Wat is LessonUp
Zoeken
Kanalen
Inloggen
Registreren
Yuverta
‹
Terug naar zoeken
BS 4.1: Voedsel
BS 4.1: Voedsel
1 / 23
volgende
Slide 1:
Tekstslide
Biologie
Middelbare school
vmbo g
Leerjaar 4
In deze les zitten
23 slides
, met
interactieve quizzen
en
tekstslides
.
Lesduur is:
45 min
Start les
Bewaar
Deel
Printen
Onderdelen in deze les
BS 4.1: Voedsel
Slide 1 - Tekstslide
Planning
Deze periode
Leerdoelen
Uitleg basisstof 4.1
Opdrachten maken
Wat hebben we geleerd?
Slide 2 - Tekstslide
Deze periode
Eerst
: thema 4 (voeding en vertering) en thema 5 (gaswisseling)
BOEK B
Deze worden samen getoetst!
Daarna
: thema 2 (ecologie) en thema 3 (mens en milieu)
BOEK A
Deze worden ook samen getoetst!
Slide 3 - Tekstslide
Leerdoelen
Je kunt beschrijven welke rol bacteriën en schimmels spelen bij de voedselproductie en bij voedselbederf
Je kunt de werking van enzymen beschrijven
Je kunt manieren noemen waarop voedsel kan worden geconserveerd
Slide 4 - Tekstslide
Wat voor soort stoffen zijn enzymen?
A
Koolhydraten
B
Eiwitten
C
Vetten
D
Mineralen
Slide 5 - Quizvraag
Enzymen
Ze versnellen de reactie van stofwisselingsprocessen zonder daarbij zelf verbruikt te worden
Het zijn eiwitten
Ze werken specifiek: 1 enzym kan 1 reactie versnellen
Slide 6 - Tekstslide
Sommigen werken maar 1 kant op, anderen beide kanten!
Slide 7 - Tekstslide
Welk enzym zit in speeksel?
A
Amylase
B
Lipase
C
Protease
D
Katalase
Slide 8 - Quizvraag
Amylase
Enzym wat in speeksel zit zorgt ervoor dat zetmeel kleiner wordt gemaakt in glucose zodat het opgenomen kan worden in het bloed
Slide 9 - Tekstslide
Enzymactiviteit
= de snelheid waarmee een enzym een reactie versnelt
Slide 10 - Tekstslide
Wat is de optimum (=beste) temperatuur voor amylase?
A
15 °C
B
28 °C
C
37 °C
D
80 °C
Slide 11 - Quizvraag
Enzymactiviteit
Is afhankelijk van:
temperatuur
zuurgraad (pH)
Bijvoorbeeld: enzymen in de maag werken het best bij 37 °C en een lage pH (= heel zuur)
Slide 12 - Tekstslide
Conserveren
= voedsel behandelen zodat het niet of minder snel bederft
Omstandigheden voor bacteriën en schimmels ongunstig maken
Slide 13 - Tekstslide
Ken je voorbeelden van conserveren?
Slide 14 - Woordweb
Conserveren
Kan op drie manieren:
Productie proces aanpassen
Conserveermiddelen toevoegen
Additieven toevoegen
Slide 15 - Tekstslide
Productie processen aanpassen:
Invriezen
Temperatuur verlagen tot -18 °C
Koelen
Temperatuur verlagen tot 4 °C
Pasteuriseren
Temperatuur verhitten tot 72 °C
Steriliseren
Temperatuur verhitten tot 130-140 °C
Luchtdicht verpakken
Inblikken of vacuüm verpakken
Drogen
Onttrekken van water aan het voedsel
Slide 16 - Tekstslide
Conserveermiddelen toevoegen:
Natuurlijke conserveermiddelen:
Zuur (augurken), suiker (jam), zout (olijven)
Kunstmatige conserveermiddelen:
Sulfiet (dranken)
Slide 17 - Tekstslide
Additieven toevoegen:
Stoffen die het product langer houdbaar maken of die het product er aantrekkelijker uit laten zien
Geurstoffen, kleurstoffen en smaakstoffen
Worden vaak aangegeven met een E-nummer
E staat voor een keurmerk dat het in Europa goed gekeurd is dit te gebruiken
Slide 18 - Tekstslide
Opdracht samen maken (1)
Slide 19 - Tekstslide
Opdracht samen maken (2)
Slide 20 - Tekstslide
Opdrachten maken (K)
Maak BS 4.1: opdrachten 3, 5, 7, 8
Slide 21 - Tekstslide
Opdrachten maken (GT)
Maak BS 4.1: opdrachten 1, 2, 5, 6
Slide 22 - Tekstslide
Wat hebben we geleerd?
Wat doen enzymen?
Werkt 1 enzym (bijvoorbeeld amylase) op alle reacties in ons lichaam?
Van welke twee dingen is enzymactiviteit afhankelijk?
Wat is conserveren?
Wat zijn voorbeelden van conserveren?
Slide 23 - Tekstslide