Yuverta

Thema 4 - Stevigheid en beweging herhaling

Thema 4
Stevigheid en beweging
1 / 34
volgende
Slide 1: Tekstslide
BiologieMiddelbare schoolhavo, vwoLeerjaar 1

In deze les zitten 34 slides, met interactieve quizzen, tekstslides en 1 video.

time-iconLesduur is: 45 min

Onderdelen in deze les

Thema 4
Stevigheid en beweging

Slide 1 - Tekstslide

Basisstof 1
- Je kent de delen van het lichaam
- Je kunt in een afbeelding van het skelet de botten benoemen
- Je kunt de functies van het skelet noemen

Slide 2 - Tekstslide

Skelet
  • Schedel, wervelkolom, borstkas schoudergordel, bekken
  • Stevigheid, beweging, bescherming, vorm 

Slide 3 - Tekstslide

schedel
  • alle botten in het hoofd
wervelkolom
  • het deel van het skelet dat bestaat uit de halswervels, borstwervels, lendenwervels, heiligbeen en staartbeen
borstkas
  • het deel van het skelet dat bestaat uit de ribben en het borstbeen
 


schoudergordel
  • het deel van het skelet dat bestaat uit de schouderbladen en de sleutelbeenderen
bekken
  • het deel van het skelet dat bestaat uit de heupbeenderen en het heiligbeen

Slide 4 - Tekstslide

Het skelet heeft vier functies.

1 Stevigheid. Het skelet geeft stevigheid aan je lichaam. Zonder skelet zou je in elkaar zakken.
2 Bescherming. Het skelet zorgt voor bescherming van je organen. De borstkas beschermt de longen en het hart, de schedel beschermt de hersenen.
3 Beweging. Het skelet maakt beweging mogelijk. De meeste botten van je skelet zijn zo met elkaar verbonden dat ze kunnen bewegen. Met de spieren die aan de botten vastzitten, kun je bewegen.
4 Vorm. De vierde functie van het skelet is vorm geven aan je lichaam. De schedel geeft bijvoorbeeld een ronde vorm aan je hoofd.

Slide 5 - Tekstslide

Basisstof 2
- Je kunt de kenmerken van bot en van kraakbeen noemen
- Je kunt beschrijven hoe de samenstelling van botten verandert tijdens het leven

Slide 6 - Tekstslide

Bouw botten (VG)
  • Mergholte in pijpbeenderen
  • Geel beenmerg in mergholte slaat vet op
  • Rood beenmerg vormt bloedcellen, in koppen pijpbeenderen en platte beenderen

Slide 7 - Tekstslide

Botweefsel
  • Botten bestaan uit kalk en lijmstof. 
  • Kalk is hard en zorgt voor stevigheid.
  • Lijmstof zorgt ervoor dat een bot een beetje buigzaam blijft. Daardoor breekt het bot minder snel.

Slide 8 - Tekstslide

Kraakbeen
  • Buigzaam en zachter dan bot
  • In kraakbeen zit veel lijmstof en weinig kalk.
  • Neus, in je oorschelpen en tussen je ribben en je borstbeen. 
  • Botten baby bestaan uit kraakbeen, verandert in bot
  • Fontanellen: ruimte tussen botten schedel baby, ook kraakbeen

Slide 9 - Tekstslide

Wie heeft het meeste botweefsel?
A
Baby
B
Tiener

Slide 10 - Quizvraag

Welke stof zal meer in kraakbeen aanwezig zijn?
A
Kalkzouten
B
Lijmstof (collageen)

Slide 11 - Quizvraag

Basisstof 3
- Je kunt de beenverbindingen beschrijven
- Je kunt de bouw van een gewricht beschrijven
- Je kent het verschil tussen een kogelgewricht, een scharniergewricht en een rolgewricht

Slide 12 - Tekstslide

Botverbindingen
  • Vergroeid
  • Naden
  • Kraakbeen
  • Gewricht

Slide 13 - Tekstslide

Bouw gewricht

Slide 14 - Tekstslide

Typen gewrichten
  • Kogelgewricht: gewrichtskogel draait in gewrichtskom, beweging in verschillende richtingen
  • Scharniergewricht: botten bewegen als scharnier ten opzichte van elkaar, alleen beweging heen en terug
  • Rolgewricht: botten draaien in lengteas om elkaar

Slide 15 - Tekstslide

Hoe zijn de botten van je schedel met elkaar verbonden?
A
Naden
B
Vergroeid
C
Kraakbeen
D
Gewricht

Slide 16 - Quizvraag

Waar in je lichaam vind je een kogelgewricht?
A
Enkel
B
Knie
C
Heup

Slide 17 - Quizvraag

Basisstof 4
- Je kunt de werking van spieren beschrijven



Slide 18 - Tekstslide

Bouw spier
  • Spierschede: bindweefsel om spier heen
  • Pees: verbindt spier met bot bij aanhechtingsplaats
  • Spier bestaat uit spierbundels, die uit spiervezels bestaan

Slide 19 - Tekstslide

Spierstelsel
  • Skeletspieren en diepe spieren werken samen om botten te bewegen
  • Onbewuste spieren in darmen
  • Hartspier
  • Spieren in huid

Slide 20 - Tekstslide

Antagonisten
  • Als spiervezels samentrekken wordt spier korter en dikker
  • Biceps en triceps bewegen onderarm. Biceps buigt de arm, triceps strekt de arm
  • Antagonist: twee spieren werken samen om een bot te bewegen, maar hebben een tegengesteld effect

Slide 21 - Tekstslide

Spiervezels (VG)
  • Langzaam: doen er lang over om samen te trekken, kunnen minder kracht zetten, hebben weinig energie nodig
  • Snel: snel en krachtig samentrekken, veel energie nodig

Slide 22 - Tekstslide

Spierfibril (VG)
  • Spiervezel bestaat uit fibrillen
  • Actine- en myosinemoleculen schuiven in elkaar als spier aanspant
  • Moleculen liggen gerangschikt in fibrillen, overlappen elkaar
  • Dwarsgestreept spierweefsel

Slide 23 - Tekstslide

Spierweefsel (VG)
  • Dwarsgestreept: skeletspieren
  • Glad: langwerpige cellen, actine en myosine niet gerangschikt
  • Hart: fibrillen liggen niet naast elkaar in vezel

Slide 24 - Tekstslide

Als een spier wordt aangespannen wordt deze
A
Dunner en langer
B
Dunner en korter
C
Dikker en langer
D
Dikker en korter

Slide 25 - Quizvraag

Basisstof 5
- Je kunt aangeven wat een goede lichaamshouding is en waarom deze belangrijk is

Slide 26 - Tekstslide

Wervelkolom
  • Dubbele S-vorm
  • Tussenwervelschijven: kraakbeen met geleiachtige kern tussen wervels, schokbrekers
  • Goede houding: beter bewegen, geen rugklachten, zelfvertrouwen

Slide 27 - Tekstslide

Basisstof 5
- Je weet dat spieren sterker worden door training
- Je kunt uitleggen dat lichaamsbeweging goed is voor je gezondheid

Slide 28 - Tekstslide

Lichaamsbeweging
  • Spieren trainen
  • Ontspanning
  • Conditie
  • Coördinatie
  • Motorisch geheugen, geautomatiseerde beweging

Slide 29 - Tekstslide

Blessure
RSI

Slide 30 - Tekstslide

  • Skelet (namen van botten), borstkas, schoudergordel, bekken, ledematen, functies
  • VG: Pijpbeenderen en platte beenderen, rood en geel beenmerg 
  • Kraakbeen, botweefsel (lijmstof en kalkzouten)
  • Vergroeid, naden, kraakbeen, gewricht (onderdelen, soorten gewrichten)
  • Spieren, pezen, aanhechtingsplaats, antagonisten
  • VG: Spierschede, spierbundels en spiervezels (langzaam en snel) 
  • VG: Actine en myosine, spierweefsels (dwarsgestreept, glad, hart)
  • Wervelkolom en goede houding
  • Lichaamsbeweging, blessures, RSI

Slide 31 - Tekstslide

Slide 32 - Video

Slide 33 - Link

Slide 34 - Link