Yuverta

Stijl 3F: als of dan

1 / 15
volgende
Slide 1: Tekstslide
NederlandsMBOStudiejaar 1

In deze les zitten 15 slides, met interactieve quizzen, tekstslides en 1 video.

time-iconLesduur is: 60 min

Onderdelen in deze les

Slide 1 - Tekstslide

Voor Nederlands hebben we twee keer zo veel huiswerk (als / dan) voor Engels.
A
als
B
dan

Slide 2 - Quizvraag

Ik vind Pride &Prejudice toch een mooiere film (als / dan) die nieuwe comedy.
A
als
B
dan

Slide 3 - Quizvraag

Marie bleef drie keer zo lang in de sauna (als / dan) Susanne.
A
als
B
dan

Slide 4 - Quizvraag

Daar zou ik wel twee keer langer over moeten nadenken (als / dan) ik nu heb gedaan.
A
als
B
dan

Slide 5 - Quizvraag

Je bent helemaal niet beter in rekenen (als / dan) ik.
A
als
B
dan

Slide 6 - Quizvraag

Mijn buren zijn niet zo blij met mijn nieuwe trompet (als / dan) ik.
A
als
B
dan

Slide 7 - Quizvraag

Dat kan ik vast drie keer sneller (als / dan) jij.
A
als
B
dan

Slide 8 - Quizvraag

Ik heb twee keer zo hard gelopen (als / dan) Jamie?
A
als
B
dan

Slide 9 - Quizvraag

Ik vind dit woordenboek niet zo volledig (als / dan) de Dikke Van Dale.
A
als
B
dan

Slide 10 - Quizvraag

Dit broodje vind ik net zo lekker (als / dan) een gebakje.
A
als
B
dan

Slide 11 - Quizvraag

Wanneer gebruik je 'dan' en wanneer 'als'?

Slide 12 - Tekstslide

Als en dan gebruik je bij vergelijkingen.
Bij een vergelijking met de vergrotende trap (groter, beter, etc.) gebruik je dan.
  • Hij is sneller dan jij (bent).
Wanneer er in de vergelijking sprake is van gelijkheid (even groot, even leuk, etc.) dan gebruik je het woord als.
  • Zij is net zo snel als ik (ben).
Bij vergelijkingen met zo gebruik je altijd als, ook als er sprake is van ongelijkheid.
  • Hij eet twee keer zoveel als ik.

Slide 13 - Tekstslide

Slide 14 - Video

Slide 15 - Link