Quiz H3 Elektriciteit

• Natuurkunde / Scheikunde
• Middelbare school
• vmbo k, g
• Leerjaar 3

Elektriciteit

Pak allemaal je Ipad erbij. 

Stroomsterkte is een...

1. Grootheid
2. Eenheid

Eenheid van stroomsterkte

1. Ampere (A)
2. Wattage (W)
3. Volt (V)

Wat voor schakeling zie je hier?

1. Serieschakeling
2. Parallelschakeling

Wat voor schakeling zie je hier?

1. Serieschakeling
2. Parallelschakeling

In een serieschakkeling is overal de stroomsterkte () even groot.
Waar of Niet Waar

1. Waar
2. Niet Waar

In een parallelschakeling zijn alle stroomsterktes overal even groot.
Waar of Niet Waar

1. Waar
2. Niet Waar

Hoe bereken je de stroomsterkte in een parallelschakeling

1. Door alles bij elkaar op te tellen
2. Door alles door elkaar te delen
3. Door alles van elkaar af te trekken
4. Door alles te vermenigvuldigen

Hoe heet deze soort schakkeling?

1. Serie/parallelschakkeling
2. Gemengdeschakeling
3. Gecombineerde schakeling

Uit hoeveel groepen bestaat een huisinstallatie?

1. 1 groep
2. meerdere groepen

Hoe is de huisinstallatie geschakeld?

1. In serie
2. Parallel

De fasedraad is bruin, de schakeldraad zwart en de nuldraad blauw.

1. Juist
2. Onjuist

Bij kortsluiting word dan het aantal voltage (V) te groot of het aantal Ampère (A)

1. Voltage (V) (dus stroom)
2. Ampère (A) (dus stroomsterkte)

Bij overbelasting van een groep: word de totale stroomsterkte te groot, dus moet de groep te veel stroom verwerken.

1. Waar
2. Niet waar

Wat voor polen bevat een Batterij?

1. Een noord en een zuid pool.
2. of een pluspool en een minpool.

Eenheid van Vermogen is.

1. Watt (W)
2. Ampere (A)
3. Volt (V)

Formule van vermogen is

1. vermogen (P) = spanning (U) / stroomsterkte (I)
2. vermogen (P) = spanning (U) x stroomsterkte (I)
3. vermogen (P) = spanning (U) + stroomsterkte (I)
4. vermogen (P) = spanning (U) - stroomsterkte (I)

Een fietslampje heeft een spanning van 8 V en een stroomsterkte van 0,5A.
Wat is het Vermogen van het fietslampje.

1. 16 W
2. 8 W
3. 24 W
4. 4 W

Het energieverbruik kun je meten.
In welke eenheid meet je energieverbruik?

1. A
2. kWh
3. V
4. W

Aan het begin van het jaar was de stand van de kWh-meter 15000 kWh aan het einde van het Jaar 19600 kWh. Hoeveel heeft het gezin moeten betalen aan elektrische energie?
1 kWh is 25 cent.

1. 4600 euro
2. 1150 euro
3. 2300 euro
4. 18400 euro

Je hebt de afgelopen 5 dagen 120 kWh gebruikt, hoeveel vermogen heb je dan verbruikt?

1. 1 kW
2. 5 kW
3. 1000 W
4. 5000 W

Hoe heet de weerstand van je huid.

1. huidweerstand
2. contactweerstand
3. lichaamsweerstand
4. de weerstand heeft geen aparte naam

De lichaamsweerstand is groter dan de contactweerstand.

1. Waar
2. Niet waar

Wat geeft meer veiligheid bij elektrische apparaten.

1. Dubbele isolatie van de draden
2. Geen isolatie
3. Enkele isolatie van de draden

Welke zekering kun je maar één keer gebruiken?

1. Elektrische zekering
2. Smeltveiligheid

als je deze stekker in het stopcontact
steekt valt de stroom uit.
Wat is er gebeurd?

1. elektriciteitsdraden zijn gesmolten
2. de aardlekschakelaar is uitgeschakeld door kortsluiting
3. er is een zekering doorgebrand/uitgegaan door overbelasting
4. er is een zekering doorgebrand/uitgegaan door kortsluiting