij de tijd blijft met je producten.
Je volgt dus trends en rages van je producten.

 Vraag aan student:
- wat was ook al weer het verschil? 
- hoe zit dat met een webshop als hij een product moet kiezen



Slide 35 - Tekstslide

9.4 de P van Prijs
  • Prijs is meest flexibele onderdeel van de marketinginstrumenten

hoge prijs -> meer winst maar misschien minder klanten
lage prijs ->  misschien minder winst maar wel meer klanten

Alle prijsaanduiding in de winkel wordt pricing genoemd. Dit is Belangrijk omdat :
  • informatie over de prijs de koop bevordert
  • Klanten snel willen winkelen, willen snel weten wat iets kost
  • Wettelijk verplicht prijs te vermelden

Slide 36 - Tekstslide

Met het bepalen van de prijs moet je rekening houden met:
- klant - kosten van het product - afspraken - concurrenten - wet

We zoomen hierna op elk afzonderlijk onderdeel in

Slide 37 - Tekstslide

Elke klant heeft een ander prijsbeleving. Er zijn verschillende vormen van prijsbeleving:
Welke prijsbeleving past bij jou?

Slide 38 - Tekstslide

Drie halen, twee betalen .... over welke prijsbeleving hebben we het dan?
A
goedkoop - duurbeleving
B
kwaliteitsbeleving
C
voordeelbeleving
D
statusbeleving

Slide 39 - Quizvraag

De jas kost € 79,99
Nu is er sprake van
A
goedkoop - duurbeleving
B
statusbeleving
C
voordeelbeleving
D
psychologische prijsbeleving

Slide 40 - Quizvraag

De prijs van een product wordt ook bepaald door:
  • de kostenprijs van een product (denk aan inkoopkosten en bedrijfskosten) -> hoe meer kosten er gemaakt worden, hoe duurder het product verkocht moet worden
  • afspraken met de fabrikant (die bepalen soms ook de bodemprijs, goedkoper mag je het product niet aanbieden)
  • concurrentie. Als jouw product te duur is gaat de klant naar de concurrent. Meer service bieden kan een oplossing zijn.
  • Prijzenwet  (zie blz 236)..... lees op deze blz 'wettelijke bepalingen' 

Slide 41 - Tekstslide

Prijzenwet

Slide 42 - Woordweb

Welke btw % worden er in Nederland geheven
A
0% - 6% - 21%
B
0% - 9% - 21%
C
0% -9% - 19%
D
9% - 21%

Slide 43 - Quizvraag

wat is juist?
A
de broek kost € 79,95 inclusief 21% btw
B
de broek kost € 79,95 incl 19% btw
C
de broek kost € 79,95 inclusief 6% btw
D
de broek kost € 79,95 inclusief 0% btw

Slide 44 - Quizvraag

de prijs wordt ook bepaald door de winkelformule:
  • prijsdistributie - > lage prijzen
vb Aldi - Leen Bakker

  • service distributie - > hogere prijzen                                                       vb Bijenkorf - Siebel

  • webwinkel  en fysieke winkel? Dan dezelfde prijs gebruiken

Slide 45 - Tekstslide

4

Slide 46 - Video

Presentatie:
Winkelexterieur is belangrijk

Slide 47 - Tekstslide

Presentatie: 
winkelinterieur is belangrijk

Slide 48 - Tekstslide

Presentatie:
Huisstijl is belangrijk
Bij een winkelformule hoort ook een bepaalde huisstijl. Een huisstijl is de visuele presentatie van een winkel. Denk aan vormgeving, belettering, kleur/materiaalgebruik/kleding personeel/logo dit leidt tot een karakteristiek beeld van de winkel.  

Slide 49 - Tekstslide

00:04
9.5 P van presentatie
Tegenwoordig gaat het in de winkels niet alleen nog om de presentatie van de producten.
Klanten willen namelijk naar de winkel omdat er iets te BELEVEN valt. 

Bekijk de navolgende beelden en geef antwoord op de vragen

Slide 50 - Tekstslide

00:26
Wie is de doelgroep van Bever?

Slide 51 - Open vraag

02:47
wat valt je op aan het interieur bij Bever?

Slide 52 - Woordweb

04:53
Bij winkelbeleving is de rol van het personeel belangrijk. Wat heb je allemaal gehoord in deze 2 filmpjes? Wat doet het personeel aan BELEVING?

Slide 53 - Open vraag

aan de slag
Opdracht 1: 

Maak nu de vragen 14 t/m 20
Deze vind je op blz 254.
Je krijgt hiervoor 20 minuten tijd
Daarna kijken we de opdrachten beurtelings na


Huiswerk -> zie volgende dia


timer
20:00

Slide 54 - Tekstslide

huiswerk
Lees paragraaf 9.6 (blz 240 t/m 247)
Maak een woordweb met daarin de uitwerking op de vragen:
- welke vormen van promotie zijn er. Leg elke vorm goed uit
- waarom promotie nodig is
- waarom het belangrijk is om promotie af te stemmen op de klant
- wat belevingscommunicatie is
- reclame op sociale media 
Stuur een foto van je woordweb naar mij

Slide 55 - Tekstslide

wat vond je van deze les
😒🙁😐🙂😃

Slide 56 - Poll

als je een toets zou krijgen over deze lesstof...hoe hoog zou je dan scoren?
010

Slide 57 - Poll