Yuverta

TOETS ERFELIJHEID EN EVOLUTIE MAVO 2 BS 1 t/m 4

De toets erfelijkheid en evolutie bestaat uit 29 vragen die samen 30  punten opleveren.

De toets bestaat uit drie delen:
- open vragen
- juist/onjuist vragen
- meerkeuze vragen


1 / 25
volgende
Slide 1: Tekstslide
BiologieMiddelbare schoolmavoLeerjaar 2

In deze les zitten 25 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 45 min

Onderdelen in deze les

De toets erfelijkheid en evolutie bestaat uit 29 vragen die samen 30  punten opleveren.

De toets bestaat uit drie delen:
- open vragen
- juist/onjuist vragen
- meerkeuze vragen


Slide 1 - Tekstslide

Er volgen nu stellingen. Geef van de stellingen aan of ze juist of onjuist zijn.

Slide 2 - Tekstslide

Als een groep geïsoleerd raakt van de rest van de soort, kan een nieuwe soort ontstaan
A
Juist
B
Onjuist

Slide 3 - Quizvraag

Van een nest met vier jonge uilen gaan twee jongen dood doordat ze minder goed om voedsel bedelen bij de ouders.

Dit is een voorbeeld van natuurlijke selectie.

A
Juist
B
Onjuist

Slide 4 - Quizvraag


In tekening 1 van afbeelding 1 is een jong van een Maleise tapir getekend. In tekening 2 is hetzelfde dier twee jaar later getekend.
 Het jonge dier heeft hetzelfde fenotype als het volwassen dier ?

A
Juist
B
Onjuist

Slide 5 - Quizvraag

Het jonge dier heeft hetzelfde genotype als het volwassen dier
A
Juist
B
Onjuist

Slide 6 - Quizvraag

In spiercellen van een witte beer bevinden zich genen die deze witte vacht veroorzaken
A
Juist
B
Onjuist

Slide 7 - Quizvraag

Bacteriën planten zich meestal niet geslachtelijk voort, maar door deling.
Bacteriën die uit één ouder ontstaan door deling, hebben hetzelfde genotype.

A
Juist
B
Onjuist

Slide 8 - Quizvraag

In de kern van een lichaamscel van een mens zitten 23 chromosomen
A
Juist
B
Onjuist

Slide 9 - Quizvraag

In een darmcel staan de genen voor oogkleur aan
A
Juist
B
Onjuist

Slide 10 - Quizvraag

DNA bevat informatie voor erfelijke eigenschappen
A
Juist
B
Onjuist

Slide 11 - Quizvraag

Elke celkern in de longen van koe Bertha bevat de complete informatie voor alle erfelijke eigenschappen van Bertha
A
Juist
B
Onjuist

Slide 12 - Quizvraag

Welke van de onderstaande ontwikkelingen is een voorbeeld van evolutie?
A
De ontwikkeling van een embryo tot een baby
B
De ontwikkeling van een kuiken tot een kip
C
De ontwikkeling van zeeplanten tot landplanten

Slide 13 - Quizvraag


Het klein robertskruid is een plant uit de ooievaarsbekfamilie.
 De eicellen van deze plant bevatten 16 chromosomen.
Hoeveel chromosomen bevat een cel van een blad van het klein robertskruid?

A
8
B
16
C
32
D
64

Slide 14 - Quizvraag

Een tam konijn brengt een aantal jongen ter wereld. Deze nakomelingen groeien gezond op bij verschillende gezinnen. Na twee jaar verschillen zij in grootte.
Waardoor kan dit verschil in grootte zijn veroorzaakt?


A
Verschil in erfelijke eigenschappen
B
Door invloeden uit het milieu
C
Door erfelijke eigenschappen en invloeden uit milieu

Slide 15 - Quizvraag

Thea en Nico doen de volgende beweringen over chromosomen.
Nico: ‘Chromosomen bevatten veel genen.’
Thea: ‘Chromosomen bestaan voor een groot deel uit DNA.’

Wie heeft of wie hebben een juiste bewering gedaan?

A
Thea
B
Nico
C
Geen van beiden
D
beiden

Slide 16 - Quizvraag


De kernen van de volgende cellen in het lichaam van een vrouw worden met elkaar vergeleken:
1 een zenuwcel;
2 een cel van het baarmoederslijmvlies.
Welke celkern bevat, of welke celkernen bevatten 23 paar chromosomen?

A
Cel 1
B
Cel 2
C
Cel 1 en 2
D
Geen van beiden

Slide 17 - Quizvraag

Op welk moment komt het genotype van een baby tot stand?
A
Op het moment van de vorming van de eicel
B
Op het moment van de vorming van de zaadcel die de eicel bevrucht
C
Op het moment van de bevruchting van de eicel
D
Op het moment van de geboorte van de baby

Slide 18 - Quizvraag

Hoe wordt een plotselinge verandering van het genotype genoemd?
A
Een genetische modificatie
B
Een mutatie.
C
Een uitzaaiing

Slide 19 - Quizvraag


In afbeelding 6 zie je twee pinguïns: de macaronipinguïn en de Schlegelpinguïn. De pinguïns zien er verschillend uit, ze hebben een andere naam en ze kunnen zich onderling niet voortplanten.
Waaruit blijkt dat deze pinguïns tot verschillende soorten behoren?

A
Ze hebben een andere naam
B
Ze kunnen zich onderling niet voortplanten
C
Ze zien er verschillend uit.

Slide 20 - Quizvraag

Welke geslachtschromosomen heeft een meisje?

Slide 21 - Open vraag

Joline en Sharon, twee vriendinnen, kunnen even hard lopen.
Joline en Sharon hebben hetzelfde genotype

A
Juist
B
Onjuist

Slide 22 - Quizvraag

Kanker kan ontstaan door mutaties in een cel.
Welk gevolg heeft deze mutatie voor de kankercel?

Slide 23 - Open vraag

Waardoor heeft een mutatie in een lichaamscel meestal minder gevolgen dan een mutatie in een geslachtscel?

Slide 24 - Open vraag

Einde toets

Slide 25 - Tekstslide