Luisterstrategieën die bij korte nieuwsberichten horen opnoemen
signaalwoorden die met mening uiten te maken hebben toepassen
Slide 1 - Tekstslide
Wochenendekarte
Besprechen (10 Minuten)
Fragen oder einheben (inleveren)
Slide 2 - Tekstslide
Fließend Schreiben (vloeiend schrijven)
Om vloeiend te schrijven maak je gebruik van verschillende soorten woorden:
zuerst
danach
dann
auch
Außerdem
vorige (Woche, Monat)
letze (Wochenende, Woche, Monat)
Am Montag, Am Abend
Slide 3 - Tekstslide
Fließend Schreiben (vloeiend schrijven)
Om nog mooie te schrijven gebruik je ook signaalwoorden en voegwoorden
weil = omdat
denn = want
das / dass
das: als je kan vertalen met dat of als het een lidwoord is
dass: als het een voegwoord is
Slide 4 - Tekstslide
dass = voegwoord
Voegwoord plakt zinnen aan elkaar.
Voorbeelden zijn: omdat, want, en, als, voordat, zolang, dat
indelen naar verschillende categorieen
Het plakt een hoofdzin en bijzin aan elkaar
Ze vertelde dat ze haar rijbewijs had gehaald.
blz. 198 opdracht.
Slide 5 - Tekstslide
Praktikumkarte
Was: Du schreibst ein kleine E-Mail über dein Praktikum
Wie: Du schreibst es an mir, du erzählst, wann das Praktium angefangen hat. Wie lange die Praktikumtage waren, was du gemacht hast. Wie dein(e) Begleiter(in) heißt. Du beschreibst was dir am Meisten gefallen hat und was dir total nicht gefallen hast. mindestens 80 Wörter
Info: Wörterbuch und dein Arbeitsbuch
Zeit: 25 Minuten
Frage? Dann stellst du die Frage auf Deutsch
Slide 6 - Tekstslide
Examen luistervaardigheid
Luister altijd naar de inleiding
Onderstreep verschillen en kernwoorden
Het kan toeval zijn, dat vraag 1, 2 en 3 allemaal bijv. A als antwoord hebben.
Slide 7 - Tekstslide
Nieuwsberichten
Elke vraag heeft een ander thema
Of een paar (meestal 3) vragen over één thema
Elk thema loopt uiteen
Korte berichten
Lees VOOR het luisteren de vraag
Beantwoord TIJDENS het luisteren de vraag
kijk tijdens het luisteren de hele tijd naar de vraag