Spreek een denkbeeldige lijn in de klas af. Links = helemaal oneens.
Rechts = helemaal eens.
Lees de stellingen hiernaast. In hoeverre ben jij het eens met de stelling? Ga op die plek op 'de lijn' staan. Kun je uitleggen waarom je juist daar bent gaan staan? Steek je hand op als je wilt reageren op het verhaal van een klasgenoot.