Yuverta

H1 Elektriciteit

H1 Elektriciteit
Opstart opdracht; Maak introductie Bladzijde 8 + 9.


1 / 44
volgende
Slide 1: Tekstslide
Natuurkunde / ScheikundeMiddelbare schoolvmbo k, g, tLeerjaar 3

In deze les zitten 44 slides, met tekstslides en 2 videos.

time-iconLesduur is: 200 min

Onderdelen in deze les

H1 Elektriciteit
Opstart opdracht; Maak introductie Bladzijde 8 + 9.


Slide 1 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Leerdoelen 1.1 Elektrische stroom
1.1.1 Je kunt met een model uitleggen hoe een elektrische stroom rond stroomt in een stroomkring.
1.1.2 Je kunt aangeven hoe je een stroommeter moet schakelen om een bepaalde stroom te meten.
1.1.3 Je kunt uitleggen dat de stroomsterkte in een serieschakeling op alle plaatsen even groot is.
1.1.4 Je kunt uitleggen wat wordt bedoeld met de totale stroomsterkte in een parallelschakeling.
1.1.5 Je kunt berekeningen uitvoeren met de verschillende stroomsterktes in een parallelschakeling.

Slide 2 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Een stroomkring
Een elektrische stroomkring is altijd:
gesloten

Je kan het een beetje vergelijken met 
een waterstroom in je CV-ketel.

Slide 3 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Stroomsterkte
De hoeveelheid stroom die door een stroomkring heen loopt noemen we de stroomsterkte
De stroomsterkte (I) die meten we in ampère (A). 

Slide 4 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Serie en parallelschakeling
Herhaling van leerjaar 2!!


Slide 5 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Stroomsterkte in serieschakeling
In een serieschakeling kan de stroom maar 1 route kiezen, daarom is de stroomsterkte overal gelijk

Slide 6 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Stroomsterkte in parallelschakeling
De stroom kan hier meerdere (3) routes kiezen, 
dat gebeurd ook en de stroom die 'splitst', 
hierdoor is de stroomsterkte niet overal 
gelijk. 

Waar zie je de totale stroomsterkte?

Slide 7 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Totale stroomsterkte
Als je de stroomsterktes van alle vertakkingen bij elkaar op telt dan krijg je de totale stroomsterkte

Slide 8 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Slide 9 - Video

Deze slide heeft geen instructies

Aan de slag
Wat? GL: Opdracht 1 t/m 12, blz  14 t/m 18
            K:   Opdracht 1 t/m 14, blz 14 t/m 19
Hoe? Rustig overleggen
Huiswerk? Alles wat je niet afkrijgt. 
Klaar? Online; oefenen met omrekenen 
                      en/of elektrische schakelingen


        

Slide 10 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Extra uitleg over het aansluiten van A-meters en V-meters op de volgende dia!

Slide 11 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Slide 12 - Link

Deze slide heeft geen instructies

Elektriciteit in huis 
Opstart opdracht; 
gl: lees door bladzijde 21 t/m 23
k: lees door bladzijde 22 t/m 24
(en kijk of je de eerste opdrachten al kunt maken)

Slide 13 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Doelen van de les
- Herhaling van de vorige les
- Hoe loopt de bedrading door je huis?
- Oorzaken en gevolgen van kortsluiting en overbelasting

Slide 14 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Huisinstallatie

Slide 15 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Draden
De verschillende kleuren geven aan wat voor functie ze hebben.
Bruin = 230 V
Blauw = sluit de kring
Zwart = schakelaar (verlengde van bruin)

Slide 16 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Voorbeeld met de draden

Slide 17 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Slide 18 - Video

Deze slide heeft geen instructies

Overbelasting
Bij overbelasting moet je denken aan hoeveel apparaten je op één groep aansluit. 
Als de totale stroomsterkte te groot wordt (maximaal 16 A), kan de koperdraad te heet worden en er ontstaat brandgevaar.

Slide 19 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Aan de slag
Wat? 
Gl: Opdracht 1 t/m 10, blz 24 t/m 29
K: Opdracht 1 t/m 15, blz 25 t/m 30
Hoe? Rustig overleggen
Huiswerk? Alles wat je niet afkrijgt.
Klaar? Online; flitskaarten van 1.1 en/of 1.2

Slide 20 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Vermogen en Energie
Opstart opdracht; Lees bladzijde 32 t/m 34

Slide 21 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Leerdoelen 1.3 
  • Je kunt uitleggen wat het vermogen van een apparaat is.
  • Je kunt berekeningen uitvoeren met het vermogen
  • Je kunt uitleggen hoe elektrische energie in huis wordt gemeten
  • Je kunt berekenen hoeveel energie er verbruikt is in kWh
  • Je kunt berekenen hoeveel voor het verbruikte energie moet betalen. 

Slide 22 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Vermogen
Het vermogen zegt wat over hoeveel energie het apparaat verbruikt
Hoe groter het vermogen hoe meer energie het apparaat gebruikt

Slide 23 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Vermogen
Vermogen= de hoeveelheid energie die een apparaat per seconde omzet

De afkorting voor vermogen is de hoofdletter van het Engelse woord voor vermogen, power.
 
De eenheid van vermogen is  watt (W).


Slide 24 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Slide 25 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Vermogen

Slide 26 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Hoe bereken je het vermogen?
Vermogen
P
in Watt
W
Spanning
U
in Volt
V
Stroomsterkte
I
in ampere
A
P=UI

Slide 27 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

voorbeeld berekening
Een wasmachine is aangesloten op het lichtnet (230V). de stroomsterkte door de wasmachine is 13,3 A. Bereken het vermogen van de wasmachine. 
Gegeven
Gevraagd
Berekenen
Antwoord
  • U = 230 V             I = 13,3 A 
  • Vermogen P =?
  • P = U x I
  • P = 230 x 13,3 = 3059
  • Het vermogen is 3059 W
P=UI

Slide 28 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Bereken het vermogen van een boormachine met een spanning van 230V en een stroomsterkte van 3,9A?

Gegeven
Gevraagd
Berekening
Antwoord
P=UI
timer
3:00
Schrijf op blaadje + ik vraag straks de antwoorden

Slide 29 - Tekstslide

897 W
Het energieverbruik meten
Elektrische energie is niet gratis. Je moet ervoor betalen. Daarom is in elk huis een meter geplaatst. Deze meter houdt bij hoeveel elektrische energie alle elektrische apparaten samen verbruiken. 
Die hoeveelheid elektrische energie wordt 
gemeten in de eenheid kilowattuur (kWh). 

Daarom noem je zo’n meter een 
kilowattuurmeter (kWh-meter).

Slide 30 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Het energieverbruik berekenen (2)
E = P ∙ t
In deze formule is:
E de hoeveelheid verbruikte elektrische energie in kilowattuur (kWh);
P het vermogen van het apparaat in kilowatt (kW);
t de tijd dat het apparaat heeft gewerkt in uur (h).

Energieverbruik:
De hoeveelheid elektrische energie die in een bepaalde tijd wordt verbruikt door de apparaten in huis.




Slide 31 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

voorbeeld berekening
Het vermogen van de wasmachine is 3,1 kW. Stel je draait een was van 1,5 uur. Hoeveel energie heb je gebruikt?
Gegeven
Gevraagd
Berekenen
Antwoord
  • P = 3,1 kW    t = 1,5 h (uur) 
  • Gebruikte Energie (E) = ?
  • E = P x t
  • E = 3,1 x 1,5 = 4,65 kWh
  • de gebruikte energie is 4,65 kWh
P=UI

Slide 32 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Energieverbruik uitrekenen
De elektrische energie die je thuis gebruikt, moet je betalen. Een kWh kost ongeveer € 0,23. Als je weet hoeveel energie je hebt gebruikt, kun je dus uitrekenen hoeveel dat kost. Je gebruikt dan de formule:

kosten = energie × prijs
Met daarbij:
• kosten in euro's (€);
• energie in kilowattuur (kWh);
• prijs in euro's (€).

Slide 33 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Aan de slag
Wat? Opdracht 1 t/m 12, blz 36 t/m 42
Hoe? Rustig overleggen
Huiswerk? Alles wat je niet afkrijgt.
Klaar? Online; oefenen met;
                

Slide 34 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

1.4 Elektriciteit en Veiligheid
Startopdracht: Maak de opdracht in stilte en leg je boek open op het Huiswerk


Text

Slide 35 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Leerdoelen
  • Je kunt beschrijven welke twee gevaren het gebruik van elektriciteit met zich meebrengt.
  • Je kunt uitleggen waarom je in vochtige ruimtes extra voorzichtig moet zijn met elektriciteit.
  • Je kunt uitleggen wat wordt bedoeld met enkele isolatie en met dubbele isolatie.
  • Je kunt zekeringen, aardlekschakelaars en randaarde in afbeeldingen herkennen.
  • Je kunt de functie van zekeringen, aardlekschakelaars en randaarde beschrijven.

Slide 36 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Gevaren
1) Brand bij kortsluiting of 
overbelasting.
2) Schok.


Slide 37 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Enkele/dubbele isolatie
Bij een apparaat met dubbele isolatie is er een extra isolatielaag en meestal een plastic buitenkant.

Slide 38 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Zekeringen
Groepszekering: deze springt boven 
de 16 A om brand door oververhitting 
te voorkomen.

Installatieautomaat: een 
elektronische zekering.

Slide 39 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Aardlekschakelaar
Deze vergelijkt de stroom tussen de fase en nul. Is deze groter dan 30 mA, dan springt de aardlekschakelaar.

Slide 40 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Slide 41 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Randaarde
Een geel/groene draad die via de metalen buitenkant van een apparaat via het snoer naar de rand van het stopcontact gaat.

De randaarde voorkomt stromen door je lichaam.
 

Slide 42 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Slide 43 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Aan de slag!
Wat? gl: opdracht 1 t/m 10
            k: opdracht 1 t/m 12
Waar? bladzijde 49 
Hoe? Rustig overleggen!
Klaar? Maak je startopdracht af!

Slide 44 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies