Yuverta

6.5 Energie Deel 1

Elektriciteit
6.5 Energie deel 1
1 / 18
volgende
Slide 1: Tekstslide
Nask / TechniekHBOStudiejaar 2

In deze les zitten 18 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 50 min

Onderdelen in deze les

Elektriciteit
6.5 Energie deel 1

Slide 1 - Tekstslide

Aan het eind van deze les
  • Kun je het begrip vermogen toepassen op elektriciteit

  • Kun je berekenen hoeveel elektriciteit een apparaat verbruikt
  • Wat de kosten zijn van dat energieverbruik

Slide 2 - Tekstslide

Type hier een titel
Herhaling
De hoeveelheid aan stroom = Stroomsterkte "I", in Ampere

De kracht waarmee het stroomt = Spanning "U", in Volt

Slide 3 - Tekstslide

Type hier een titel
Spanning
Spanning = de kracht waarmee elektriciteit stroomt

Is de kracht te hoog, dan breekt de dam
Is de kracht te laag, dan kun je niet varen

Slide 4 - Tekstslide

Type hier een titel
Spanning

Symbool voor spanning = U

De eenheid van spanning = V, Volt

Op schrikdraad staat een hoge spanning, 
wel 2000 tot 10.000 volt


Slide 5 - Tekstslide

Sleep de spanning naar het juiste plaatje.
24 V
230 V
4,5 V
1,5 V

Slide 6 - Sleepvraag

Type hier een titel
Stroomsterkte

Symbool voor stroomsterkte = I

De eenheid van spanning = A, Ampère

Een smartphone snel-laden gebeurt met minimaal 2 A


Slide 7 - Tekstslide

Type hier een titel
Ampere

Ampère = de hoeveelheid aan stroom

De hoeveelheid stroom in huis wordt beveiligd door de meterkast

Slide 8 - Tekstslide

Wat is de maximale stroomsterkte die door 1 groep kan lopen?
A
6 Volt (V)
B
230 Volt (V)
C
6 Ampère (A)
D
16 Ampère (A)

Slide 9 - Quizvraag

Type hier een titel
Vermogen
Vermogen = de hoeveelheid energie per seconde die een apparaat omzet naar een andere vorm van energie

Dit drukken we uit in Watt

Een boormachine zet elektrische energie om in beweging






Slide 10 - Tekstslide

Type hier een titel
Vermogen
Symbool voor vermogen = P (power)
De eenheid = W, Watt of kW, kilowatt (!)

P (watt) = U (volt) x I (Ampère)






Slide 11 - Tekstslide

Type hier een titel
Vermogen
P(Vermogen)=U(Spanning)I(Stroomsterkte)
P(Watt)=U(Volt)I(Ampere)
P=UI

Slide 12 - Tekstslide

Bereken het vermogen van het lampje
A
P = 6 A
B
P = 12,5 W
C
P = 6 W
D
P = 24 W

Slide 13 - Quizvraag

Type hier een titel
Energie-gebruik
Het energiegebruik = het vermogen (P) x tijd (H: hours/uren)

Wat gebruikt het apparaat in een uur aan energie?

Dat noemen we een kWh --> kilowattuur

!! 1 kWh = 1000 Wh !!


Slide 14 - Tekstslide

Type hier een titel
Energie-gebruik
E(Energie)=P(vermogen)t(tijd)
E(kWh)=P(Watt)t(hours)
E=Pt

Slide 15 - Tekstslide

Hoeveel kWh verbruik je als je 1 uur een afzuigkap aan met een vermogen van 100 W gebruikt
A
100 kWh
B
10 kWh
C
1 kWh
D
0,1 kWh

Slide 16 - Quizvraag

In de avond game ik op mijn PS5 voor 1,5 uur met een vermogen van 102 W. Wat is mijn energiegebruik in kWh?
A
153 kWh
B
0,153 kWh
C
68 kWh
D
0,068 kWh

Slide 17 - Quizvraag

Zelfstandig werken
Wat?
Hoofdstuk 6.5; 
BK: Opdracht 78, 79, 81 t/m 88
GL: Opdracht 77 t/m 88

Klaar?


Huiswerk:
Opdrachten van vandaag

Slide 18 - Tekstslide