Wat is LessonUp
Zoeken
Kanalen
Inloggen
Registreren
Yuverta
‹
Terug naar zoeken
Voorbereiding examen lezen en luisteren deel 2
Tekstverbanden en signaalwoorden
1 / 15
volgende
Slide 1:
Tekstslide
Nederlands
MBO
Studiejaar 3
In deze les zitten
15 slides
, met
interactieve quizzen
en
tekstslides
.
Lesduur is:
30 min
Start les
Bewaar
Deel
Printen
Onderdelen in deze les
Tekstverbanden en signaalwoorden
Slide 1 - Tekstslide
Tekstverbanden
In een tekst staan vaak verschillende
verbanden
. Als je de verbanden ziet, begrijp je de tekst beter.
Let op
signaalwoorden.
Die geven het verband aan in de tekst.
Slide 2 - Tekstslide
Een aantal voorbeelden
Tekstverband
Signaalwoorden
Reden
daarom, omdat, namelijk
Tegenstelling
maar, echter, hoewel
Conclusie
kortom, dus
Oorzaak-gevolg
doordat, daardoor, zodat
Slide 3 - Tekstslide
Jan heeft zijn vmbo-diploma gehaald, waardoor hij kan studeren.
A
Opsomming
B
Conclusie
C
Oorzaak en gevolg
D
Tegenstelling
Slide 4 - Quizvraag
Ik ga vandaag eerst naar school. Daarna ga ik sporten.
A
Opsomming
B
Tegenstelling
C
Tijd
D
Conclusie
Slide 5 - Quizvraag
Kortom, we winnen deze wedstrijd wel.
A
Tegenstelling
B
Tijd
C
Conclusie
D
Voorbeeld
Slide 6 - Quizvraag
Slide 7 - Tekstslide
Antwoorden
Maar = tegenstelling
Zo = voorbeeld
Ook = opsomming
waardoor = gevolg
Daarnaast = opsomming
Slide 8 - Tekstslide
Feiten, meningen en argumenten
Slide 9 - Tekstslide
Wat is het verschil tussen
een feit en een mening?
Slide 10 - Woordweb
Feit, mening of argument?
Feit:
een feit kun je controleren.
Mening:
een mening is iets wat iemand vindt.
Argument:
een reden waarom je een bepaalde mening hebt. Je herkent een argument aan signaalwoorden, zoals: want, omdat, daarom, namelijk.
Slide 11 - Tekstslide
Jesse Klaver moet de nieuwe minister president worden.
A
feit
B
mening
C
argument
Slide 12 - Quizvraag
Omdat hij goede standpunten heeft.
A
feit
B
mening
C
argument
Slide 13 - Quizvraag
Uit onderzoek blijkt dat roken slecht is voor je gezondheid.
A
feit
B
mening
C
argument
Slide 14 - Quizvraag
Is er iets wat je nog niet zo goed snapt?
Zo ja, schrijf dit op.
Slide 15 - Open vraag