Yuverta

Omgaan met kwantitatieve informatie

1 / 15
volgende
Slide 1: Tekstslide
RekenenMBOStudiejaar 1,2

In deze les zitten 15 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 20 min

Onderdelen in deze les

Slide 1 - Tekstslide

Omgaan met kwantitatieve informatie

Slide 2 - Tekstslide

allerlei informatie
Informatie staat vaak in schema's, diagrammen, tabellen of plattegronden. 
Om de juiste informatie eruit te halen kun je dit stappenplan gebruiken.


- Lees de informatie. Waar gaat het over? Snap je wat er staat?
- Wat is jouw vraag, wat wil jij weten?
- welke informatie is voor jou van toepassing en heb je nodig om de vraag te beantwoorden?

Slide 3 - Tekstslide

Slide 4 - Tekstslide

De Onderwijsraad heeft voorgesteld om in de toekomst basisscholen met minder dan 100 leerlingen op te heffen.
Hoeveel scholen in de drie noordelijke provincies (Friesland, Drenthe en Groningen samen) moeten sluiten volgens dit voorstel?

Slide 5 - Open vraag

Misleidende informatie
In het dagelijks leven kom je veel visuele informatie tegen, zoals advertenties, graphics, grafieken. 
Soms worden deze zo weergegeven dat je op het eerste gezicht iets anders ziet, dan dat er daadwerkelijk staat.



Als je kijkt naar de grafiek, lijkt het alsof B (rechts) een 
grotere stijging heeft. 
Kijk je naar de getallen dan heeft A (links) een grotere stijging

Slide 6 - Tekstslide

wat is er misleidend aan
deze grafiek?

Slide 7 - Open vraag


Slide 8 - Open vraag

In Gorinchem wonen
ongeveer 18 000 mannen.
Hoeveel mannen
van 60 jaar en ouder
wonen er in Gorinchem?

Slide 9 - Open vraag

Gemiddelde
Een gemiddelde krijg je door alle aantallen van een reeks bij elkaar op te tellen en te delen door het aantal in de reeks. 
GEMIDDELDE   =   TOTAAL   :   AANTAL
  
Voorbeeld:
Je hebt deze cijfers voor je avo vakken:
- Nederlands          6,7
- Burgerschap        7,3
- Engels                    5,1
- Rekenen                8,2
Het gemiddelde bereken je door alle cijfers bij elkaar op te tellen: 
6,7 + 7,3 + 5,1 + 8,2 = 27,3
en deze te delen door 4, want het zijn 4 avo vakken:
27,3 / 4 = 6,8
Gemiddeld sta je een 6,8 

Slide 10 - Tekstslide

Modus en Mediaan
Modus: het getal in een reeks die het vaakst voorkomt

Mediaan: het middelste getal van een reeks die oploopt van klein naar groot of afloopt van groot naar klein. 

Slide 11 - Tekstslide

Voorbeeld Modus
De modus is het getal met de grootste frequentie. 
In de rij: 1, 5, 9, 5, 3, 5, 11, 5, 5, heeft het getal 5 de hoogste frequentie (= komt het vaakst voor). Hier is 5 dus de modus.

Als er 2 of meer getallen dezelfde grootste frequentie hebben, dan is er geen modus. Bijvoorbeeld in de rij: 1, 4, 2, 4, 2, 1, 3, 8.

Slide 12 - Tekstslide

Wat is de modus in de volgende tabel?

Slide 13 - Open vraag

Voorbeeld Mediaan
Zet de getallenreeks eerst op volgorde
3, 4, 4, 6, 7, 8, 8
er zijn 7 waarnemingen, nr. 4 is de middelste
het vierde getal is 6. Dit is de mediaan.


Zaten er 6 getallen in de reeks, bijvoorbeeld
3, 4, 4, 6, 7, 8
dan zijn de middelste waarnemingen 4 en 6. 
De mediaan is dan (4 + 6 / 2)    5

Slide 14 - Tekstslide

als je nogmaals kijkt naar de
maximale temperatuur.
Wat is dan de mediaan?

Slide 15 - Open vraag