Yuverta

9 Schakelingen

Hoofdstuk 9
Schakelingen
KB

t.van.de.wiel@yuverta.nl
1 / 95
volgende
Slide 1: Tekstslide
Natuurkunde / ScheikundeMiddelbare schoolvmboLeerjaar 3,4

In deze les zitten 95 slides, met tekstslides.

time-iconLesduur is: 120 min

Onderdelen in deze les

Hoofdstuk 9
Schakelingen
KB

t.van.de.wiel@yuverta.nl

Slide 1 - Tekstslide

Testen voorkennis
Vragen blz 8 en 9



Maken vraag 1 t/m 5
Wat weten jullie nog van vorig jaar



Slide 2 - Tekstslide

Vermenigvuldigingsfactoren
m = Milli = 10-3 (duizendste)

van A --> Am = x 1000

van Am --> A = : 1000

Gebruik vooral veel blz. 3 in de binas

Slide 3 - Tekstslide

De stroomsterkte in een cv-buis.
Zo meet je de stroom door een lampje.

Slide 4 - Tekstslide

Symbolen bij schakelschema's

Slide 5 - Tekstslide

Symbolen bij schakelschema
Leer het niet allemaal uit je hoofd.
Maar leer dat je het kunt vinden in je Binas

Blz. 14 Elektrotechnische symbolen

Slide 6 - Tekstslide

Parallelschakeling
Serieschakeling

Slide 7 - Tekstslide

9.1 Weerstanden
Blz 10 en verder

Slide 8 - Tekstslide

Verschillen in weerstand
  • Stroom kan makkelijk door de snoeren (kleine weerstand).
  • Stroom gaat moeilijker door de lamp (grotere weerstand).
  • Stroomsterkte wordt bepaald door de spanning en de weerstand.
  • Lampje van 6V moet 6V krijgen.  Anders brandt het niet zoals het hoort.

Slide 9 - Tekstslide

Enkele weerstanden
Symbool weerstand

Slide 10 - Tekstslide

Elektrische weerstand
Weerstand : Verhindert elektronen om door het apparaat te     
                          stromen. 

De grootheid van weerstand: R
De eenheid van weerstand: 

Hangt af van:  lengte, dikte, temperatuur en soort materiaal!
ohm

Slide 11 - Tekstslide

Wet van Ohm


Slide 12 - Tekstslide

Weerstand
Wat is weerstand?

R = weerstand
Eenheid= Ohm (Ω)

Slide 13 - Tekstslide

Hoe groot is de weerstand R van een apparaat waardoor een stroomsterkte van 2 ampère gaat als je het aansluit op een spanning van 5 volt?



  • Gegeven
  • U = 5 V en I = 2A

  • Gevraagd
  • R


  • Uitwerking
  • Formule uit BINAS     U = I × R
  • Formule omgebouwd      R = U : I

  • Formule in vullen R = 5V : 2A
  • R = = 2,5 Ω




Slide 14 - Tekstslide

Weerstanden

Slide 15 - Tekstslide

Electronicaweerstanden
  • Kleine koolstofweerstanden.
  • Hebben een kleurcode.
  • Deze bestaat uit 4 of 5 ringen.
  • De laatste ring is de tolerantie.
  • Deze bepalen we met het BINAS.

Slide 16 - Tekstslide

Electronicaweerstand
Bepalen van de weerstand aan hand van de kleurcode uit het BINAS.

Slide 17 - Tekstslide

Gemaakt in les 1
Vraag 1 t/m 4
paragraaf 1 hoofdstuk 9
Blz. 15

Slide 18 - Tekstslide

Les 2 (donderdag)
Aan de slag met de berekeningen

vraag 5 t/m 14 afmaken
Eerst samen om te oefenen daarna alleen

Klaar en goed
Aan de slag met een opstelling maken in de stroom
Practica 1 blz. 55 en verder

Slide 19 - Tekstslide

2. LDR en NTC
Blz. 22
NASK 4A

Woensdag 22 november af: vraag 1 t/m 12
Paragraaf 9.2

Slide 20 - Tekstslide

Slide 21 - Tekstslide

Automatische schakeling
Zelf aan en uit:

- Sensor
- Schakelaar
- Actuator


Slide 22 - Tekstslide

De LDR
Veel gebruikte lichtsensor

LDR : Light Dependent Resistor


Lichtgevoelige weerstand
Donker hoge U (weerstand) licht lage U (weerstand)


Slide 23 - Tekstslide

Slide 24 - Tekstslide

De NTC
Tempratuursensor

NCT wordt kleiner als de temp. stijgt, Groter als de temp. daalt
(vroeger knipperlicht in auto's)

NCT: Negatieve Tempratuur Coëfficient

Slide 25 - Tekstslide

Totale weerstand berekenen
Totale weerstand= Weerstand 1 + weerstand 2 + weerstand 3 + ...

Dit kun je eindeloos bij elkaar optellen.

In symbolen:
Rv = R1 + R2 + R3 + ..... enz

Slide 26 - Tekstslide

Kijk in het boek naar blz 26

Slide 27 - Tekstslide

Schuifweerstand
Er zit een spiraal van weerstandsdraad in.
Beweegbaar contact 
(vaak op lampen die je kunt dimmen)

Slide 28 - Tekstslide

Huiswerk voor woensdag
+ nu maken in de les:

9.2 vraag 1 t/m 12 (vanaf blz 27)
Heb je dat klaar......  
Maak proef 1, 2, 3 en 4 (vanaf blz 55)

Slide 29 - Tekstslide

9.3 Schakelen met een relais
Blz. 34 en verder

Mensen die geen uitleg nodig hebben
maak in stilte vraag 1 t/m 10

Slide 30 - Tekstslide

Planning van vandaag
  1. Nakijken werk van maandag. Extra hulp bij vragen
  2. Uitleg Schakelen met relais
  3. Huiswerk maken 9.3
  4. Oefenen met stroom kringen maken in de praktijk 

Slide 31 - Tekstslide

Slide 32 - Tekstslide

Slide 33 - Tekstslide

Slide 34 - Tekstslide

Slide 35 - Tekstslide

Slide 36 - Tekstslide

Slide 37 - Tekstslide

Slide 38 - Tekstslide

Slide 39 - Tekstslide

Slide 40 - Tekstslide

Slide 41 - Tekstslide

Slide 42 - Tekstslide

9.3 Schakelen met Relais
Blz. 34, 35, 36, 37 en 38 goed lezen

Slide 43 - Tekstslide

Leerdoelen

Slide 44 - Tekstslide

Elektromagneet
Een elektromagneet werkt is een spoel gewikkeld om een ijzeren kern. Deze spoel 

Slide 45 - Tekstslide

Voordelen elektromagneet
  • Een elektromagneet kan je aan en uit schakelen
  • De sterkte van de magneet is instelbaar
  • Een elektromagneet kan sterker zijn dan permanente magneet
  • Je kan de polen van de magneet verwisselen

Slide 46 - Tekstslide

Relais

Slide 47 - Tekstslide

Werking relais
Pagina 35 in je boek
Afbeelding 3.

Slide 48 - Tekstslide

Relais

Slide 49 - Tekstslide

Relais   

Slide 50 - Tekstslide

Startmotor
  • Door een startmotor loopt een grote stroom.  Als deze grote stroom ook door de kabels in je dashboard loopt, smelten de kabels.  
  • Hoe lossen we dit op?
  • We gebruiken een schakelaar die op afstand de startmotor kan bedienen en die grote stromen kan schakelen → relais.

Slide 51 - Tekstslide

Relais
  • kan je met een kleine stroom een apparaat in- en uitschakelen dat werkt op een veel hogere stroomsterkte of op een gevaarlijk hoge spanning 
  • Gebruik in bewegingsmelders, alarminstallaties, hoogspanningsleiding, startmotor auto 
  • Kamerthermostaat schakelt hiermee CV uit

Slide 52 - Tekstslide

uitleg Relais - inbraakalarm

Slide 53 - Tekstslide

Magnetische schakelaar
  • Gebruikt bij inbraakalarm
  • Aan raam een magneet
  • In raamkozijn reedcontact
  • Raam dicht = schakelaar gesloten
  • Raam open = verbroken en alarm 

Slide 54 - Tekstslide

Huiswerk voor morgen
Donderdag 23 - 11

Maken vraag 1 t/m 10
Als vragen maken qua concentratie niet meer lukt ga dan aan de slag in de praktijk met het maken voor stroomkringen

Slide 55 - Tekstslide

Nakijken 2.3
Relais

Slide 56 - Tekstslide

Slide 57 - Tekstslide

Slide 58 - Tekstslide

Slide 59 - Tekstslide

Slide 60 - Tekstslide

Slide 61 - Tekstslide

Slide 62 - Tekstslide

Slide 63 - Tekstslide

Slide 64 - Tekstslide

9.4 Elektronische schakelingen
Vanaf blz. 44 goed lezen en leren

Voor de mensen die verder willen maken en oefen vraag:
vraag 1 t/m 13 --> moet donderdag af!

Slide 65 - Tekstslide

Slide 66 - Tekstslide

Belangrijke woorden 
- De Transistor

Werking van een Transistor
- Collector (C)
- Basis (B)
- Emitter (E)

Slide 67 - Tekstslide

Transistor
Een transistor wordt vaak als automatische schakelaar gebruikt.
Zelfde werking als een relais.

Alleen hij is kleiner, geen klik bij gebruik en makkelijker in gebruik

Slide 68 - Tekstslide

Transistor
Een transistor heeft ook nadelen
1 Je kunt niet zo grote stromen mee schakelen

Slide 69 - Tekstslide

Transistor

Slide 70 - Tekstslide

Transistor
Bestaat uit :
1 De Collector
2 De Basis
3 Emitter

Slide 71 - Tekstslide

De transistor

Slide 72 - Tekstslide

Transistor

Slide 73 - Tekstslide

Werking transistor

Slide 74 - Tekstslide

Kader: de transistor
Hiernaast een voorbeeld van een schakeling met transistor (inbraakalarm)
  • in het bovenste plaatje is het inbraakalarm (het slingerende lijntje) heel. Omdat er tussen A en B een weerstand zit, gaat hier geen stroom heen. Het is makkelijker om door het alarm te stromen.
  • In het onderste plaatje is het inbraakalarm verbroken (bijvoorbeeld een raam kapot gemaakt). Hierdoor gaat de stroom van A naar B en dan naar E. Nu kan er ook stroom van C naar E en zal er een zoemer afgaan.

Slide 75 - Tekstslide

Nu doen + Huiswerk
Goed lezen en begrijpen:
blz. 44, 45, 46, 47 en 48

Maken: Alle vragen (vraag 1 t/m 54)
Blz. 48 t/m 54

Slide 76 - Tekstslide

Donderdag wat te doen
9.4 nakijken met de antwoordbladen
(Moeilijke vragen samen)

Proeftoets maken en/of oefenen met de praktijk

Slide 77 - Tekstslide

Serie- en parallelschakeling

Slide 78 - Tekstslide

Een stroomkring bestaat uit een ledlampje, in serie geschakeld met een weerstand van 350 ohm. De spanningsbron geeft een spanning van 9 volt. Het ledlampje mag een spanning van 2 volt hebben. 
Hoe groot is dan de spanning over de serieweerstand R?
 
  • Gegeven
  • R = 350 Ω
  • Uspanningsbron = 9 V
  • Ulampje = 2 V


  • Gevraagd
  • Rserie


  • Uitwerking
  • Utotaal = Uweerstand + Uledlamp
  • Uweerstand = Utotaal - Uledlamp
  • Uweerstand = 9 V – 2 V = 7 V






Slide 79 - Tekstslide

Hoe bereken je de stroomsterkte I in deze schakeling?

  • Gegeven
  • U = 9 V → Uspanningsbron = 7 V Uled = 2 V
  • R = 350 Ω


  • Gevraagd
  • I in de schakeling


  • Uitwerking
  • Je kunt nu kiezen. De stroomsterkte in de kring is overal gelijk, dus we kunnen rekenen met de led of R. Kies voor de R, want van de led weet je de weerstand niet.
  • U = I × R    dus
  • I = U : R
  • I = 7V : 350 Ω
  • I = = 0,02 A






Extra
  • De stroomsterkte door de weerstand R is ook 0,02 A (serieschakeling) dus kun je nu de weerstand van de led berekenen.
  • R = U : I
  • R = 2V : 0,02A
  • R = = 100 Ω

Slide 80 - Tekstslide

Hoe groot moet de weerstand zijn in de plaats van de weerstand R en de led, om dezelfde stroomsterkte in de kring te krijgen?


  • Gegeven
  • I = 0,02 A en U = 9 V

  • Gevraagd
  • R

  • Uitwerking
  • U = I × R    dus   R = U : I
  • R = 9V : 0,02A
  • R = = 450 Ω






Dus
  • Je ziet dat dat de optelling is van de twee weerstanden van de led en de weerstand (350 Ω en 100 Ω).


  • Rvervanging = Rserie + Rled           (Rv = R1 + R2)

Slide 81 - Tekstslide

De adapter om een iPad op te laden is aangesloten op 230 volt. 
De adapter is 3 watt. Op hetzelfde stopcontact is een stofzuiger van 
1 500 watt aangesloten. 
Hoe groot is de stroomsterkte in de beide stroomkringen?


  • Gegeven
  • U = 230 V  en  P = 3 W

  • Gevraagd
  • Iadapter en Istofzuiger


  • Uitwerking adapter

  • P = U × I  dus  I = P : U
  • I = 3W : 230V
  • Iadapter =0,013 A




  • Uitwerking stofzuiger

  • P = U × I  dus I = P : U
  • I = 1500W : 230V
  • Istofzuiger = 6,5 A

Slide 82 - Tekstslide

De weerstanden van R1, R2 en R3 zijn 100, 200 en 300 ohm.
De spanning van de spanningsbron is 9 volt.
Hoe groot is de totale stroomsterkte in de drie stroomkringen?

  • Gegeven
  • R1 = 100 Ω, R2 = 200 Ω, R3 = 300 Ω
  • U = 9 V


  • Gevraagd
  • I1, I2 en I3


  • Uitwerking
  • Door R1:
  • U = I × R   dus  I = U : R
  • I1 = 9v : 100 Ω
  • I = 0,090 A



  • Door R2:
  • I = U : R
  • I2 = 9V : 200 Ω
  • I = 0,045 A

  • Door R3:
  • I3= U : R
  • I = 9V : 300 Ω
  • I = 0,030 A

  • De totale stroomsterkte is dan:

  • I1 + I2 + I3 =
  • 0,090 A + 0,045 A + 0,030 A = 0,165 A.

Slide 83 - Tekstslide

Hoe groot moet de weerstand R zijn om een stroomsterkte van 0,165 ampère te laten lopen als je hem aansluit op een spanning van 9 volt?
 

  • Gegeven
  • U = 9 V
  • I = 0,165 A


  • Gevraagd
  • Rvervanging

  • Uitwerking
  • U = I × Rv  dus Rv = U : I
  • Rv = 9 V : 0,165 A
  • Rv = 54,55 Ω


Slide 84 - Tekstslide

Drie weerstanden van 100, 200 en 300 ohm zijn parallel geschakeld. 
Bereken de vervangingsweerstand.

  • Gegeven
  • R1 = 100 Ω, R2 = 200 Ω, R3 = 300 Ω

  • Gevraagd
  • Rvervanging


  • Uitwerking




  • Gebruik voor deze berekeningen de x-1 of 1/x toets op je rekenmachine.
    De berekening ziet er dan zó uit (in één keer op je rekenmachine):
    100 x-1 + 200 x-1 + 300 x-1 = 0,0183333
  • Dit is niet de uitkomst, want je hebt 1/Rv berekend.
  • Je moet dus nog een keer op x-1 drukken om het antwoord te krijgen: 0,018333 x-1 = 54,55 Ω. Dat is hetzelfde antwoord als je in het vorige rekenvoorbeeld had.







Rv1=R11+R12+R13

Slide 85 - Tekstslide

Een stofzuiger met een vermogen van 920 watt is aangesloten op 230 volt. Hoe groot is de stroomsterkte door het apparaat?
 

  • Gegeven
  • P = 920 W
  • U = 230 V


  • Gevraagd
  • I


  • Uitwerking
  • P = U × I  dus  I = P : U
  • I = 920W : 230V
  • I = 4 A


  • De stroomsterkte door de stofzuiger is dus 4 ampère.



Slide 86 - Tekstslide

Een groep in huis is gezekerd met een installatieautomaat van 16 ampère. Er staan een wasmachine en een stofzuiger aan.
De wasmachine heeft een vermogen van 2 500 watt.
Het vermogen van de stofzuiger is 920 watt.
Zal de zekering de stroom uitschakelen?

  • Gegeven
  • Imax = 16 A, Pwasmachine = 2 500 W, Pstofzuiger = 920 W
  • Gevraagd
  • Is de gezamenlijke stroomsterkte hoger dan 16 A?


  • Uitwerking
  • Je rekent eerst uit hoeveel het maximale vermogen is dat de groep kan leveren:
  • P = U × I
  • P = 230 V × 16 A = 3 680 W
  • De stofzuiger en de wasmachine samen hebben een vermogen van 2 500 W + 920 W = 3 420 W.
  • Dat is minder dan 3 680 W. De installatieautomaat (zekering) zal dus niet uitschakelen.




Slide 87 - Tekstslide

Vermogen

Edumedia

Slide 88 - Tekstslide

Een ledlampje en een weerstand zijn in serie aangesloten op een spanning van 6 volt. Er loopt een stroom van 0,02 ampère en de weerstand van R is 200 ohm. Hoe groot is het vermogen van het ledlampje?
  

  • Gegeven
  • Ubron = 6 V, I = 0,02A, R = 200 Ω

  • Gevraagd
  • Pled


  • Uitwerking
  • Je wilt weten hoeveel spanning er op het ledlampje staat. Dan kunnen we het vermogen uitrekenen. Die spanning is niet 6 volt, want die moet verdeeld worden over het lampje én de weerstand. Je moet dus eerst de spanning over R uitrekenen.
  • UR = I × R
  • UR = 0,020 A × 200 Ω = 4 V




  • De spanning over het ledlampje is dan
    Uled  = Ubron - UR = 6 V – 4 V = 2 V  
  • Nu kun je het vermogen van het ledlampje uitrekenen.
  • Pled = Uled × I
  • Pled = 2 V × 0,02 A = 0,04 W

Slide 89 - Tekstslide

Transformator


Slide 90 - Tekstslide

Een adapter zet 230 volt om naar 5 volt. De primaire spoel heeft 
1 000 windingen. Hoeveel windingen moet de secundaire spoel dan hebben?


  • Gegeven
  • Np = 1 000, Up = 230 V, Us = 5 V
  • Gevraagd
  • Ns
  • Uitwerking
  • Je kunt de transformatorformule het gemakkelijkst in een verhoudingstabel gebruiken.



  • Je mag ook de transformatorformule invullen en dan kruiselings vermenigvuldigen als je dat gemakkelijker vindt.
  • Invullen in de formule geeft:
  • Kruiselings vermenigvuldigen geeft Ns × 230 = 1 000 × 5.
  • Dus Ns = = 21,7 = 22 windingen.

















Slide 91 - Tekstslide

Een centrale produceert een vermogen van 200 megawatt (200 000 000 watt). Bereken de stroomsterkte bij een spanning van 230 volt en bij een spanning van 380 kilovolt.
  • Gegeven
  • P = 200 000 000 W = 2 x 108 W
  • U = 230 V of 3,8 x 105 V (380 000 V)
  • Gevraagd
  • I


  • Uitwerking
  • P = U × I  dus I = P : U
  • I = 2 x 10W : 230 V 
  • I = 869 565 A
  • of
  • I = 2 x 108 W : 3,8 x 105 V
  • I = 526 A

  • De stroomsterkte is bij de hoogspanning dus veel lager.






Slide 92 - Tekstslide

Vanuit een stopcontact (230 volt) gaat een vermogen van 16 watt in de ideale trafo.
De secundaire kant geeft een spanning van 4 volt.
Hoe groot is de stroomsterkte aan de secundaire kant?


  • Gegeven
  • Pp = 16 W, Up = 230 V, Us = 4 V

  • Gevraagd
  • Is

  • Uitwerking
  • Pp = Ps
  • 16 W = Us× Is
  • 16 W = 4 V × Is
  • Is = 16 W : 4 V= 4 A



Slide 93 - Tekstslide

In de afbeelding zie je het typeplaatje van een usb-oplader.
De netspanning van 230 volt wordt omgezet naar 5 volt.
De primaire stroomsterkte is 0,1 ampère, de secundaire stroomsterkte is 500 miliampère.
Hoe groot is het rendement van deze oplader?

  • Gegeven
  • Up = 230 V, Ip = 0,1 A, Us = 5 V, Is = 500 mA = 0,5 A
  • Gevraagd
  • Rendement oplader.
  • Uitwerking
  • P = U × I
  • Bij de ingang is het primaire vermogen:
  • P = U × I = 230 V × 0,1 A = 23 W
  • Het secundaire vermogen is:
  • P = U × I = 5 V × 0,500 A = 2,5 W
  • Het rendement reken je uit met een verhoudingstabel.


  • Het rendement is 11%





Slide 94 - Tekstslide

Elektriciteit en veiligheid
geleiding en isolatie
smeltveiligheid
installatieautomaat
groepenkast
hoofdzekering
De hoofdzekering kan alleen door een erkend bedrijf worden vervangen. de consument kan daar zelf niet bij
aardlekschakelaar
Deze vergelijkt de stroom in de fase draad met de stroom in de nuldraad. Deze moeten even groot zijn. Zo niet dan lekt er stroom weg.
meerdere groepen

Slide 95 - Tekstslide