Yuverta

Oefenexamen Basis 2019

De giraffe, een ‘foutje in de evolutie’ op de Rode Lijst

(1) In Afrika wordt de giraffe de engel van de savanne genoemd. Maar het gaat niet goed met het dier. Het aantal giraffen is in korte tijd bijna gehalveerd, werd onlangs bekend. Tijd voor een ode aan de imposante langnek. 
1 / 33
volgende
Slide 1: Tekstslide
NederlandsMiddelbare schoolvmbo bLeerjaar 3

In deze les zitten 33 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 45 min

Onderdelen in deze les

De giraffe, een ‘foutje in de evolutie’ op de Rode Lijst

(1) In Afrika wordt de giraffe de engel van de savanne genoemd. Maar het gaat niet goed met het dier. Het aantal giraffen is in korte tijd bijna gehalveerd, werd onlangs bekend. Tijd voor een ode aan de imposante langnek. 

Slide 1 - Tekstslide

(2) “Die lange wimpers en gracieuze tong. Die donkere ogen, waarmee ze
 mijlenver kijken.” Giraffen laten Marjo Hoedemakers, hoofdverzorger van dierenpark Amersfoort, zwijmelen. “Ze stralen rust uit. Het zijn een soort reusachtige bambi’s. Giraffen zijn de langste dieren op land. Ze imponeren met hun lange nek. Ze tonen geen agressie. Kijk eens hoe de moeder zich over een pasgeboren veulen ontfermt. Hoe een jonge giraffe achter zijn moeder aanloopt. Een en al liefde en zorg. Het past perfect bij de oorspronkelijke betekenis van de naam giraffe: charmant en zacht.” 

Slide 2 - Tekstslide

(3) Onlangs maakte de IUCN (International Union for Conservation of Nature)
 bekend dat het aantal giraffen in het wild drastisch is gedaald. De internationale natuurorganisatie heeft de soort daarom op de zogenoemde Rode Lijst van beschermde diersoorten gezet. In dertig jaar tijd slonk het aantal giraffen met bijna 40 procent, van zo'n 160.000 giraffen in 1985 tot iets meer dan 97.000 vorig jaar. De dieren raken steeds meer in de verdrukking door grootschalige jacht om hun vlees en verlies van leefgebied door landbouw en mijnbouw. Er zijn nu vier keer meer olifanten op aarde dan giraffen. “Mensen zijn zich er niet van bewust dat ze stilletjes uitsterven”, schrijft de IUCN. 

Slide 3 - Tekstslide

(4) Giraffen komen in de natuur alleen voor in Afrika. “Ze verdienen het om met
 rust gelaten te worden”, vindt bioloog Midas Dekkers. “Maar laten we niet met ons vingertje zwaaien. Wij knallen hier ganzen van het weiland, omdat ze voor een tientje schade aanrichten.” Dekkers noemt de giraffe ‘een toverbeest’. “Neem 
alleen al de bloedsomloop van het dier. Hij moet al dat bloed door die enorme
 nek naar boven persen. Een enorme prestatie, waarvoor hij zijn hartje heeft moeten opvoeren. Alsof het een brommer is. Nadeel daarvan is wel dat giraffen in gevangenschap vaak overlijden aan hartfalen.”

Slide 4 - Tekstslide

(5) Toch heeft vrijwel elke dierentuin een paar giraffen. Het zijn geheide
 publiekstrekkers. “Dierentuinen hebben soms zelfs zoveel giraffen dat ze aan de leeuwen worden gevoerd”, merkt Dekkers venijnig op. De eerste exemplaren werden aan het begin van de 19de eeuw naar Europa gehaald, zegt Dekkers. “Het was een regelrechte sensatie. Opeens liepen overal mensen rond met 
mutsen en jassen met giraffenprint. Tegenwoordig is het mode dat dierentuinen
 enorme savannes nabouwen. Je ziet nauwelijks nog een dier, maar die giraffe blijft dankzij zijn hoge lijf makkelijk te spotten.” 

Slide 5 - Tekstslide

(6) In het wild heeft de giraffe nogal pech met die lange nek van hem, vervolgt
 Dekkers. “Jagers hebben hem onmiddellijk in de smiezen. Als hij wat wil drinken, ligt hij daar met die nek te hannesen. Eigenlijk is het bezopen zo lang als de giraffe is. Het dier heeft een foutje gemaakt in de evolutie1). Hij heeft al zijn kaarten gezet op het knabbelen aan de allerhoogste boomblaadjes. Terwijl 
iedere aap de giraffe had kunnen vertellen dat je helemaal geen lange nek nodig
 hebt om bovenin de boom te komen. Je kan ook klimmen. Het is de tragiek van de specialisten. Als de giraffe niet oppast, kunnen niet alleen de jagers, de landbouw of de stad de ondergang voor de giraffe betekenen, maar ook die nek van hem.” 

Slide 6 - Tekstslide

Een tekst kan op verschillende manieren worden ingeleid.
Welke twee manieren worden in alinea 1 gebruikt?
A
worden voor de tekst belangrijke vragen gesteld.
B
wordt de aanleiding voor het schrijven van de tekst gegeven.
C
wordt de mening van de schrijver over het onderwerp weergegeven.
D
wordt het onderwerp van de tekst geïntroduceerd.

Slide 7 - Quizvraag

In alinea 2 staat “Het past perfect bij de oorspronkelijke betekenis van de
 
naam giraffe: charmant en zacht.” 

Geef bij elke zin aan of dit wel of geen voorbeeld is van deze
uitspraak. 

Slide 8 - Tekstslide

“Het past perfect bij de oorspronkelijke betekenis van de naam giraffe: charmant en zacht.”
Wel of geen voorbeeld van deze uitspraak:
Die lange wimpers en gracieuze tong.
A
wel
B
geen

Slide 9 - Quizvraag

“Het past perfect bij de oorspronkelijke betekenis van de naam giraffe: charmant en zacht.”
Wel of geen voorbeeld van deze uitspraak:
Giraffen zijn de langste dieren op land.
A
wel
B
geen

Slide 10 - Quizvraag

“Het past perfect bij de oorspronkelijke betekenis van de naam giraffe: charmant en zacht.”
Wel of geen voorbeeld van deze uitspraak:
Het zijn een soort reusachtige bambi’s.
A
wel
B
geen

Slide 11 - Quizvraag

“Het past perfect bij de oorspronkelijke betekenis van de naam giraffe: charmant en zacht.”
Wel of geen voorbeeld van deze uitspraak:
Kijk eens hoe de moeder zich over een pasgeboren
veulen ontfermt.
A
wel
B
geen

Slide 12 - Quizvraag

“Het past perfect bij de oorspronkelijke betekenis van de naam giraffe: charmant en zacht.”
Wel of geen voorbeeld van deze uitspraak:
Ze imponeren met hun lange nek.
A
wel
B
geen

Slide 13 - Quizvraag

Waarom heeft de internationale natuurorganisatie IUCN de giraffe op de zogenoemde Rode Lijst van beschermde diersoorten gezet?
A
Er zijn meer olifanten op aarde dan giraffen.
B
Het aantal giraffen in het wild is flink afgenomen.
C
Het jagen op giraffen neemt toe
D
Mensen zijn zich er niet van bewust dat giraffen uitsterven.

Slide 14 - Quizvraag

In alinea 4 staat “Maar laten we niet met ons vingertje zwaaien.”
 Welke twee zinnen uit de tekst geven voorbeelden van waarom wij niet met ons vingertje moeten zwaaien?
A
“Mensen zijn zich er niet van bewust dat ze stilletjes uitsterven” (alinea 3)
B
“Wij knallen hier ganzen van het weiland, omdat ze voor een tientje schade aanrichten.” (alinea 4)
C
“Dierentuinen hebben soms zelfs zoveel giraffen dat ze aan de leeuwen worden gevoerd” (alinea 5)
D
“Opeens liepen overal mensen rond met mutsen en jassen met giraffenprint.” (alinea 5)

Slide 15 - Quizvraag

“Dierentuinen hebben soms zelfs zoveel giraffen dat ze aan de leeuwen worden gevoerd”, merkt Dekkers venijnig op.” (alinea 5)
Wat weet je door deze opmerking zeker over Dekkers?
A
Hij is boos over deze actie van dierentuinen.
B
Hij is teleurgesteld door deze actie van dierentuinen.
C
Hij is verdrietig door deze actie van dierentuinen.
D
Hij voelt zich ongelukkig door deze actie van dierentuinen

Slide 16 - Quizvraag

Wat is de hoofdgedachte van de tekst?
A
De giraffe is in de dierentuin een geliefde publiekstrekker.
B
De nek van een giraffe is een fout in de evolutie.
C
Er zijn meer olifanten op aarde dan giraffen.
D
Giraffen in het wild worden bedreigd met uitsterven

Slide 17 - Quizvraag

Maak kinderen op jonge leeftijd bewust van geld, dan kunnen ze
 
daar in de toekomst beter mee omgaan’ 

(1) Het is makkelijk om te zeggen dat jongeren in armoede een te dure telefoon
 hebben. Of dat ze eerst eens moeten stoppen met roken. Maar volgens de Rosmalense budgetexpert Eef van Opdorp ligt het probleem dieper. “Geld gaat vaak niet over geld, maar over gedrag”, zegt de financieel coach die onder meer bekend is van het televisieprogramma Uitstel van Executie. 

Slide 18 - Tekstslide

(2) Dure abonnementen en onverantwoorde aankopen zijn niet het probleem, zegt u. Wat dan wel?
 “Natuurlijk is er een groep jongeren die een abonnement neemt, terwijl die jongeren het helemaal niet kunnen betalen. Maar laat dat tien tot twintig procent zijn. Het overgrote deel komt in de financiële problemen door andere oorzaken. Wat heb je van huis uit geleerd? Hoeveel tegenslagen heb je gehad? Heb je een
 
buffer? Kun je tegen een duwtje? 

Slide 19 - Tekstslide

(3) Het zijn vragen die een veel grotere rol spelen. Als je voor een dubbeltje bent
 geboren, word je niet snel een kwartje - al zijn er altijd uitzonderingen. Belangrijk: kinderen luisteren niet naar wat volwassenen zeggen, maar kijken naar wat ze doen. Kinderen zijn voor een groot deel afhankelijk van hun ouders. Hoe moet een twaalfjarige zelf zijn geld verdienen?” 

Slide 20 - Tekstslide

(4) Wat doet armoede met kinderen?
“Armoede veroorzaakt stress. Dat geldt overigens voor iedereen: kinderen,
 volwassenen en ouderen. Door de stress wordt het denkvermogen beperkt, het hoofd werkt niet helemaal zoals het zou moeten werken. Een deel van de hersenen gaat op slot. Je verlamt als het ware. Ruimte voor creatieve gedachten is er niet, om nog maar te zwijgen over langetermijnplannen. 

Slide 21 - Tekstslide

(5) Vergelijk het met een proefwerkweek op school of een deadline1) op je werk
 waarvan je op voorhand weet dat het niks gaat worden. In de weken ervoor ben je gestrest. Het enige waar je aan denkt, zijn die toetsen of deadline. Al het andere is even niet interessant. Je komt in een soort tunnelvisie terecht en denkt 
alleen maar aan de korte termijn. De wereld gaat pas weer verder als de
 proefwerken of deadline voorbij zijn. Mensen met financiële problemen hebben dat gevoel elke dag. Jong of oud, dat maakt niet uit.” 

Slide 22 - Tekstslide

(6) Hoe kunnen deze mensen geholpen worden?
“Het probleem is dat degenen die het beleid bepalen vaak zelf niet in armoede
 leven. Dat is een grote groep bevoorrechte mensen. Voor hen is het moeilijk te begrijpen hoe het hoofd werkt van iemand die in de problemen zit. We leven in een ingewikkelde maatschappij, waarin iedereen zelfredzaam moet zijn. Maar in 
de praktijk werkt het niet zo. 

Slide 23 - Tekstslide

(7) Vaak hoef je maar een paar formulieren in te vullen om hulp te krijgen. Maar
 voor de mensen in een stresssituatie voelt het invullen van een paar digitale formulieren hetzelfde als het beklimmen van de Mount Everest. Het is hartstikke leuk dat we in deze samenleving zoveel mogelijk digitaal doen, maar in deze 
gevallen heb je levende mensen nodig waar geluid uit komt en die doorvragen.
 Zij dienen als financiële schoonmaker.” 

Slide 24 - Tekstslide

(8) De mensen in armoede hebben zelf ook een verantwoordelijkheid, toch?
“Sterker nog, het is hún verantwoordelijkheid uit de ellende te komen. Maar dan
 heb je wel iemand nodig die niet alleen met je meekijkt, maar vooral meedoet. Ouders moeten hun kinderen van jongs af aan leren omgaan met geld, in goede en in slechte tijden. Aangezien dat in de praktijk niet altijd gebeurt, heeft school ook de ‘meehelprol’. Ik ben er voorstander van dat kinderen een bijbaantje hebben, zodra dat wettelijk mag. Hoeveel verdienen zij en wat kunnen zij daar van kopen? Als je ze daar op jonge leeftijd bewust van maakt, kunnen ze in de toekomst beter met geld omgaan.” 

Slide 25 - Tekstslide

Een tekst kan op verschillende manieren worden ingeleid.
Welke twee manieren gebruikt de schrijver in alinea 1?
A
geeft vooraf een belangrijke conclusie over het onderwerp van de tekst.
B
geeft zijn eigen mening over het onderwerp weer.
C
introduceert een voor de tekst belangrijke persoon.
D
stelt een voor de tekst belangrijke vraag.

Slide 26 - Quizvraag

In alinea 2 staat “Kun je tegen een duwtje?”
Waar vraagt deze zin naar?
naar de vraag of iemand
A
een financiële tegenvaller kan opvangen
B
geleerd heeft om met geld om te gaan
C
toe durft te geven dat hij een financieel probleem heeft

Slide 27 - Quizvraag

Eef van Opdorp zegt in de tekst: “Geld gaat vaak niet over geld, maar
over gedrag”.
Welke zin uit alinea 3 geeft hiervoor bewijs?
A
“Het zijn vragen die een veel grotere rol spelen.”
B
Als je voor een dubbeltje bent geboren, word je niet snel een kwartje - al zijn er altijd uitzonderingen.”
C
“Belangrijk: kinderen luisteren niet naar wat volwassenen zeggen, maar kijken naar wat ze doen.”
D
“Hoe moet een twaalfjarige zelf zijn geld verdienen?”

Slide 28 - Quizvraag

In alinea 4 staat “Dat geldt overigens voor iedereen...”.
Waarnaar verwijst het woord ‘dat’?

A
dat armoede stress veroorzaakt
B
dat door stress je denkvermogen beperkt wordt
C
dat iedereen geldproblemen kan hebben
D
dat iedereen last krijgt van stress

Slide 29 - Quizvraag

In alinea 6 staat “Dat is een grote groep bevoorrechte mensen.”.
Wat wordt hiermee bedoeld?
Deze mensen hebben

A
genoeg geld.
B
lang gestudeerd.
C
vooroordelen over arme mensen.

Slide 30 - Quizvraag

Welk advies wordt in alinea 7 gegeven?




A
Geef mensen met geldproblemen vooral persoonlijke begeleiding.
B
Houd digitaal bij welke mensen geldtekort hebben.
C
Onderneem sportieve activiteiten als je geldzorgen hebt.
D
Zorg dat je taalvaardig genoeg bent om een formulier in te vullen.

Slide 31 - Quizvraag

Op welke manier sluit de laatste alinea de tekst af?
A
door een advies te geven hoe je kunt leren om met geld om te gaan
B
door een conclusie te trekken over de manier waarop ouders zelf met geld omgaan
C
door een plan voor scholen aan te bieden over hoe ze lessen rondom geld kunnen vormgeven
D
door te waarschuwen voor het gevaar van te veel geld uitgeven

Slide 32 - Quizvraag

Wat is het belangrijkste doel van deze tekst?
De lezer
A
kennis te laten maken met de budgetexpert Eef van Opdorp.
B
te informeren over de oorzaken en gevolgen van geldproblemen.
C
te overtuigen dat een advies van een budgetcoach voor iedereen goed zou zijn.
D
te waarschuwen dat jongeren van nu zuiniger met hun geld moeten omgaan.

Slide 33 - Quizvraag