Wat is LessonUp
Zoeken
Kanalen
Inloggen
Registreren
Yuverta
‹
Terug naar zoeken
Verder H2.7 woordsoorten herhalen
H2.7 Grammatica
Persoonlijk voornaamwoord herhalen
Bezittelijk voornaamwoord herhalen
hulpwerkwoorden
zelfstandige werkwoorden
1 / 22
volgende
Slide 1:
Tekstslide
Nederlands
Basisschool
Groep 2
In deze les zitten
22 slides
, met
interactieve quizzen
,
tekstslides
en
2 videos
.
Lesduur is:
50 min
Start les
Bewaar
Deel
Printen
Onderdelen in deze les
H2.7 Grammatica
Persoonlijk voornaamwoord herhalen
Bezittelijk voornaamwoord herhalen
hulpwerkwoorden
zelfstandige werkwoorden
Slide 1 - Tekstslide
We gaan een fragment bekijken over het persoonlijk voornaamwoord
Let goed op, want er worden hierna vragen over gesteld!
Slide 2 - Tekstslide
Slide 3 - Video
Welk milieuvriendelijke vervoersmiddel van de foto's wil jij hebben?
Wat is 'milieuvriendelijke' in deze zin?
A
zn
B
bn
C
psv
D
bzv
Slide 4 - Quizvraag
Welke wil jij graag hebben?
Wat is in deze zin het psv?
A
welke
B
wil
C
jij
D
hebben
Slide 5 - Quizvraag
Het is tijd om hem te laten gaan.
Kan je 'hem' in deze zin vervangen door je eigen naam?
A
ja
B
nee
Slide 6 - Quizvraag
Wat voor soort woordsoort is 'hem' in de vorige zin? Gebruik afkorting!
Slide 7 - Open vraag
Heb jij het persoonlijk voornaamwoord al onder de knie?
0 = helemaal niet en 10 = helemaal
1
10
Slide 8 - Poll
Slide 9 - Video
Op zijn vraag gaf onze buurman geen antwoord.
Welke 2 bzv zie je in deze zin?
Slide 10 - Open vraag
En dan nu het bezittelijk voornaamwoord oftewel bzv
Let goed op, want ook na dit filmpje worden er vragen gesteld.
Slide 11 - Tekstslide
Bij mijn oma snoep ik altijd veel.
Wat voor woordsoort is 'mijn' in deze zin?
A
zn
B
bn
C
psv
D
bzv
Slide 12 - Quizvraag
Welke psv zie je in deze zin staan?
'Bij mijn oma snoep ik altijd veel.'
Slide 13 - Open vraag
Nog 1 keer op een rijtje welke woordsoorten je dient te kennen...
Slide 14 - Tekstslide
Alle woordsoorten op een rijtje
Zn
= MEDIPLADI + eigennamen + plaatsnamen
Lw
= de, het, een
Bn
= extra informatie over het zn
Vz
= geven aan waar of wanneer iets gebeurt
Ww
= doe- woorden
Psv=
verwijst naar een persoon, groep personen of voorwerpen
Bzv=
geven bezit aan
Slide 15 - Tekstslide
Ga nu naar Talent en open de lesstof van H2.7
Bekijk het uitlegfilmpje over de soorten werkwoorden.
Klaar?
iPad plat leggen, zodat ik kan zien dat je klaar bent.
timer
2:00
Slide 16 - Tekstslide
Ik volg een cursus.
'volg' =
A
hww
B
zww
Slide 17 - Quizvraag
Ik heb een cursus gevolgd.
'heb' =
A
hww
B
zww
Slide 18 - Quizvraag
Zelfstandig werkwoord/ zww
=Werkwoord dat een duidelijke betekenis heeft en zonder hulp van andere werkwoorden het werkwoordelijk gezegde vormt.
Slide 19 - Tekstslide
Hulpwerkwoord/ hww
= Werkwoord dat het zelfstandig werkwoord helpt en zelf geen duidelijke betekenis heeft.
Slide 20 - Tekstslide
Aan de slag
H2.7
Opdracht 9 t/m 13
Klaar?
Lesstof lezen en/of opdrachten van het hw voor morgen maken
Infinitief = hele ww
vb: maakt - maken
Huiswerk voor woe 16/02
timer
1:00
Slide 21 - Tekstslide
Nog een laatste mededeling..
Slide 22 - Tekstslide