Yuverta

IBS 2 Reinigen en ontsmetten

Reinigen en ontsmetten

1 / 33
volgende
Slide 1: Tekstslide
DierverzorgingMBOStudiejaar 1

In deze les zitten 33 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 45 min

Onderdelen in deze les

Reinigen en ontsmetten

Slide 1 - Tekstslide

Wat weet jij van reinigen en ontsmetten in de dierenbranche?

Slide 2 - Woordweb

Reinigen en ontsmetten 
Reinigen en ontsmetten is nodig voor:
- Ziektepreventie 
- Volksgezondheid 
- Productaansprakelijkheid (voedingsindustrie)

Slide 3 - Tekstslide

Reinigen en ontsmetten
  • Dierziektepreventie = reinigen en ontsmetten pas je toe om het verspreidingsrisico van ziektekiemen te verkleinen.
  • Volksgezondheid = reinigen en ontsmetten pas je toe om te voorkomen dat verschillende ziektekiemen worden overgebracht. 
  • Productaansprakelijkheid = reinigen en ontsmetten pas je toe, zodat er zo min mogelijk fout kan gaan bij jou als schakel.

Slide 4 - Tekstslide

Wat zijn micro-organismen?
A
Bacteriën en schimmels
B
Gisten
C
Virussen en parasieten
D
Alle drie de antwoorden zijn juist

Slide 5 - Quizvraag

Wat is een onjuist voorbeeld van het verspreidingsrisico van ziektekiemen te verkleinen?
A
Goed schoonmaken veewagen na transport.
B
Goed schoonmaken van de stal.
C
De dieren goed borstelen
D
Goed schoonmaken van slachtplaats.

Slide 6 - Quizvraag

Nadeel van reinigen en ontsmetten
  • Goede schoonmaak is duur. Het kost tijd, water, energie en schoonmaakmiddelen. 
  • Het dierenverblijf wordt nat en koud. Duurt even voordat het weer opgedroogd en warm is. 
  • Niet alleen de ziekmakende (pathogene) bacteriën gaan dood, maar ook de goede (apathogene) bacteriën. 
  • Het ontsmettingsmiddel kan schadelijk zijn voor de mens. 

Slide 7 - Tekstslide

Desinfecteren
Reinigen
Het doden van de micro-organismen die zijn achter gebleven. 
Verwijderen van productresten en vuil. 

Slide 8 - Sleepvraag

Resultaat na reinigen en ontsmetten.
In een vuil hok zitten veel bacteriën. De dieren komen met die bacteriën in aanraking. Je spreekt dan van een hoge infectiedruk. Nadat je het hok hebt gereinigd, is het aantal bacteriën veel kleiner. Als je het dan gaat ontsmetten blijven er nog minder bacteriën over. Als je dat zo elke keer blijft doen krijg je een lage infectiedruk. 

Slide 9 - Tekstslide

Ideaal schoonmaakplan
Stap 1. Verwijder al het grove vuil. 
Stap 2. Breng een reinigingsmiddel aan.
Stap 3. Laat het reinigingsmiddel een tijdje inwerken.
Stap 4. Spoel het reinigingsmiddel weg. 
Stap 5. Breng een desinfectiemiddel aan. 
Stap 6. Laat het desinfectiemiddel een tijdje inwerken.
Stap 7. Verwijder het desinfectiemiddel en laat het drogen. 

Slide 10 - Tekstslide

Persoonlijke hygiëne
  • Steek je haren op.
  • Houd je nagels kort.
  • Was je handen met water en zeep.
  • Draag geen sieraden tijdens het werk. 
  • Draag werkkleding.
  • Draag schoenen met weinig profiel (blijft vuil minder inzitten)

Slide 11 - Tekstslide

Verschillende reinigingsmiddelen
  • Water: de meeste schoonmaakmiddelen gebruik je op basis van water.
  • Zure reinigingsmiddelen: voor het verwijderen van urinesteen (urineaanslag), kalkaanslag en roest. Niet langer dan 20 min. inwerken, te lang weken kan schade aan het oppervlak veroorzaken. 
  • Neutrale reinigingsmiddelen: dagelijks reinigen van vloeren, wanden en apparatuur. Mild voor mens en materiaal. Moet wel langer inweken. 
  • Alkalische reinigingsmiddelen: organische vervuiling, zoals faeces, bloed- en voerresten (eiwitten en vetten), te verwijderen.

Slide 12 - Tekstslide

Zure schoonmaakmiddelen
Alkalische schoonmaakmiddelen
Neutrale schoonmaakmiddelen

Slide 13 - Sleepvraag

Waar of niet waar?
Hoe hoger de watertemperatuur, hoe beter het reinigingsmiddel werkt.
A
Waar
B
Niet waar

Slide 14 - Quizvraag

Waar of niet waar?
Een te hoge concentratie reinigingsmiddel is niet schadelijk voor apparatuur.
A
Waar
B
Niet waar

Slide 15 - Quizvraag

Waar of niet waar?
Bij een te lage concentratie reinigingsmiddel blijft de werking hetzelfde.
A
Waar
B
Niet waar

Slide 16 - Quizvraag

Waar of niet waar?
De werking van het reinigingsmiddel is afhankelijk van de tijd dat het moet intrekken.
A
Waar
B
Niet waar

Slide 17 - Quizvraag

Waar of niet waar?
De werking van het reinigingsmiddel is afhankelijk van de manier waarop je het aanbrengt. (Schuren, schrobben etc.)
A
Waar
B
Niet waar

Slide 18 - Quizvraag

Hoe kies je het juiste reinigingsmiddel?
Bij het uitzoeken van het juiste reinigingsmiddel stel je altijd de vier volgende vragen: 
  • Welke verontreiniging moet je verwijderen? 
  • Wat moet je schoonmaken? 
  • Hoe ga je schoonmaken?  
  • Waar ga je schoonmaken? 

Slide 19 - Tekstslide

Lees altijd de bijsluiter!
Er staat informatie in over bijvoorbeeld: 
 - Het werkingsspectrum 
- De mate van materiaalaantasting 
- De optimale concentratie waarin je het ontsmettingsmiddel moet gebruiken 
- De benodigde omgevingstemperatuur 
- Gebruik persoonlijke beschermingsmiddelen (PBM)
- De giftigheid
- De minimale inwerkingstijd   

Slide 20 - Tekstslide

Welk pictogram wordt hier
afgebeeld?
A
Licht ontvlambaar
B
Explosiegevaar
C
Op lange termijn gezondheidsgevaarlijk

Slide 21 - Quizvraag

Welk pictogram wordt hier
afgebeeld?
A
Gashouder onder druk
B
Oogbescherming is verplicht
C
Op lange termijn gezondheidsgevaarlijk

Slide 22 - Quizvraag

Welk pictogram wordt hier
afgebeeld?
A
Oxiderende stof
B
Verplicht oogbescherming dragen
C
Lichtontvlambaar

Slide 23 - Quizvraag

Welk pictogram wordt hier
afgebeeld?
A
Op lange termijn gezondheidsgevaarlijk
B
Giftige stof
C
Schadelijke en geïrriteerde stoffen

Slide 24 - Quizvraag

Welk pictogram wordt hier
afgebeeld?
A
Gehoorbescherming verplicht
B
Milieugevaarlijke stof
C
Licht ontvlambaar

Slide 25 - Quizvraag

Welk pictogram wordt hier
afgebeeld?
A
Op lange termijn gezondheidsgevaarlijk
B
Giftige stof
C
Gashouder onder druk

Slide 26 - Quizvraag

Welk pictogram wordt hier
afgebeeld?
A
Gashouder onder druk
B
Milieugevaarlijke stof
C
Licht ontvlambaar

Slide 27 - Quizvraag

Welk pictogram wordt hier
afgebeeld?
A
Gehoorbescherming verplicht
B
Explosiegevaar
C
Licht ontvlambaar

Slide 28 - Quizvraag

Welk pictogram wordt hier
afgebeeld?
A
Brandende stof
B
Explosiegevaar
C
Licht ontvlambaar

Slide 29 - Quizvraag

Welk pictogram wordt hier
afgebeeld?
A
Oogbescherming verplicht
B
Gehoorbescherming verplicht
C
Veiligheidshelm verplicht

Slide 30 - Quizvraag

Welk pictogram wordt hier
afgebeeld?
A
Oogbescherming verplicht
B
Gehoorbescherming verplicht
C
Veiligheidshelm verplicht

Slide 31 - Quizvraag


Slide 32 - Tekstslide

Aan de slag 
Maak de informatiedrager.

Leer voor de theorie / praktijk toets.



Slide 33 - Tekstslide