Een elektromagneet werkt is een spoel gewikkeld om een ijzerenkern. Deze spoel
Slide 45 - Tekstslide
Voordelen elektromagneet
Een elektromagneet kan je aan en uit schakelen
De sterkte van de magneet is instelbaar
Een elektromagneet kan sterker zijn dan permanente magneet
Je kan de polen van de magneet verwisselen
Slide 46 - Tekstslide
Relais
Slide 47 - Tekstslide
Werking relais
Pagina 35 in je boek
Afbeelding 3.
Slide 48 - Tekstslide
Relais
Slide 49 - Tekstslide
Relais
Slide 50 - Tekstslide
Startmotor
Door een startmotor loopt een grote stroom. Als deze grote stroom ook door de kabels in je dashboard loopt, smelten de kabels.
Hoe lossen we dit op?
We gebruiken een schakelaar die op afstand de startmotor kan bedienen en die grote stromen kan schakelen → relais.
Slide 51 - Tekstslide
Relais
kan je met een kleine stroom een apparaat in- en uitschakelen dat werkt op een veel hogere stroomsterkte of op een gevaarlijk hoge spanning
Gebruik in bewegingsmelders, alarminstallaties, hoogspanningsleiding, startmotor auto
Kamerthermostaat schakelt hiermee CV uit
Slide 52 - Tekstslide
uitleg Relais - inbraakalarm
Slide 53 - Tekstslide
Magnetische schakelaar
Gebruikt bij inbraakalarm
Aan raam een magneet
In raamkozijn reedcontact
Raam dicht = schakelaar gesloten
Raam open = verbroken en alarm
Slide 54 - Tekstslide
Huiswerk voor morgen
Donderdag 23 - 11
Maken vraag 1 t/m 10
Als vragen maken qua concentratie niet meer lukt ga dan aan de slag in de praktijk met het maken voor stroomkringen
Slide 55 - Tekstslide
Nakijken 2.3
Relais
Slide 56 - Tekstslide
Slide 57 - Tekstslide
Slide 58 - Tekstslide
Slide 59 - Tekstslide
Slide 60 - Tekstslide
Slide 61 - Tekstslide
Slide 62 - Tekstslide
Slide 63 - Tekstslide
Slide 64 - Tekstslide
9.4 Elektronische schakelingen
Vanaf blz. 44 goed lezen en leren
Voor de mensen die verder willen maken en oefen vraag:
vraag 1 t/m 13 --> moet donderdag af!
Slide 65 - Tekstslide
Slide 66 - Tekstslide
Belangrijke woorden
- De Transistor
Werking van een Transistor
- Collector (C)
- Basis (B)
- Emitter (E)
Slide 67 - Tekstslide
Transistor
Een transistor wordt vaak als automatische schakelaar gebruikt.
Zelfde werking als een relais.
Alleen hij is kleiner, geen klik bij gebruik en makkelijker in gebruik
Slide 68 - Tekstslide
Transistor
Een transistor heeft ook nadelen
1 Je kunt niet zo grote stromen mee schakelen
Slide 69 - Tekstslide
Transistor
Slide 70 - Tekstslide
Transistor
Bestaat uit :
1 De Collector
2 De Basis
3 Emitter
Slide 71 - Tekstslide
De transistor
Slide 72 - Tekstslide
Transistor
Slide 73 - Tekstslide
Werking transistor
Slide 74 - Tekstslide
Kader: de transistor
Hiernaast een voorbeeld van een schakeling met transistor (inbraakalarm)
in het bovenste plaatje is het inbraakalarm (het slingerende lijntje) heel. Omdat er tussen A en B een weerstand zit, gaat hier geen stroom heen. Het is makkelijker om door het alarm te stromen.
In het onderste plaatje is het inbraakalarm verbroken (bijvoorbeeld een raam kapot gemaakt). Hierdoor gaat de stroom van A naar B en dan naar E. Nu kan er ook stroom van C naar E en zal er een zoemer afgaan.
Een stroomkring bestaat uit een ledlampje, in serie geschakeld met een weerstand van 350 ohm. De spanningsbron geeft een spanning van 9 volt. Het ledlampje mag een spanning van 2 volt hebben.
Hoe groot is dan de spanning over de serieweerstand R?
Gegeven
R = 350 Ω
Uspanningsbron = 9 V
Ulampje = 2 V
Gevraagd
Rserie
Uitwerking
Utotaal = Uweerstand + Uledlamp
Uweerstand = Utotaal - Uledlamp
Uweerstand = 9 V – 2 V = 7 V
Slide 79 - Tekstslide
Hoe bereken je de stroomsterkte I in deze schakeling?
Gegeven
U = 9 V → Uspanningsbron = 7 V Uled = 2 V
R = 350 Ω
Gevraagd
I in de schakeling
Uitwerking
Je kunt nu kiezen. De stroomsterkte in de kring is overal gelijk, dus we kunnen rekenen met de led of R. Kies voor de R, want van de led weet je de weerstand niet.
U = I × R dus
I = U : R
I = 7V : 350 Ω
I = = 0,02 A
Extra
De stroomsterkte door de weerstand R is ook 0,02 A (serieschakeling) dus kun je nu de weerstand van de led berekenen.
R = U : I
R = 2V : 0,02A
R = = 100 Ω
Slide 80 - Tekstslide
Hoe groot moet de weerstand zijn in de plaats van de weerstand R en de led, om dezelfde stroomsterkte in de kring te krijgen?
Gegeven
I = 0,02 A en U = 9 V
Gevraagd
R
Uitwerking
U = I × R dus R = U : I
R = 9V : 0,02A
R = = 450 Ω
Dus
Je ziet dat dat de optelling is van de twee weerstanden van de led en de weerstand (350 Ω en 100 Ω).
Rvervanging = Rserie + Rled (Rv = R1 + R2)
Slide 81 - Tekstslide
De adapter om een iPad op te laden is aangesloten op 230 volt.
De adapter is 3 watt. Op hetzelfde stopcontact is een stofzuiger van
1 500 watt aangesloten.
Hoe groot is de stroomsterkte in de beide stroomkringen?
Gegeven
U = 230 V en P = 3 W
Gevraagd
Iadapter en Istofzuiger
Uitwerking adapter
P = U × I dus I = P : U
I = 3W : 230V
Iadapter =0,013 A
Uitwerking stofzuiger
P = U × I dus I = P : U
I = 1500W : 230V
Istofzuiger = 6,5 A
Slide 82 - Tekstslide
De weerstanden van R1, R2 en R3 zijn 100, 200 en 300 ohm.
De spanning van de spanningsbron is 9 volt.
Hoe groot is de totale stroomsterkte in de drie stroomkringen?
Gegeven
R1 = 100 Ω, R2 = 200 Ω, R3 = 300 Ω
U = 9 V
Gevraagd
I1, I2 en I3
Uitwerking
Door R1:
U = I × R dus I = U : R
I1 = 9v : 100 Ω
I = 0,090 A
Door R2:
I = U : R
I2 = 9V : 200 Ω
I = 0,045 A
Door R3:
I3= U : R
I = 9V : 300 Ω
I = 0,030 A
De totale stroomsterkte is dan:
I1 + I2 + I3 =
0,090 A + 0,045 A + 0,030 A = 0,165 A.
Slide 83 - Tekstslide
Hoe groot moet de weerstand R zijn om een stroomsterkte van 0,165 ampère te laten lopen als je hem aansluit op een spanning van 9 volt?
Gegeven
U = 9 V
I = 0,165 A
Gevraagd
Rvervanging
Uitwerking
U = I × Rv dus Rv = U : I
Rv = 9 V : 0,165 A
Rv = 54,55 Ω
Slide 84 - Tekstslide
Drie weerstanden van 100, 200 en 300 ohm zijn parallel geschakeld.
Bereken de vervangingsweerstand.
Gegeven
R1 = 100 Ω, R2 = 200 Ω, R3 = 300 Ω
Gevraagd
Rvervanging
Uitwerking
Gebruik voor deze berekeningen de x-1 of 1/x toets op je rekenmachine. De berekening ziet er dan zó uit (in één keer op je rekenmachine): 100 x-1 + 200 x-1 + 300 x-1 = 0,0183333
Dit is niet de uitkomst, want je hebt 1/Rv berekend.
Je moet dus nog een keer op x-1 drukken om het antwoord te krijgen: 0,018333 x-1 = 54,55 Ω. Dat is hetzelfde antwoord als je in het vorige rekenvoorbeeld had.
Rv1=R11+R12+R13
Slide 85 - Tekstslide
Een stofzuiger met een vermogen van 920 watt is aangesloten op 230 volt. Hoe groot is de stroomsterkte door het apparaat?
Gegeven
P = 920 W
U = 230 V
Gevraagd
I
Uitwerking
P = U × I dus I = P : U
I = 920W : 230V
I = 4 A
De stroomsterkte door de stofzuiger is dus 4 ampère.
Slide 86 - Tekstslide
Een groep in huis is gezekerd met een installatieautomaat van 16 ampère. Er staan een wasmachine en een stofzuiger aan. De wasmachine heeft een vermogen van 2 500 watt. Het vermogen van de stofzuiger is 920 watt. Zal de zekering de stroom uitschakelen?
Gegeven
Imax = 16 A, Pwasmachine = 2 500 W, Pstofzuiger = 920 W
Gevraagd
Is de gezamenlijke stroomsterkte hoger dan 16 A?
Uitwerking
Je rekent eerst uit hoeveel het maximale vermogen is dat de groep kan leveren:
P = U × I
P = 230 V × 16 A = 3 680 W
De stofzuiger en de wasmachine samen hebben een vermogen van 2 500 W + 920 W = 3 420 W.
Dat is minder dan 3 680 W. De installatieautomaat (zekering) zal dus niet uitschakelen.
Een ledlampje en een weerstand zijn in serie aangesloten op een spanning van 6 volt. Er loopt een stroom van 0,02 ampère en de weerstand van R is 200 ohm. Hoe groot is het vermogen van het ledlampje?
Gegeven
Ubron = 6 V, I = 0,02A, R = 200 Ω
Gevraagd
Pled
Uitwerking
Je wilt weten hoeveel spanning er op het ledlampje staat. Dan kunnen we het vermogen uitrekenen. Die spanning is niet 6 volt, want die moet verdeeld worden over het lampje én de weerstand. Je moet dus eerst de spanning over R uitrekenen.
UR = I × R
UR = 0,020 A × 200 Ω = 4 V
De spanning over het ledlampje is dan Uled = Ubron - UR = 6 V – 4 V = 2 V
Nu kun je het vermogen van het ledlampje uitrekenen.
Een centrale produceert een vermogen van 200 megawatt (200 000 000 watt). Bereken de stroomsterkte bij een spanning van 230 volt en bij een spanning van 380 kilovolt.
Gegeven
P = 200 000 000 W = 2 x 108 W
U = 230 V of 3,8 x 105 V (380 000 V)
Gevraagd
I
Uitwerking
P = U × I dus I = P : U
I = 2 x 108 W : 230 V
I = 869 565 A
of
I = 2 x 108 W: 3,8 x 105 V
I = 526 A
De stroomsterkte is bij de hoogspanning dus veel lager.
Slide 92 - Tekstslide
Vanuit een stopcontact (230 volt) gaat een vermogen van 16 watt in de ideale trafo.
De secundaire kant geeft een spanning van 4 volt. Hoe groot is de stroomsterkte aan de secundaire kant?
Gegeven
Pp = 16 W, Up = 230 V, Us = 4 V
Gevraagd
Is
Uitwerking
Pp = Ps
16 W = Us× Is
16 W = 4 V × Is
Is = 16 W : 4 V= 4 A
Slide 93 - Tekstslide
In de afbeelding zie je het typeplaatje van een usb-oplader. De netspanning van 230 volt wordt omgezet naar 5 volt. De primaire stroomsterkte is 0,1 ampère, de secundaire stroomsterkte is 500 miliampère.
Hoe groot is het rendement van deze oplader?
Gegeven
Up = 230 V, Ip = 0,1 A, Us = 5 V, Is = 500 mA = 0,5 A
Gevraagd
Rendement oplader.
Uitwerking
P = U × I
Bij de ingang is het primaire vermogen:
P = U × I = 230 V × 0,1 A = 23 W
Het secundaire vermogen is:
P = U × I = 5 V × 0,500 A = 2,5 W
Het rendement reken je uit met een verhoudingstabel.
Het rendement is 11%
Slide 94 - Tekstslide
Elektriciteit en veiligheid
geleiding en isolatie
smeltveiligheid
installatieautomaat
groepenkast
hoofdzekering
De hoofdzekering kan alleen door een erkend bedrijf worden vervangen. de consument kan daar zelf niet bij
aardlekschakelaar
Deze vergelijkt de stroom in de fase draad met de stroom in de nuldraad. Deze moeten even groot zijn. Zo niet dan lekt er stroom weg.