Yuverta

Herhaling H4 en H7

Herhaling H4 en H7
Startopdracht: begin aan de woordenzoeker
1 / 83
volgende
Slide 1: Tekstslide
Natuurkunde / ScheikundeMiddelbare schoolvmbo g, tLeerjaar 4

In deze les zitten 83 slides, met tekstslides en 4 videos.

time-iconLesduur is: 200 min

Onderdelen in deze les

Herhaling H4 en H7
Startopdracht: begin aan de woordenzoeker

Slide 1 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Komend schooljaar;
Periode 1; 
-> PTA H4 en H7 (klas 3 stof) = Week van 16 September
-> PTA H10 Krachten en H14 Werktuigen = Week van 21 Oktober
-> PTA H11 Energie en H13 Geluid = Toetsweek voor Kerst

Slide 2 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Komend schooljaar;
Periode 2; 
-> PTA H9 Schakelingen en H12 Elektriciteit = Week van 27 Januari
-> PTA practicum H9 en H12 = week van 27 Januari
-> PTA H15 Beweging en H16 Kracht en beweging = Laatste Toetsweek

Slide 3 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Herhalen H4 stoffen
  1. Woordenzoeker maken.
  2. Woord gevonden? Schrijf op de achterkant het begrip met de betekenis erop.

Slide 4 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

H4 Stoffen
4.1 Stofeigenschappen
4.2 Smeltpunt en Kookpunt
4.3 Veilig werken met stoffen
4.4 Chemische reacties

Slide 5 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

4.1 Stofeigenschappen
4.1.1 Je kunt uitleggen wat het verschil is tussen een mengsel en een zuivere stof.
4.1.2 Je kunt met voorbeelden toelichten hoe je stoffen van elkaar kunt scheiden.
4.1.3 Je kunt beschrijven wat er met de moleculen gebeurt als je een stof zuivert.
4.1.4 Je kunt vijf stofeigenschappen noemen en stoffen daarmee van elkaar onderscheiden.

Slide 6 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Stofeigenschappen:

  • Brandbaarheid
  • Geur
  • Kleur
  • Smaak
  • Fase (bij kamertemp.)
  • Kookpunt
  • Smeltpunt
  • Oplosbaarheid in water
  • Dichtheid 

Geen stofeigenschappen:

  • Temperatuur
  • Vorm
  • Massa
  • Volume

Slide 7 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Zuivere stoffen of mengsels
Zuivere stof
  • Slechts één type bestandsdeel

Mengsel
  • twee of meer stoffen bij elkaar                                                                                             en niet een nieuwe stof vormen

Slide 8 - Tekstslide

Cola is een mengsel

Zout is een zuivere stof (als er geen jodium is toegevoegd)

Scheidingsmethoden
extraheren:
  • scheiden van stoffen door oplossen van                                                                kleur- geur- en smaakstoffen
filtreren:
  • stoffen scheiden d.m.v. een filter
indampen:
  • een vaste stof wordt uit een vloeistof                                                             gescheiden door de vloeistof te laten verdampen

Slide 9 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Zuiveren
Als je een stof gaat zuiveren, ben je eigenlijk de moleculen aan het sorteren

 Dat sorteren en zuiveren doe je door scheidingsmethodes te gebruiken.
Afbeelding 12
Een mengsel van 3 stoffen
Afbeelding 13 
3 zuivere stoffen

Slide 10 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Eigenschappen vaststellen
Oplosbaarheid:
  • de mate waarin een stof oplost in een andere stof, bv water of olie
Geleiding:
  • Alle metalen geleiden goed, rest zijn isolatoren
Dichtheid:
  • Is de hoeveelheid massa in een bepaald volume
  • Het gewicht van een stof per volume-eenheid 
  • Dichtheid = massa : volume

Slide 11 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

4.2 Smeltpunt en Kookpunt
4.2.1 Je kunt stoffen van elkaar onderscheiden op basis van hun fase bij kamertemperatuur.
4.2.2 Je kunt toelichten dat het woord ‘damp’ dezelfde fase aanduidt als het woord ‘gas’.
4.2.3 Je kunt het kookpunt en smeltpunt van een stof aflezen uit een temperatuur-tijddiagram.
4.2.4 Je kunt beschrijven wat er in een vloeistof gebeurt als de stof aan het koken is.
4.2.5 Je kunt uitleggen waarom je bij het kookpunt ook de luchtdruk moet vermelden.

Slide 12 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

4.2 Smeltpunt en kookpunt
Als je alcohol op een watje doet, ruik je meteen een alcohollucht. 

De alcohol verdampt snel en komt met de lucht in je neusgaten terecht. 
Waaraan kun je nog meer merken dat alcohol snel verdampt?

Slide 13 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Fasen: Vaste stof, vloeistof en gas
Fase:
Vorm waarin een stof voor kan komen: als vaste stof, als vloeistof of als gas.
De fase is één van de eigenschappen waaraan je een stof kunt herkennen.
Water bij 25°C  => Vloeistof  (vloeibaar fase)
Water bij 0 °C  =>  Ijs (vaste-fase) 
Water bij 100°C => Waterdamp (gas-fase)
 Sommige vloeistoffen verdampen heel snel, als je ze niet goed afsluit.
Je zegt dat zo’n vloeistof vluchtig is, bijvoorbeeld benzine.

Slide 14 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Smeltpunt en stolpunt
  • Smeltpunt:
  • Temperatuur waarbij een stof smelt.
  • Iedere stof heeft een eigen smeltpunt. 
  • Smeltpunt is een stofeigenschap

  • Stolpunt:
  • Temperatuur waarbij een vloeistof vast wordt.
  • Iedere stof heeft een eigen stolpunt.
  • Stolpunt is een stofeigenschap

Slide 15 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Kookpunt
Zolang de vloeistof kookt, 
blijft de temperatuur constant ‘op het kookpunt’.

Kookpunt
  • Temperatuur waarbij een stof kookt.
  • Iedere stof heeft een eigen kookpunt.
  • Kookpunt is een stofeigenschap.

Slide 16 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Kookpunt
De hoogte van het kookpunt is afhankelijk van de luchtdruk.
Hoe hoger de luchtdruk, des te hoger het kookpunt. 

Dat komt doordat er zich minder 
gemakkelijk dampbellen vormen als de 
druk op de vloeistof groter is. 
Meestal wordt het kookpunt van een stof
 opgegeven bij een ‘standaard’ luchtdruk van 1000 mbar (100 kPa).

Slide 17 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

4.3 Veilig werken met stoffen
4.3.1 Je kunt zeven gevaren beschrijven die stoffen voor mensen kunnen opleveren.
4.3.2 Je kunt de informatie toelichten die je op etiketten en veiligheidskaarten tegenkomt.
4.3.3 Je kunt de betekenis uitleggen van de pictogrammen of symbolen op gevaarlijke stoffen.
4.3.4 Je kunt de regels noemen die op school gelden als je met gevaarlijke stoffen werkt.
4.3.5 Je kunt uitleggen hoe je voorkomt dat schadelijke stoffen in het milieu terechtkomen.

Slide 18 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Gevaarlijke stoffen
Gevarensymbolen en veiligheidspictogrammen

Binas tabel 31 & 39

Slide 19 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Waarschuwing op stoffen
Gifwijzer

Slide 20 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Informatie etiketten
De H staat voor Hazard (Engels) = gevaar. 

Een H-zin geeft dus aan voor welk gevaar je   moet oppassen. 

De P staat voor Precaution (Engels) =   voorzorgsmaatregel. 
Een P-zin geeft aan welke       voorzorgsmaatregelen je moet nemen als je   met die stof gaat werken.




Slide 21 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Veiligheid & afval
Nooit zomaar chemicaliën mengen.

Bij dit logo: 
Moet je afval behandelen 
als KCA (klein chemisch afval)

Binas Tabel 43 


Slide 22 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

4.4 Chemische reacties
4.4.1 Je kunt een aantal chemische reacties herkennen die veel in het dagelijks leven voorkomen.
4.4.2 Je kunt toelichten dat bij een chemische reactie zowel stoffen verdwijnen als stoffen ontstaan.
4.4.3 Je kunt aan de hand van een reactieschema uitleggen wat er gebeurt bij een ontledingsreactie en bij een verbrandingsreactie.
4.4.4 Je kunt uitleggen wat er nodig is om een verbrandingsreactie op gang te brengen.
4.4.5 Je kunt beschrijven hoe corrosie verloopt bij ijzer en bij andere veelgebruikte metalen.

Slide 23 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Chemische reactie
Een chemische reactie kan je niet omkeren. Als een pizza verband is dan krijg je geen lekkere pizza meer terug. 


Slide 24 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Reactieschema's
  • Stoffen lijken te verdwijnen en stoffen lijken te ontstaan.
  • Bij een chemische reactie wordt tenminste 1 stof omgezet in 1 of meerdere nieuwe stoffen.
  • Dit wordt neergeschreven in een reactie schema.  Voor de pijl staan de beginstoffen en na de pijl de reactieproducten.
  • water → waterstofgas + zuurstofgas *

  • aardgas + zuurstofgas → koolstofdioxide + waterdamp

Slide 25 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Carbidschieten
  • Carbidschieten is gebaseerd op een chemische reactie:

  • calciumcarbide + water → ethyn + calciumhydroxide *

  • ethyn + zuurstof → koolstofdioxide + water

Slide 26 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Ontledingsreactie
Het ontleden van water is een chemische reactie.

 Het reactie schema is:

water → waterstof + zuurstof

Bij een ontledingsreactie heb je dus maar 1 beginstof.

Slide 27 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Verbrandingsreactie
Let op!
Er is altijd zuurstof aanwezig in een verbrandingsreactie

Slide 28 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Corrosie
Veel metalen worden aangetast door stoffen in de lucht zoals zuurstof (O2) en water (H2O). Dat noem je corrosie.

Slide 29 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

§ 7.1 Materialen toepassen
§ 7.2 Van grondstof tot product
§ 7.3 Afvalverwerking
§ 7.4 Dichtheid

Slide 30 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

7.1 Materialen toepassen
Startopdracht; Maak de voorkennis!

Gl; blz 138 en 139
K; blz 136 en 137

Slide 31 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

leerdoelen 7.1 
7.1.1 Je kunt drie eigenschappen noemen die belangrijk zijn voor een constructiemateriaal.
7.1.2 Je kunt uitleggen wat wordt bedoeld met ‘verspanen’ en ‘verspanende bewerkingen’.
7.1.3 Je kunt toelichten waarom vloeistoffen vaak in glas of in polyetheen worden verpakt.
7.1.4 Je kunt uitleggen waarom carbonfiber veel wordt toegepast in (top)sportartikelen.

Slide 32 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Materiaal
Materiaal:
  • Stof die je gebruikt om een    voorwerp of product te            maken.

Slide 33 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Materiaaleigenschappen
  • Kleur
  • Gewicht
  • Hardheid
  • Brandbaarheid
  • Fase (vloeibaar, vast of gas)
  • Elektrische weerstand

Slide 34 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Hout is verspaanbaar
Materiaaleigenschap die aangeeft of je van een materiaal gemakkelijk stukjes kunt weghalen.

Slide 35 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Verspanen
enkele voorbeelden van verspanen zijn:

> zagen
> beitelen
> vijlen
> frezen

Slide 36 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Verbindingen
  • Lassen
  • Solderen
  • Spijkeren
  • Klinken
  • Lijmen 
  • Schroeven
  • Nieten
  • Verbinden: aan elkaar vastmaken van twee stukken materiaal.

Slide 37 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Glas
Glas was vroeger een populair verpakkingsmateriaal.
De voordelen van glas:
  • Waterdicht
  • Glas geeft geen smaakstoffen af aan vloeistoffen. 
één belangrijk nadeel: 
  • glas is breekbaar. 

Slide 38 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Polyetheen
Er zijn verschillende soorten PE, waarvan:
  • LDPE (lagedichtheid-polyetheen) en HDPE (hogedichtheid-polyetheen)   de belangrijkste zijn (figuur 4). 
  • LDPE heeft een dichtheid van ongeveer 0,92 g/cm3.
  • LDPE is taai en buigzaam.
  • HDPE een dichtheid van ongeveer 0,95 g/cm3.
  • HDPE is veel stijver dan LDPE.

Slide 39 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Composieten
Composieten bestaan uit verschillende materialen die elkaar verbeteren. Zo ook carbon fiber.

Carbon fiber bestaat uit: 
Kunststof en koolstofvezels

Slide 40 - Tekstslide

Carbonfiber (meestal carbon genoemd) bestaat uit een kunststof die is versterkt met koolstofvezels ==> Composiet.
Carbonfiber heeft een kleine dichtheid en is extreem sterk.
Zijn sterkte dankt het aan de vezels in het materiaal.
Deze vezels kunnen grote trekkrachten opvangen.
De combinatie van kleine dichtheid en grote sterkte is erg belangrijk in de sport
Aan de slag
 Maken: alle opdrachten 7.1 

Klaar? Maak alvast een samenvatting 7.1

Slide 41 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

7.2 Van grondstof tot product
Start opdracht: Lees de tekst van 7.2 en probeer alvast de eerste opgaves te maken. 

Slide 42 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Deze les
Herhaling paragraaf 1

Daarna paragraaf 2 
Van grondstof tot product



Slide 43 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

SAMENVATTING H7.1

Hout:
  • bestand tegen druk- en trekkrachten, makkelijk te verbinden en verspaanbaar
  • In veel constructies (stoel, huis, etc)

glas:
  • Houdt vloeistof en gassen tegen, doorzichtig, vormvast bij lage en hoge temperaturen
  • ramen, flessen, meubels



polyetheen (PE):
LDPE: 
  • taai en buigbaar => folie, plastic tassen
HDPE: 
  • Stijver, zelfde voordelen als glas, maar veel sterker => emmers, verpakking

Composieten: Kunststof versterkt met koolstofvezels
  • kleine dichtheid, extreem sterk en kunnen grote trekkrachten opvangen
  • vb Carbonfiber van racefietsframe

Slide 44 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Leerdoelen H7.2
  • Je kunt 4 belangrijke stappen van een productieproces beschrijven.
  • Je kunt uitleggen wat grondstof, halffabricaat en eindproduct betekenen.
  • Je kunt grondstof, halffabricaat en eindproduct herkennen in een   praktijkvoorbeeld.
  • Je kunt drie gevolgen noemen die het maken van producten heeft voor   het milieu

Slide 45 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Slide 46 - Video

Deze slide heeft geen instructies

Productieproces
Grondstoffen uit de natuur halen
Grondstoffen chemisch bewerken
Halffabricaten maken

Eindproduct maken

Recyclen
1 - Het productieproces van elk product begint met grondstoffen. Deze halen we uit de natuur (bomen, steen, olie, etc). 
2 - Dan volgt het bewerken  van de grondstoffen. Dit is een chemisch proces.
3 - Dan heb je halffabricaten. Zoals rollen aluminiumplaten of planken hout.
4 - Met deze halffabricaten wordt het eindproduct gemaakt, zoals een blikje of een kast.
5 - Wanneer het eindproduct gebruikt is, moet je het recyclen. Zoals kleding doorgeven aan een ander om opnieuw te laten dragen.

Slide 47 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Van grondstof tot product: aluminium
Bauxiet (soort kleingrond) wordt vermalen
Aluminiumoxide
wordt uit bauxiet gehaald
Dan wordt het aluminiumoxide gezuiverd tot wit poeder
Door elektriciteit en koolstof wordt het vloeibaar aluminium
Het vloeibaar aluminium wordt in staven of andere vormen gegoten of gebruikt in legeringen
Staven worden in andere vormen gedrukt of tot platen of folie gewalst
Of aluminium wordt gebruikt in vloeibare legeringen die in vormen worden gegoten
Na gebruik worden aluminium voorwerpen gerecycled tot nieuwe voorwerpen

Slide 48 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Grondstof

Aluminium wordt gewonnen uit 
BAUXIET
 (aluminiumerts)

Slide 49 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Het productieproces van een blikje
Stap 1: Aluminium winnen
  • Uit kleigrond wordt bauxiet gehaald. 
  • Uit de bauxiet wordt aluminiumoxide gehaald.
  • Dit wordt gezuiverd en er ontstaat wit poeder.
  • Door dit te smelten en er elektriciteit doorheen te sturen met koolstof,     vormt hete vloeibare aluminium!          
Reactieschema:
              aluminiumoxide + koolstof aluminium + koolstofdioxide






Dus door aluminiumoxide en koolstof samen te voegen, vormt aluminium en koolstofdioxide (CO2). Het aluminium wordt gebruikt, maar de CO2 wordt vrij de lucht in gelaten... wat doet dit met onze atmosfeer? En de planeet?

Slide 50 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Elektrolyse (chemisch proces)
Bauxiet bestaat grotendeels uit aluminiumoxide


Oxiden zijn verbindingen met zuurstof
Aluminium en zuurstof worden gescheiden door middel van elektrolyse
Elektrolyse is een ontledingsreactie

aluminiumoxide + koolstof → aluminium + koolstofdioxide

Slide 51 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Stap 2 

Stap 2: maken aluminiumplaat op rol = halffabrikaat
  • Het vloeibaar aluminium wordt in vormen gegoten die later gebruikt   kunnen worden, zoals staven
  • Die staven wordt weer gewalst tot platen
  • De vloeibare aluminium kan ook in een mengsel met andere metalen   gebruikt worden. Dit wordt een legering genoemd.
  • Deze aluminiumplaten zitten op grote rollen.






Slide 52 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Halffabrikaten





           rollen                                    platen                                 broodjes

Slide 53 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Stap 3

Stap 3: blikje maken
  • Het aluminiumplaat wordt in mallen (vormen) gedrukt voor de   blikjesvorm
  • Ruwe randjes worden afgesneden
  • Dan schoonmaken, lakken, bedrukken, drogen
  • Daarna vullen, wordt de deksel wordt erop gemaakt 
  • Tot slot controle, verpakken en transport





Aluminiumfolie kan zelfs 0,006 mm dun zijn. Er komt dan geen licht, geur of smaak doorheen.

Slide 54 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Van aluminium wordt van alles gemaakt. Kunnen we zonder?

Slide 55 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Korte samenvatting: Productieproces
Grondstoffen uit de natuur halen
Grondstoffen chemisch bewerken
Halffabricaten maken

Eindproduct maken

Recyclen

Slide 56 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Zelfstandig werken.
Lees H7.2 goed door en maak de opgaven

K: 1 t/m 11 p. 150
GT: 1 t/m 9 p. 154

Ben je klaar? Controleer opgaven H7.1

Slide 57 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Slide 58 - Video

Deze slide heeft geen instructies

7.3 Afvalverwerking
Startopdracht; Lees alvast paragraaf 7.3 door en probeer alvast de eerste paar opdrachten. 

Slide 59 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

H7.2 Productieproces
Grondstoffen uit de natuur halen
Grondstoffen chemisch bewerken
Halffabricaten maken

Eindproduct maken

Recyclen
1 - Het productieproces van elk product begint met grondstoffen. Deze halen we uit de natuur (bomen, steen, olie, etc). 
2 - Dan volgt het bewerken  van de grondstoffen. Dit is een chemisch proces.
3 - Dan heb je halffabricaten. Zoals rollen aluminiumplaten of planken hout.
4 - Met deze halffabricaten wordt het eindproduct gemaakt, zoals een blikje of een kast.
5 - Wanneer het eindproduct gebruikt is, moet je het recyclen. Zoals kleding doorgeven aan een ander om opnieuw te laten dragen.

Slide 60 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Leerdoelen H7.3 Afvalverwerking
  • Je kunt uitleggen waarom het nuttig is om afval in verschillende soorten te scheiden.

  • Je kunt van afvalstoffen en kapotte spullen aangeven bij welke soort afval ze horen.

  • Je kunt vier manieren noemen om afval te verwerken, met hun voor- en nadelen.

  • Je kunt drie manieren beschrijven om milieuproblemen met afval te verminderen.

  • Je kunt rekenen met percentage's

Slide 61 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Slide 62 - Video

Deze slide heeft geen instructies

Afval scheiden...
  • Papier
  • Glas
  • Metalen
  • gft (groente-, fruit- en tuin afval)
  • Elektrische apparaten
  • plastic
  • textiel
  • kca: klein chemisch afval
  • grof vuil

Slide 63 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Recyclen

Hergebruiken van materialen in nieuwe producten            (dus niet hergebruik van producten)

Het maken van nieuwe producten heeft gevolgen voor Milieu
  • Verbruik van grondstoffen
  • Verbruik van energie
  • Ontstaan van afvalstoffen

Slide 64 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Recyclen / hergebruiken
  • Bij recyclen wordt de fles vermalen                                                   tot granulaat (kleine stukjes plastics).


  • Statiegeldflessen                                                                                     kun je hergebruiken.

Slide 65 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Verbranden en Storten
Niet composteren of recyclen

voordelen
  • Bij de verbranding ---> warmte  nuttig gebruiken
  • Opslag/Storten

nadelen
  • schadelijke stoffen ---> dioxinen

Slide 66 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Aan de slag

Lees H7.3 goed door en maak de opgaven.

GL; opgave 1 t/m 9     pagina 164 t/m 169
K;  opgave 1 t/m 11     pagina 162 t/m 166

Controleer de opgaven van H7.1 en H7.2

Slide 67 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

7.4 Dichtheid

Slide 68 - Tekstslide

Voor de les begint: 
  • Printen handout
  • Printen oefenopdrachten
  • Link exitticket in de classroom: https://exitticket.nl/ticket/te0lqdwx
Start van de les:
  • Notitie boekje
  • Magister
  • Nova
  • LessonUp
  • Oefenopdrachten
  • Classroom
Wat gaan we doen vandaag?


  • Voorkennis en leerdoelen         
  • Uitleg 7.4 Dichtheid                          
  • Oefenopdrachten                              
  • Opdr. 1 t/m 13 van 7.4                        
  • Afsluiten                                                  

Slide 69 - Tekstslide

Uitleggen wat we gaan doen en hoe lang dit duurt. Benoemen dat klas actief mee doet met de uitleg, zodat we er snel door heen kunnen.
Voorkennis
Dichtheid
Massa
Volume
Zinken, zweven en drijven

Slide 70 - Tekstslide

Vragen aan de klas:
Wat zegt de dichtheid over een stof?
Wat is de massa van een stof?
Op welke manier kan je de massa van een stof bepalen?
Wat is het volume van een stof?
Op welke twee manieren kan je het volume van een stof bepalen?
Hoe bereken je de dichtheid van een stof?
Wanneer zinkt, drijft of zweeft een stof?
Leerdoelen
  • Je kunt uitleggen wanneer dichtheid belangrijk is bij de keuze van materialen.
  • Je kunt de massa en het volume van vaste stoffen en vloeistoffen bepalen.
  • Je kunt berekeningen uitvoeren met dichtheid, massa en volume.
  • Je kunt op basis van de dichtheid uitleggen wanneer een voorwerpt zinkt, zweeft en drijft.


Slide 71 - Tekstslide

Leerdoelen alleen doorlezen aangeven dat we aan het eind van de les checken of ze dit ook echt kunnen.
Licht of zwaar
Hoe zwaar een stof is wordt aangegeven met de dichtheid. Bij bepaalde toepassingen is het belangrijk dat het materiaal een kleine of juist een grote dichtheid heeft. 

Een surfboard moet bijvoorbeeld gemaakt worden van een materiaal met een kleine dichtheid. Een anker juist met een materiaal van een grote dichtheid.

Slide 72 - Tekstslide

Controle vragen: Voor een vliegtuig wordt aluminium gebruikt. Leg aan de hand van de stofeigenschappen uit waarom aluminium gebruikt wordt.

Waarom wordt lood gebruikt als ballast om schepen stabiel te laten varen?

Slide 73 - Video

Deze slide heeft geen instructies

Dichtheid
Ieder stof heeft zijn eigen dichtheid. 
De dichtheid geeft aan hoe zwaar de stof is

Hiervoor moet je eerlijk vergelijken door van alle stoffen een blokje van 1 cm3 te nemen.





Slide 74 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Dichtheid bepalen
dichtheid=volumemassa

Slide 75 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Dichtheid formule
ρ=Vm
Grootheid
Symbool
Eenheid
Symbool
dichtheid
ρ
gram per kubieke centimeter
g/cm3
massa
m
gram
g
volume
V
kubieke centimeter
cm3

Slide 76 - Tekstslide

Dit moet je op de toets uit je hoofd leren, anders kan je rekenopdrachten niet maken.
Massa en volume
Massa = hoe zwaar is een voorwerp.
Dit meet je met een weegschaal.


Volume = de ruimte die een voorwerp inneemt.
Dit kan je bepalen met l x b x h of met de 
onderdompelmethode.
Onthou: 1 cm3 = 1 mL

Slide 77 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Volume = lengte × breedte × hoogte
Onderdompelmethode: je dompelt een voorwerp onder in water, waardoor het water stijgt. De stijging is het volume.

Slide 78 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Dichtheid bepalen

Slide 79 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Dichtheid bepalen

Slide 80 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Zinken, zweven en drijven
Of een voorwerp blijft drijven, zweeft of zinkt hangt af van de dichtheid:

  • Heeft het materiaal van het voorwerp een kleinere dichtheid als de vloeistof drijft het.
  • Hebben het materiaal en de vloeistof dezelfde dichtheid, dan zweeft  het.
  • Heeft het materiaal van het voorwerp een grotere dichtheid als de vloeistof zinkt het.

Slide 81 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Samenvatting
timer
2:30

Slide 82 - Tekstslide

Lees binnen de tijd door.
Aan de slag:


HW voor de volgende les is 
gl: 1 t/m 9 
k: 1 t/m 11 

Alles af? Ga alvast leren voor je toets.

Slide 83 - Tekstslide

Ga aan het werk met de opdrachten. Deze heb je in de les af, zo niet in je eigen tijd inhalen. 

Eerste 5 min zelfstandig werken, dus niet overleggen, daarna zachtjes fluisteren.