Stroomsterkte aan het begin is gelijk aan het einde;
immers als 5 vrachtwagens iets weg moeten brengen,
komen er ook weer 5 terug.
Slide 6 - Tekstslide
Nieuwe theorie
Par. 9.4
Automatische schakelingen
Slide 7 - Tekstslide
Lesdoelen
Je leert in deze les:
uit welke onderdelen een automatische schakeling bestaat
hoe een automatische schakeling werkt
hoe schakelingen kunnen reageren op licht of temperatuur
Slide 8 - Tekstslide
Automatische schakelingen
Bestaat uit :
Sensor: neemt veranderingen waar in de omgeving
Automatische schakelaar: reageert op de info van de sensor
Actuator: voert de gewenste reactie uit
Slide 9 - Tekstslide
Automatische schakelingen
voorbeelden:
automatische schuifdeur
inbrekersalarm
buitenverlichting die aan gaat als het donker wordt
buitenverlichting die aangaat als er beweging is
Slide 10 - Tekstslide
Sensoren
Lichtsensor (LDR) : hierbij wordt deweerstand lager als de lichtsterkte groter wordt
Temperatuursensor (NTR) : hierbij wordt deweerstand lager worden als de temperatuur hoger wordt.
Bewegingssensor : Geef een stroompuls als beweging wordt geregistreerd
Slide 11 - Tekstslide
automatische schakelaar
reageert op de info van de sensor, zorgt dat er spanning op de stroomkring komt te staan
Slide 12 - Tekstslide
Actuatoren
Voorbeelden:
Motor die een deur opent (schuifdeur)
Verwarmingselement dat aan gaat om aquarium te verwarmen
Lamp die aan gaat omdat het te donker is
etc.
Slide 13 - Tekstslide
Sensor en actuator
Geef bij ieder voorbeeld de sensor en de actuator.
a. Straatverlichting gaat automatisch aan als het donker wordt.
b. Schuifdeuren gaan automatisch open als je aan komt lopen.
c. In een werkplaats gaat een rode lamp branden als er te veel lawaai is.
d. Als de temperatuur in een koelcel boven de 7 °C komt, dan klinkt een piepsignaal.
Slide 14 - Tekstslide
Slide 15 - Tekstslide
NTC
Slide 16 - Tekstslide
Bij een NTC.. (twee antwoorden zijn goed!)
A
stijgt de weerstand als de temperatuur daalt
B
stijgt de weerstand als de temperatuur stijgt
C
daalt de weerstand als de temperatuur stijgt
D
daalt de weerstand als de temperatuur daalt
Slide 17 - Quizvraag
Slide 18 - Video
LDR
Light dependant resistance.
Bij meer licht wordt de weerstand kleiner.
Op licht reagerende weerstand.
Denk aan lantaarnpalen die aan gaan wanneer het buiten donker wordt of je telefoonscherm dat de helderheid aanpast.
Slide 19 - Tekstslide
LDR
Slide 20 - Tekstslide
Slide 21 - Video
LDR is een lichtgevoelige weerstand. Wat is goed?
A
De weerstand is altijd hetzelfde.
B
De weerstand is hoog bij veel licht.
C
De weerstand is laag bij veel licht.
Slide 22 - Quizvraag
Bij welke combinatie van temperatuur en hoeveelheid licht is de vervangingsweerstand het grootst?
A
veel licht, hoge temperatuur
B
weinig licht, hoge temperatuur
C
veel licht, lage temperatuur
D
weinig licht, lage temperatuur
Slide 23 - Quizvraag
Het relais
Het relais is een schakelaar die wordt bediend door een elektromagneet.
Een elektromagneet bestaat uit een spoel en een ijzeren kern.
Slide 24 - Tekstslide
Relais
Slide 25 - Tekstslide
Relais
Woordt aangezet door een elektromagneet en heeft een:
Maakcontact
Breekcontact
Slide 26 - Tekstslide
Maakcontact
Is de relais aangesloten op het maakcontact is de stroomkring compleet; er kan stroom lopen
Lamp gaat aan
Slide 27 - Tekstslide
Breekcontact
Is de relais verbonden met het breekcontact is er geen complete stroomkringt; er kan geen stroom lopen. De verbinding is verbroken.
de lamp gaat uit
Slide 28 - Tekstslide
Relais
Een kleine stroomkring zet een grote stroomkring aan.
Het is een automatische schakelaar
Slide 29 - Tekstslide
Relais
Er zijn dus 2 aparte stroomkringen
Slide 30 - Tekstslide
Slide 31 - Tekstslide
Slide 32 - Video
Wat is een relais?
A
Een elektrische schakelaar
B
Een magnetische schakelaar
C
Een lichtschakelaar
D
Een drukschakelaar
Slide 33 - Quizvraag
Wat is de functie van het relais?
A
Het relais meet de spanning
B
Het relais werkt als spanningsdeler
C
Het relais meet de stroomsterkte
D
Het relais werkt als schakelaar
Slide 34 - Quizvraag
Een relais werkt als volgt:
A
Het verhoogt of verlaagt de spanning van 10.000V naar 230V
B
Is een elektro- magnetische schakelaar. Door spanning door een spoel kan je een andere stroom inschakelen.
C
Een elektrisch schakelcontact in een glazen buisje dat bediend wordt door een magnetisch veld.
Slide 35 - Quizvraag
In een automatische schakeling moet het relais schakelen als de temperatuur sterk stijgt. Op welke plek in de schakeling kan de NTC zijn opgenomen?
A
1
B
2
C
3 of 4
D
5
Slide 36 - Quizvraag
Bekijk de afbeelding. Noteer de juiste woorden: - Als de zon feller gaat schijnen, wordt de weerstand door onderdeel Q GROTER/KLEINER - Er gaat dan WEL/GEEN stroom door de linkerkant van de relais lopen - De relais maakt dan contact met het BREEKCONTACT / MAAKCONTACT - In de bovenstaande schakeling is dit aansluitpunt R/S
Slide 37 - Open vraag
Lesdoelen gehaald?
Je weet nu:
uit welke onderdelen een automatische schakeling bestaat
hoe een automatische schakeling werkt
hoe schakelingen kunnen reageren op licht of temperatuur
Slide 38 - Tekstslide
Aan de slag
Maken vanaf blz 125: Vraag 84, 88, 93, 95, 96, 97, 101, 102, 104, 105
timer
10:00
Slide 39 - Tekstslide
9.5 Halfgeleiders
Diode
LED
Transistor
Slide 40 - Tekstslide
Lesdoelen
Je leert in deze les:
de elektrische eigenschappen van een diode en een led
de functie van een transistor in een automatische schakeling
Slide 41 - Tekstslide
Slide 42 - Tekstslide
Slide 43 - Tekstslide
Diode: laat de stroom door in maar één richting:
de doorlaatrichting
In de andere richting heeft de diode een hele hoge weerstand:
de sper-richting of sper-stand
Slide 44 - Tekstslide
LED: diode die licht uitstraalt als de stroom de juiste kant op gaat
Slide 45 - Tekstslide
Welke LED's in de schakeling hiernaast geven licht?
Slide 46 - Tekstslide
Slide 47 - Video
Transistor
Naast het relais kunnen we ook een ander soort automatische schakelaar gebruiken: de transistor.
- Schakelaar / stroom versterkt doorgeven - 3 aansluitpunten: basis (B), collector (C) en emitter (E) - Toepassingen: versterker --> stroom versterkt doorgeven, processor van een computer --> schakelaar
Slide 48 - Tekstslide
Werking transistor
Drie aansluitpunten
1) collector (C)
2) basis (B)
3) emitter (E)
Kleine stroom B naar E,
grote stroom C naar E
Slide 49 - Tekstslide
Voordeel en nadeel transistor
Voordeel: Een transistor is kleiner dan een relais en daardoor beter toepasbaar in kleinere schakelingen.
Nadeel:
Het feit dat de transistor met kleinere stromen werkt terwijl het relais grotere stromen kan verwerken.
Slide 50 - Tekstslide
Transistor
Een transistor heeft een aan en uit stand. De Basis kun je zien als knop waarmee je de transistor aan en uit kunt zetten. Als er geen stroom naar de Basis toe loopt, staat de transistor uit. Op dat moment kan er ook geen stroom lopen van de Collector naar de Emitter. Als er wel een stroom bij de basis komt, staat de transistor aan en kan er ook een stroom lopen van de Collector naar de Emitter. In onderstaande link vind je een animatie waarin de transistor wordt vergeleken met een waterleiding.